dinsdag 28 december 2010

Publiek

Het was een mooi beeld wat Kees Hülsmann in zijn praatje bij het afscheid van Mieke Biesta en Zsofia Kiss schetste: 'De laatste bladzijde'.Gezeten vanuit het publiek kun je soms zien dat de musici hun laatste bladzijde omslaan. Zeker als de rechter pagina leeg is. En als de betreffende musicus veel noten te spelen heeft, weet je dan dat het bijna klaar is. Er zijn natuurlijk ook voorbeelden dat het begin van de laatste bladzijde al een half uur voor de slotnoot bereikt wordt, maar zelden bij de tweede violen, en zeker niet als ze de Notenkraker spelen.
En dat was afgelopen donderdag het geval.
Voor de liefhebbers is het concert nog te bekijken op de website van de AVRO, heb ik begrepen.

Maar dit was voor beide collega's natuurlijk een bijzondere laatste bladzijde; de laatste die ze in de Doelen voor het eigen publiek mogen spelen. De laatste van zeer velen, in meer dan 37 jaar. Moeilijk om voor te stellen hoe dat voelt, ik kijk er voor mezelf niet naar uit.
Het zou voor hen, met een dergelijke trackrecord, verdiend zijn om zelf de laatste bladzijde te mogen bepalen, maar zo werkt het helaas niet in het orkestbedrijf. Ver van tevoren wordt gepland, dus de keuzevrijheid voor de individuele musicus is beperkt. Je zou vast een mooie lijst kunnen samenstellen uit favoriete 'laatste bladzijden'. Misschien een item voor onze vernieuwde RPhO-website?

Ik begreep overigens dat Mieke en Zsofia dit seizoen nog wel onze opera-produktie meespelen en dat lijkt me qua repertoire en dirigent eigenlijk een toepasselijker afscheid. Der Rosenkavalier en Simon Rattle zijn belangrijke namen geweest in de geschiedenis van het orkest en de persoonlijke geschiedenis van beide musici.

Maar voor het eigen publiek gold vorige week als slotaccoord. En wat ik goed vond, en nooit eerder heb gezien, was, dat aan het publiek van die avond een papier werd uitgedeeld waarin het afscheid, met enkele persoonlijke woorden, werd aangekondigd. Het gebeurt zo vaak dat men wel iets ziet gebeuren op het podium, met bloemen enzo, maar niet precies weet waar het om gaat.
Een goed gebaar naar het publiek toe.
Een publiek wat, ook voor de politiek, de komende tijd alleen nog maar belangrijker wordt.  

zondag 12 december 2010

Bach

Het einde van het jaar is traditioneel de periode van de lijstjes, de overzichten, de scores.
Vorig jaar kwam The Gramophone met het beste orkest ter wereld, wat toevallig van Nederlandse bodem kwam. Nu hebben ze het beste koor bepaald. Geen Nederlandse koren in de top 20, wel Collegium Vocale uit Gent, die laatst met het RPhO in Mahler 2 schitterden.
En het Radiokoor uit Stockholm, die met ons het Requiem van Brahms zongen op het afscheidsconcert van Valery Gergiev (ook op dvd).
Van mij had het Omroepkoor er best in gemogen, maar die kennen ze vermoedelijk in het buitenland minder goed dan al die Engelse koren die op de lijst staan. Ik weet niet wat de minister en staatssecretaris morgen gaan voorstellen, maar misschien moet het koor de komende jaren wat vaker naar het buitenland reizen om haar internationale reputatie te versterken.

Bovenaan staat het Monteverdi Choir. De keren dat ik ze met John Eliot Gardiner heb gehoord was ik inderdaad diep onder de indruk. Niet alleen van hun koorklank, maar ook individuele prestaties in Mozart-opera's bijvoorbeeld, staan nog duidelijk in mijn geheugen gegrift. Zij hebben in 2000 een heel jaar aan Bach gewijd, een project om jaloers op te worden.
Want als er ooit één componist recht heeft op een eerste plaats, dan is het wel Johann Sebastian Bach. Niet alleen muziek van een ongelooflijke kwaliteit, maar ook met een louterende werking voor musici en luisteraars. En Gardiner kon zo een jaar lang in zijn huid kruipen, zijn keuzes als componist meevoelen. Wat moet dat met een mens doen?
Hij heeft beloofd er een boek over te schrijven. Ik ben heel benieuwd, en wil het zeker lezen.

Ik heb weleens gehoord dat Ivan Fischer Bach-motetten gebruikt tijdens de repetities van zijn Budapest Festival Orkest. Dat is wat onorthodox, maar ik kan me voorstellen dat dat voor de ontwikkeling en de klank, het  gezamenlijk ademen, van een orkest goed kan zijn. Ik denk niet dat Yannick dat in Rotterdam nog eens gaat introduceren, daarvoor ontbreekt doorgaans de tijd.

