dinsdag 13 december 2011

Abschied

En toen was het Mahler-jaar alweer bijna ten einde.
Een dubbel jaar was het zelfs, want ook 2010 (150-ste geboortejaar) was voor Mahler.
Alsof hij dat nog nodig heeft.
Mahler wordt bij alle orkesten veel gespeeld, vaak voor volle zalen. En wat kun je anders doen dan zijn symfonieën uitvoeren? Een nieuwe versie van de Tiende misschien of de Eerste weer eens met een vijfde deel. In Leipzig hadden ze een festival met verschillende orkesten, zoals eerder ook in Amsterdam is gebeurd.

Bij ons in Rotterdam hebben we weinig extra's in de Mahler-jaren gedaan. Het moment dat we nu met Yannick Das Lied von der Erde spelen zal wel toeval zijn. Maar het past goed.
Het past goed omdat het een van zijn mooiste, meest intense stukken is. Eigenlijk de Negende symfonie, die hij op dat moment niet durfde schrijven, omdat hij geloofde dat dan zijn laatste zou zijn.
Het past ook goed omdat het hele stuk toewerkt naar het laatste deel, Abschied. Geen afscheid van Mahler, want die spelen we dit seizoen nog wel een paar keer. En al helemaal geen afscheid van Yannick, waar we nog veel van dit soort concerten mee hopen te spelen. Wel een beetje afscheid van 2011 alvast, hoewel er nog een week Bach volgt, maar echt afscheid van een van onze solo-altisten. Ron Ephrat verlaat met dit programma na vele jaren het orkest. Er zijn slechtere programma's denkbaar om vaarwel te zeggen.

Zo'n avond moet voor elke musicus een emotioneel moment zijn. Ron zal zijn altviool niet aan de wilgen hangen en nog her en der op de wereld