Pablo Casals, een van de allergrootsten in ons vak, begon de dag altijd met Bach. Ik heb weleens gedacht dat iets dergelijks op scholen ook niet slecht zou zijn, ware het niet dat niemand zal luisteren. Maar als het wel zou kunnen, vermoed ik dat het een positief effect op verschillende aspecten van een school zou kunnen hebben. Ik zou het de verschillende fracties in de Tweede Kamer aanraden, als moment van meditatie, voordat er belangrijke beslissingen worden genomen.
En de ambtenaren van OCW, inclusief de minister en staatssecretaris; elke ochtend verplicht een deeltje Wohltemperiertes Klavier voordat de koffie-automaat wordt aangezet.

Ze kunnen ook deze week naar de Doelen komen. Drie keer Bach op vrijdagavond. Een Vioolconcert, gereconstrueerd, een deel uit Musikalisches Opfer, prachtig geïnstrumenteerd door Webern, en de Tweede symfonie van Schumann. Romantische muziek natuurlijk, maar zo doordrenkt van de oude Bach. Vooral dat Adagio, een van de mooiste en gevoeligste delen die Schumann ooit voor orkest schreef, met een thema dat direkt uit Musikalisches Opfer komt.
Een avond voor Bach-liefhebbers. En wie is dat niet?

donderdag 2 december 2010

Laatste voorstelling

Bij theaterproducties, voor zover mijn ervaring strekt, wordt vaak geprobeerd om van de laatste voorstelling iets bijzonders, vaak ludieks te maken. Dat moet natuurlijk wel binnen bepaalde grenzen blijven want ook het publiek van die avond wil een optimale opvoering zien.
Vorige week hadden we met het orkest een serie van vijf RPhO-shows voor de basisscholen. Het was een reprise van vorig jaar, toen we het verhaal over Circus Rodolpho met een directeur (Remco Vrijdag), acrobaten, musici en een meisje wat de harten komt stelen, voor het eerst hebben gebracht. Een leuke en afwisselende voorstelling, met goede muziek van onder meer Kabalevski, Stravinsky en zelfs Sjostakovitsj. Ja, hij weer. Nu niet de zwaarmoedige sombere Sjostakovitsj, zoals hij ook altijd op foto's staat, maar de filmcomponist, humoristisch en effectief.
En Massenet met zijn beroemde, maar altijd weer ontroerende Méditation. Want het is tenslotte een violist, Bart uit België, die het hart van het meisje weet te veroveren en het circus redt. Wat de dikke tromboneclown en de dunne fluitclown niet gelukt is. Net zomin als Ronaldinho, die sneller xylofoneert dan zijn schaduw.
Want het mooie is dat in het verhaal de muziek en de musici alle aandacht krijgen.

Wat de dove of slechthorende leerlingen tijdens de laatste voorstelling daarvan hebben meegekregen, weet ik niet. Dat ze in de zaal zaten bleek uit de aanwezigheid van een doventolk, die, zo goed en zo kwaad als het ging, de tekst van de circusdirekteur in gebaren omzette. Dat was niet altijd eenvoudig. "Vannemedittum enne me dattum en vanneme zussem enne me zoüm." Maar zeker leuk om te zien hoe ze dat oplost.
Zo werd de laatste voorstelling inderdaad anders dan de andere. En kon de tolk niet verhinderen dat ze werd meegetrokken in het dansje voor de circusbruiloft (Hebben jullie dat wel eens meegemaakt, jongens en meisjes, lekkere ijsjes?).
Het dankbare publiek kon daarna nog laten horen hoe goed ze het circuslied, dat speciaal voor de gelegenheid is gecomponeerd, hadden ingestudeerd. Ook de juffen en meesters, en dat biedt weer hoop. Wat dat betreft heeft Rotterdam Zuid vorige week goed gescoord!

Merkwaardig toeval dat we juist in deze week het bericht kregen van het overlijden van een zeer dierbare collega. Mieke Bruijning, tweede violiste, heeft de lange maar ongelijke strijd tegen een slopende ziekte moeten opgeven. In een 'normale' week zouden we haar voor het publiek muzikaal herdacht hebben, maar bij deze show kon dat natuurlijk niet. Dat geeft een raar en ongemakkelijk gevoel, maar ook dat hoort bij dat merkwaardige vak van ons.

zaterdag 20 november 2010

Don Carlo

Gesualdo, of voluit 'Don Carlo Gesualdo di Venosa' was voor mij tot nu toe niet veel meer dan een naam uit de geschiedenisboeken. Een adellijke componist die zijn vrouw en haar minnaar vermoord had. En Strawinsky had er weleens wat mee gedaan. Zijn Monumentum pro Gesualdo ging, als ballet van Balanchine, precies vijftig jaar geleden in premiere, om de vierhonderdste geboortedag van de componist te vieren.
Hoog tijd voor de 450 dus!

Probleem is dat geboortejaren uit die tijd zelden betrouwbaar zijn, dus kunnen we nog een paar jaar doorgaan met die 450. Tot 2013, dan is hij 400 jaar dood.

Welk jubileum dan ook, woensdag klinkt er volop Gesualdo in de Laurenskerk. Hij schreef zijn madrigalen meestal voor vijf vocale stemmen, maar Jan Willem Nelleke heeft er een paar op een stijlvolle manier voor strijkorkest omgewerkt. Die vormen een belangrijk, en voor vele ongetwijfeld verrassend, onderdeel van onze laatste aflevering van Lof&Lust( http://www.laurenskerkrotterdam.nl/?fId=262&uId=2955). Vooral  'Moro lasso' is een klein wonder!
En dan blijkt dat oude muziek ook heel modern kan klinken. Vol chromatiek en extraverte contrasten. En dat het even duurt voordat we tot de kern kunnen doordringen.

Maar velen zijn ons voorgegaan. Niet alleen Stravinsky, maar ook Louis Andriessen en Jan van Vlijmen, Peter Maxwell Davies, Brett Dean, Ligeti en Schnittke. Dalbavie voltooide onlangs een opera over hem. Pollini speelt zijn muziek in zijn recitals. Abbado organiseerde een Gesualdo Festival en werd zo beïnvloed door de muziek dat hij sindsdien anders tegen de bekende meesterwerken van Bach en Mozart aankijkt. Allemaal gefascineerd door de figuur en de muziek van Gesualdo.

Zo'n fenomeen verdient een meer prominente plaats in onze muziekcultuur en ik ben blij dat we daar met Domestica, op onze eigen manier, een kleine bijdrage aan kunnen leveren.
Misschien vindt deze muziek ook nog weleens een plaats binnen de programmering van het RPhO.

Voorlopig houdt Yannick zich intensief met een andere Don Carlos bezig.
Maandag dirigeert hij de premiere van een gloednieuwe produktie aan de Met van Verdi's vijf-akter.
Ook Italiaanse muziek, ook met een hele eigen kleur, een unieke 'tinta', maar veel bekender dan die andere Don van Venosa.
We wensen hem veel succes.

maandag 15 november 2010

Revolutie

Het lijkt erop dat vandaag de dag de afstand tussen klassieke muziek en steeds groter wordt. Terwijl belangrijke politieke omwentelingen in het verleden vaak verbonden zijn met opera's en symfonieën.
Alleen al de onafhankelijk van België, de tien-daagse veldtocht, begon met een avondje in de opera. Het was een uitvoering van La Muette de Portici van Auber op 25 augustus 1830 die de opstand ontketende. Zo stom was dat vissersmeisje dus niet, want de vlam sloeg behoorlijk in de pan.
Voor de bestorming van de Bastille was geen opera nodig geweest, maar in de jaren die erop volgden was zeker behoefte aan muziektheater om de strijdbare idealen van vrijheid, gelijkheid en broederschap uit te dragen. De grote Franse namen waren toen Cherubini, Grétry en Méhul. Tegenwoordig net zo onbekend als Auber, maar voor Beethoven vormden ze een belangrijke bron van inspiratie. Niet alleen zijn Fidelio, maar ook zijnVijfde symfonie is zonder deze Franse voorbeelden ondenkbaar.

Alleen al daarom was het opmerkelijk nieuws dat de Vierde van Méhul afgelopen week in Londen in premiere ging. Niet helemaal premiere, want het stuk is in 1810 wel een keer uitgevoerd maar vervolgens verdwenen. Totdat iemand in 1979 een stapel partijen vindt in de bibliotheek van het Orchestre de Paris. Hij stelt een partituur samen en constateert dat hij een voorganger van de Symphonie Fantastique heeft ontdekt.
Je kunt je afvragen waarom het dan nog zo lang moest duren voordat het werk in Londen werd uitgevoerd.
Bovendien lijkt het erop dat het stuk wel in 1992 in Lissabon is opgenomen. Telt dat dan niet?
Volle zalen trek je er niet mee, maar toch is het wel interessant om te horen wat er in die woelige tijd geschreven is, wat de omgeving was van genieën als Beethoven en Berlioz.

Komende week gaan we een andere revolutie herdenken. Sjostakovitsj wijdde zijn Elfde symfonie aan de gebeurtenissen van 1905, de zogenaamde Eerste Russische Revolutie, die nog niet erg succesvol was en vele slachtoffers geëist heeft. Hij componeerde het in 1957, niet vijftig jaar na 1905, maar veertig jaar na 1917. En één jaar na Boedapest, het neerslaan van de Hongaarse opstand, als de Sovjet Unie, na de dood van Stalin, haar ware gezicht laat zien. Het zit allemaal in de muziek, in die zin actueel en belangrijk om te worden gespeeld en gehoord. Socialistische liederen, muziek van de revolutie klinkt in de muziek door. Eenvoudig en strijdlustig. Maar het waren ook de liederen die de gevangenen in de goelag zongen. Dat dubbele hoort bij Sjostakovitsj.

Het zullen geen vrolijke concerten worden deze week. Of het zou moeten zijn vanwege Simone Lamsma, een viooltalent waar we in Nederland trots op kunnen zijn.

maandag 25 oktober 2010

Componerende koningen

Er wordt weleens gespeculeerd over de mening van onze vorstin over de plannen voor de buiten-proportionele bezuigingen in de kunstsector. Zij geeft met enige regelmaat blijk van haar liefde voor de kunst en heeft zelf als beeldhouwster ook een directe ervaring met het maken van kunst. De klassieke muziek was waarschijnlijk meer het terrein van haar man, maar we hebben haar toch ook wel bij concerten van het Rotterdams Philharmonisch gezien en mogen ook af en toe bij staatsbezoeken acte de présence geven.
Cultuur blijkt een prima bijdrage te kunnen leveren in het onderhouden en verbeteren van de internationale contacten. De taal van kunst is internationaal en gaat, in de beste gevallen, rechtstreeks naar het gevoel en de diepere menselijke ervaringen. Dat lijkt ver verwijderd van politiek en staatszaken, maar zou het misschien niet moeten zijn.

Dat er binnen koninklijke families ook muziek gecomponeerd wordt is waarschijnlijk niet meer of nog niet van deze tijd. In Engeland maakt Prins Charles zich vooral druk over architectuur maar hij speelt ook cello. Zou hij weleens een stuk van een verre voorganger van zijn moeder gespeeld hebben?
Ik heb nooit geweten dat Hendrik de Achtste, die van die vrouwen, ook componeerde, maar kwam het tegen bij het zoeken naar repertoire voor de komende Lof&Lust. Op 3 november gaan we met Domestica weer de Laurenskerk in voor een nieuwe aflevering met de veroordeling van Thomas Moore als verhaal. Ruurt de Maesschalck zal de Engelse humanist spelen (www.domesticarotterdam.nl). Ook toen al waren er twijfels, al dan niet terecht, aan kwaliteit en vooringenomenheid van rechters......
Het publiek mag overigens mee-oordelen. Hoewel de kans dat Moore zijn doodstraf ontloopt niet groot is.

Over de gedragingen van het Nederlandse koningshuis mogen we ook  meer en meer ons oordeel vellen, na het bekijken van weer een televisie-serie op de publiek omroep. Nu over de Lockheed-affaire. Je vraagt je af wat er werkelijk van waar is. Maar zeer overtuigend vond ik de rol van Joop den Uyl, in alle mogelijk details. Inclusief het huishouden. Joop Keesmaat kruipt helemaal in die rol. En stond in september nog als Tasso met ons in de Laurenskerk. Een acteur om te koesteren.

Overigens ben ik van mening dat het MCO behouden moet blijven.

maandag 18 oktober 2010

Verderkijker

Dat muziek voor veel verschillende doeleinden en in uiteenlopende combinaties te gebruiken is, is geen nieuws. Zeker met Die Zauberflöte kun je vele kanten uit. Eigenlijk had Mozart dat zelf ook al gedaan met zijn Singspiel vol trucs, grappen en Vrijmetselaarsdiepgang. Een unieke samensmelting in een van de grote meesterwerken van het muziektheater.

Beethoven al gebruikte thema's in zijn variaties voor cello en piano.
In onze tijd heeft Frank Groothof een leuke versie gemaakt en op cd gezet die bij ons thuis vaak gedraaid is.
Nog populairder, vooral tijdens lange autoritten, was een andere voorstelling voor de kinderen onder de titel WAM, van het Haagse Briza, maar daar werd een ander verhaal verteld en was ook nog veel andere muziek van Mozart gebruikt.

Vorige week vormden een viertal aria's en de ouverture bij het Rotterdams Philharmonisch de bouwstenen voor een concertprogramma en een aflevering in de serie Muzikaal Verhaal. Geen zangsolist, maar een hobo, die een bewerking speelde. Bij bewerkingen kun je altijd vraagtekens zetten. De ene is wat overtuigender of fantasierijker dan de ander, en het origineel zou misschien beter werken, maar het is toch heerlijk om die muziek te kunnen spelen en horen. Bovendien wordt juist de hobo door componisten nog weleens als instrumentaal representant van een menselijk geluid ingezet. Een goede gelegenheid om onze eigen Karel Schoofs eens als solist te horen.
En die sprankelijkende ouverture natuurlijk, altijd weer lastig om te spelen.

We openden er op zondag het eerste Muzikaal Verhaal van dit seizoen mee. Een verhaal over Tuur die met een trompetvogel de koningin aan het lachen moet zien te krijgen. Dat zou Tamino niet gelukt zijn met zijn toverfluit - of was die van Papageno? - maar Tuur had dan ook een 'verderkijker'. Een verderkijk? Ja zeker. Eigenlijk wel een mooi woord.
En het loopt natuurlijk goed af. Twee keer, voor een lekker rumoerige zaal met veel kinderen en wat ouders.

En Papageno had nog een eigen voorstelling op vrijdag, vroeg in de avond.
Ook met wat stukjes Mozart, maar ook muziek en gedichten die zelf gemaakt waren door leerlingen van het Leo Kannercollege uit Leiden. De school en de stichting Papageno (www.stichtingpapageno.nl) werken met autisten en doen daar bijzondere dingen mee. Ze hadden nu een voorstelling in onze grote zaal gemaakt, met kostumms, belichting en alles erop en eraan. Ik mocht daar, met enkele collega's, een bescheiden rol in spelen, maar was vooral gefascineerd in wat er uit die jonge mensen komt, na een intensieve voorbereiding. Martin Baai, onze slagwerker, had twee weken met ze gewerkt en was diep onder de indruk.
Ik begreep dat er later dit seizoen ook nog dergelijke projekten met andere orkesten in Nederland volgen.

Als die dan nog bestaan.....
Vandaag gelukkig weer een voorzichtig positief geluid in het protest van de wethouders cultuur van de grote steden.
Er is nog hoop.
En misschien de regering een verderkijker cadeau doen. Dan kunnen ze zien wat de gevolgen op langere termijn zullen zijn.

Overigens ben ik van mening dat het MCO behouden moet blijven.

zaterdag 2 oktober 2010

Afscheid

Ik had nu eigenlijk iets willen schrijven over afscheid nemen.
Vorige week vertrok, na bijna veertig jaar, mijn zeer gewaardeerde collega Toshi Waki uit het orkest.
Zo gaat dat. Mensen worden ouder, bereiken de pensioengerechtigde leeftijd, en maken plaats voor nieuwe musici. Van Toshi heb ik veel geleerd. Hij was altijd optimaal voorbereid en kende het repertoire ook echt. Niet alleen zijn eigen partij. Bovendien wist hij te relativeren, belangrijke zaken van minder belangrijke te scheiden. Het potlood en de gum waar hij de laatste jaren zijn administratie mee voerde waren niet groot meer, maar het bleek ruim voldoende. Hij had niet veel aantekeningen nodig om toch te volgen wat de dirigent of aanvoerder wilde horen.
Het zijn de ervaren collega's, zoals hij, die de kennis aan de jongeren doorgeven, in de eerste plaats in de manier waarop ze met het vak omgaan. Zo ontstaat traditie, zo krijgt een orkest karakter. Iets wat in lange tijd moet worden opgebouwd. En wat eenvoudig met een enkele zin in een regeeraccoord kan worden afgebroken.....

Ik had willen schrijven over het afscheid van Sylvia Toth, de voorzitter van de Raad van Toezicht van het Rotterdams Philharmonisch. Een rol op de achtergrond, maar van wezenlijk belang. Ze heeft veel goede dingen voor het orkest gedaan, en houdt echt van de symfonische muziek en van het orkest. Het afscheidscadeau was ook zeer toepasselijk en gericht naar de toekomst: een nieuw te schrijven pianoconcert dat we in 2013 gaan uitvoeren.

Maar hoe zal ons muziekleven er over drie jaar uitzien.
Zou de politiek echt de kaalslag gaan plegen, zoals die nu in het regeeraccoord staat.
Met een enkele zin wordt het MCO, drie prachtige orkesten en een fenomenaal Omroepkoor, met wat daar allemaal omheen zit naar huis gestuurd.
Het geld is nodig voor andere zaken.
Zou men beseffen wat daarmee wordt weggegooid?

En er gaat nog veel meer bezuinigd worden, dus de rest van de orkestenwereld kan haar borst ook natmaken.
Uiteraard zijn er in deze economisch moeilijke tijden allerlei argumenten voor korten van kunstsubsidies. Maar waarom zo onevenredig veel?

Een orkest van 250 musici heeft vanochtend vroeg in Arnhem voor de CDA-leden treurmuziek gespeeld, in de hoop dat iets van de boodschap over zou komen. Veel collega's uit Hilversum, maar ook Rotterdam en Amsterdam waren vertegenwoordigd.
Op televisie hoor ik veel bezorgde leden zich opstellen tegen het regeeraccoord, maar de stemming is nog niet geweest. Een meerderheid tegen wordt niet verwacht. En wat zou er gebeuren als die er wel komt?

Kunst is op dit moment geen item in de politiek.
Milieu lijkt, zo kort na het mislukken van de top in Kopenhagen, ook vergeten.
Om treurig van te worden.
En wij spelen deze week 'gewoon' Mahlers Derde symfonie met Yannick, voor volle zalen, en voor de microfoons van BIS.
Alsof er niets gebeurd is?

O Mensch! Gib Acht!

maandag 20 september 2010

Tremolo

September 2010 lijkt voor Yannick in Rotterdam de maand van de Grote Symfonie te gaan worden.
Mahler 2 is al geweest, als festival-afsluiting en exportprodukt voor Parijs en Brussel, Mahler 3 klinkt op de laatste dag van september en tussendoor zit nog de Zevende van Bruckner, die ook mee naar Parijs gaat.

Het is misschien (nog?) niet het repertoire waar het publiek Yannick het meest mee associeert, maar de allereerste keer dat ik zijn naam ooit hoorde, jaren geleden, was toen zijn cd-opname van de Vierde Mahler uitkwam. Het zal een van de vroegste opnames met zijn orkest in Montreal geweest zijn, maar toen al wist hij de aandacht van de internationale pers op zich te vestigen. Als ik nu zijn cd-produktie overzie, lijkt hij zich daar sindsdien meer op Bruckner te hebben gericht.

Als orkest hebben we altijd meer met Mahler gehad, maar dat zal vast voor de meeste orkesten gelden. Hij componeerde met de ervaringen van de dirigent en wist voor ieder instrument uitdagende partijen te schrijven. Bruckner bleef in hart en nieren de organist, diep-religieus en idolaat van Richard Wagner. Een interessante combinatie. Bij hem is de samenklank veel belangrijker. Prachtige accoorden voor de kopersectie, met, in deze symfonie, een bijzondere rol voor het kwartet wagner-tuba's.

Een voor Bruckner typisch voorbeeld van samenklank is het strijkerstremolo, waarmee het eerste deel begint. De violen leggen in de hoogte een harmonie neer, voordat de celli met hun eindeloze melodie inzetten. Alleen al hierom is dit een van mijn favoriete Bruckners.
Dat tremolo moet bijna onhoorbaar zijn, meer een geur van wierook, een vaag schijnsel van zonlicht, waarin de melodie kan gedijen. De speelwijze is er een van snel heen en weer strijken, zodat je geen losse noten, geen ritmes hoort, maar een klankvlak.
Een speciale manier om dat te bereiken heb ik ooit tijdens de video-registratie van een repetitie in Berlijn gezien. Sergiu Celibidache dirigeerde, voor het eerst na een breuk van bijna veertig jaar, weer de Philharmoniker en nam uitgebreid de tijd om zijn bijzondere visie op dit toporkest over te brengen. De klank die hij voor deze openingsmaten zocht kon alleen bereikt worden als alle violisten streken in een rustig tempo, dat bij ieder individueel afweek van dat van de buurman. Voor elke speler die het waagde om toch in een hoge versnelling te gaan, zoals gebruikelijk, werd afgeslagen en opnieuw begonnen.
Het uiteindelijke resultaat was een prachtige ontspannen klank. Misschien niet het ideaal voor elke dirigent - we hebben dit met Simon Rattle ook weleens gedaan -, en zeker niet voor elk stuk, maar het is op zijn minst interessant om te merken hoeveel variatie je kunt bereiken met de manier waarop het tremolo gespeeld wordt.

zaterdag 11 september 2010

Voluit op het orgel

Binnen het thema 'Resurrection' van het Gergiev Festival neemt De Laurenskerk als locatie natuurlijk een bijzondere plaats in. Als oudste gebouw van Rotterdam, zo hoorde ik gisteren, en in 1940 als eenzame baken in een leegte van weggebombardeerde huizen.
De Laurenskerk was dinsdag de locatie voor een bijzonder Festival-concert, waarin onder meer bassisten uit Rotterdams Philharmonisch en Residentie Orkest, broederlijk verenigd, het Dies Irae van Oestvolskaja vertolkten, een compositie voor acht bassen en doodskist. Ik wil de symboliek hiervan in deze voor de culturele sector onheilspellende tijden niet teveel benadrukken.

De Laurenskerk fungeerde de zondag daarvoor tijdens een jeugdvoorstelling van het Festival als een van de hoofdrollen, samen met Loetje en de afwezige en onvindbare Dingeman. Een sprekende rol voor dirigent Wim Steinmann, die voor de gelegenheid een pak met gaten aangemeten kreeg. Rondom die kerk, die nog rechtop stond, gingen we met de kinderen in de zaal weer een stad bouwen. Maar de verwoesting, het bombardement, was hun ook niet bespaard gebleven. Want de voorstelling opent met een sirene en het geluid van naderende vliegtuigen.

Een andere muzikale uitwerking van die ramp hoorde ik gisteren, bij de opening van de permanente tentoonstelling in de Laurenskerk. In aanwezigheid van kroonprins en burgemeester liet Hayo Boerema zijn orgel loeien, sputteren, piepen, ronken en leeglopen zoals ik dat nog niet eerder heb mogen meemaken. 'Voluit op het orgel', om de woorden van Ab Klink te gebruiken. Wij zaten als strijkers van Domestica, na het spelen van wat Hellendaal, op een podium onder hem en kregen van de regisseur de opdracht een voor een op te staan en met afschuw naar een punt in de verte te kijken. Een eenvoudig maar zeer effectief dramatisch middel, zo bleek uit reacties van verschillende toehoorders. Alsof het bombardement daar echt plaats vond!

Van de tentoonstelling heb ik nog niet veel gezien, maar die zal zeker de moeite waard zijn.
En Hayo zien we weer in onze serie Lof & Lust in november. Dan kan hij weer voluit op het orgel. Met andere muziek weliswaar en op een van de andere mooie orgels die de kerk rijk is.

dinsdag 7 september 2010

Thuis

`Thuis` is niet alleen de plek waar je woont, of opgegroeid bent, maar soms ook waar het vertrouwd aanvoelt.

Dat gevoel van 'thuis' had ik de afgelopen dagen ook met Valery Gergiev.
Hij was er maar een paar dagen, en het was niet meer dan een jaar geleden dat we met hem gewerkt hadden, maar toch realiseer je je dan wat je dat jaar gemist hebt.
In mijn zeventien jaar bij het Rotterdams Philharmonisch heb ik voor Yannick nooit een andere chef-dirigent meegemaakt. Ben als het ware als RPhO-musicus met hem opgegroeid, en dat gaat ergens toch in je genen zitten. En het zit ook nog ergens in de genen van het orkest.
De klank was er aan het begin van de eerste repetitie meteen weer. Wonderlijk hoe zoiets gebeurt, want veel bewegingen maakt Gergiev niet. Hij lijkt inmiddels nog spaarzamer, efficiënter te zijn geworden, ook in de dingen die hij zegt. 'Just follow the line'. 'More character, more personality in the sound'. Met een paar opmerkingen en zijn unieke lichaamstaal zet hij een interpretaties neer waar je 'u' tegen zegt.
En waar ik me thuis bij voel.
En ik kreeg de indruk dat Gergiev dat gevoel deelde, dat hij herkende wat we in de loop der jaren hebben opgebouwd.

Dat zal vast ook met Yannick gaan gebeuren. Helaas moet ik zijn Tweede Mahler deze week missen. Ik ben vooral benieuwd hoe die aan de Champs-Elysées gaat klinken, waar zondag onze nieuwe RPhO-serie wordt geopend. Een 'tweede huis' voor ons in Parijs. Ook niet gek.

Zelf zit ik deze week bij het Onafhankelijk Toneel, waar we de produktie van Le Vin Herbé hernemen, na een succesvolle reeks in juni. Maandag was weer de eerste repetitie en weerzien met alle betrokkenen.
En ook dat voelde wel een beetje als thuiskomen. Thuiskomen in een productie en een stuk muziek, wat het verdient om nog vaak te worden uitgevoerd!
Voor geïnteresseerden staat een mooi filmpje met beelden van de voorstelling op de site van het Onafhankelijk Toneel (www.ot-rotterdam.nl)

zondag 29 augustus 2010

De stad in

Dat de zomer voorbij is, is buiten goed te merken. Toch is het officiële seizoen bij het orkest nog niet begonnen. Eerst storten we ons, traditie-getrouw, weer in het Gergiev-Festival.
En we zijn al wel weer een tijdje bezig.
Vorige week konden de fans meereizen naar Londen, dit weekend trokken we onze eigen stad in, naar een podium op de Veerhaven. Een sfeervolle maar helaas op dat moment wat winderige locatie. Tijdens de repetitie was het al een hele tour om de bladmuziek op de je lessenaar te houden, met dank aan de uitvinder van de wasknijper.
Tijdens het concert waren de weergoden ons, en het talrijke publiek, helaas nog minder goedgezind: de hoeveelheid water die halverwege het concert uit de lucht kwam vallen was te groot voor musici, muziekinstrumenten en luisteraars om verder te gaan. Voor het eerst in de geschiedenis van de Veerhaven-concerten moesten we opgeven. En dat was erg jammer, met dit aantrekkelijke programma. Prachtige solisten, getalenteerde dirigent, fantasierijke danseressen. Nu moeten we weer een jaar wachten voordat we terugkeren in onze Rotterdamse 'Waldbühne", onze "Hollywood Bowl" aan de Maas.
Het is raar: voor een symfonie-orkest is zo'n openlucht-optreden altijd een race met handicaps. Liever een zaal met een mooie akoestiek, waarin je je kwaliteiten kunt laten horen. Maar, zeker bij mooi weer, de sfeer, het losse karakter en het enthousiasme van de mensen maakt het toch tot iets bijzonders.
Bovendien kun we zo mensen bereiken die niet zo graag of makkelijk in de Doelen komen.

Ook in het Festival zijn weer allerlei prachtige optredens her en der in de stad.
Een bijzonder initiatief zijn de optredens langs de brandgrens van het bombardement van 1940.
Ik ben zelf geboren en getogen in Middelburg, waar zich een paar dagen later in mei 1940 een vergelijkbare ramp voltrok. Minder bekend maar zeker zo vernietigend. Ik ben natuurlijk veel te jong om het te hebben meegemaakt, maar ergens schept het toch een band. Foto's van de leegte, omgevallen muren, een enkele toren die nog overeind staat. En mensen die ertussen door lopen en later de verhalen hebben kunnen vertellen.

Op 4 september zijn een twintigtal gratis optredens in locaties als een metrostation (Doelenkwartet!) en de Bijenkorf. Met Domestica spelen we een voorproefje van "Wij bouwen de stad" (hoe toepasselijk) in de Paradijskerk. De echte premiere van deze nieuwe produktie is een dag later in de Jurriaanse Zaal.
Uitgangspunt is muziek van Paul Hindemith. Een Duitse componist, wat misschien misplaatst lijkt. Ware het niet dat hij zijn vaderland verliet tijdens het Hitler-regime en bovendien het grootste deel van de partituur van Almar Kok, jong Nederlands talent, is. Die heeft er een energiek, speels en af en toe swingend karakter aan gegeven.  Bovendien weet ik inmiddels dat we het voortbestaan van de Laurenskerk bijvoorbeeld, die een hoofdrol in ons verhaal speelt, niet te danken hebben aan de Rotterdamse bestuurders van die dagen, maar aan het historisch besef van de bezetter. 

vrijdag 20 augustus 2010

Ontdekking

In de praktijk van de klassieke muziek zijn we een groot deel van de tijd bezig met muziek die we al kennen. Die het publiek kent en graag nog eens wil horen.
Dat 'kennen' is overigens een relatief begrip, want in de grote meesterwerken valt voortdurend wel weer iets nieuws te ontdekken.
Zoals in de 'Eroica' van Beethoven, die we zaterdag voor de Proms in de Royal Albert Hall spelen (bij de BBC, dus rechtstreeks op de radio). Nooit eerder was mij opgevallen hoe intensief en gevarieerd Beethoven hier met ritmes omgaat, hoe 'dansbaar' veel van de symfonie eigenlijk is. Is toch niet het eerste waar je aan denkt bij een held.

Naast spelen van het bekende repertoire is er gelukkig ook nog voldoende gelegenheid om onbekende werken en componisten te ontdekken. Gisteren was zo'n moment.
Carlo Gesualdo (1560?- 1613) is de naam van de componist. We speelden gisteren voor de eerste keer een nieuwe bewerking van een van zijn madrigalen. De naam is niet onbekend, maar waarschijnlijk meer door de moord die hij pleegde op zijn vrouw en haar minnaar dan door zijn muziek. Want wanneer hoor je die nu?
Het is hele uitzonderlijke muziek, lijkt nergens op, althans niet op andere muziek, een beetje bizar soms, maar met een unieke en sterke expressie. Een figuur die als het ware los in de muziekgeschiedenis staat en in zekere zin zijn tijd ver vooruit. Hoewel ik dat altijd een raar begrip vindt.
Wel is het zo dat pas de laatste decennia door componisten aansluiting gevonden wordt. Stravinsky heeft zijn muziek bewerkt, net als Brett Dean. Schnittke heeft een opera over hem geschreven, en in oktober dirigeert Dalbavie de wereldpremiere van zijn eigen opera 'Gesualdo' in Zürich.
Gesualdo is hot.

Wij brengen Gesualdo met Domestica komende woensdag (25 augustus) in de Laurenskerk, als onderdeel van een voorstelling met het verhaal van kruisridder Tancredi en Clorinda. Met echte zwaarden en prachtige muziek van Monteverdi en Hellendaal.
En Barbara Strozzi (1619-1677). Ook een leuke ontdekking!

maandag 16 augustus 2010

Pièce de résistance

Het gebeurt niet vaak, maar uitgerekend bij het eerste concert van het seizoen ontstond er een misverstand over de programmavolgorde.
Meestal wordt een symfonie in een programma voor na de pauze bewaard. Als 'pièce de résistance'. Het zwaartepunt van het programma, waarin orkest en dirigent laten horen wat ze waard zijn.
Met een ouverture kun je op temperatuur komen, zowel de musici als het publiek, en daarna is in het concert het woord aan de (grote)solist. De dirigent is dan in een meer dienende functie en het orkest natuurlijk ook.
Bij uitzondering wordt zo'n solostuk weleens na de pauze geplaatst, maar niet elke compositie is daar geschikt voor. De paar voorbeelden die ik me herinner zijn vooral concerten van Brahms geweest. Zijn Tweede pianoconcert na walsen van Johann Strauss. Zijn Vioolconcert na de Zesde symfonie van Dvorak.
Dat het Celloconcert van Dvorak nu die eer te beurt viel, na een Mendelssohn-ouverture en een symfonie van Schumann, was dus eigenlijk niet zo raar. Want het was uitgerekend Brahms die ooit zei, na het horen van dit stuk, dat hij zelf zeker ook een concert voor cello geschreven zou hebben als hij geweten had wat daarbij mogelijk was.

En het verraste me weer hoeveel mogelijkheden Dvorak vindt, niet alleen voor de solopartij maar zeker ook voor het orkest. Vol van overtuigingskracht en fantasie wordt er een meeslepend verhaal verteld, zoals altijd bij deze componist, gekleurd door de volksmuziek. Elke professionele cellist heeft dit stuk gestudeerd, gespeeld en door anderen gehoord. Ik ook, maar veel details waren toch nieuw voor mij. Misschien is dat ook wel een bewijs van de kwaliteit van de partituur. Als er een ranglijst van soloconcerten zou zijn, gemeten naar de mate waarin het orkest een volwaardige rol kan spelen en de solist ook een dankbare partij heeft, dan zal dit stuk hele hoge ogen gooien.

Niet elke dirigent zal het leuk vinden om het slotapplaus te moeten delen met een solist, maar voor een goede uitvoering van het Dvorak-concert willen de meesten vast wel een uitzondering maken. En het orkest ook, als iedereen het maar tijdig en duidelijk te horen krijgt.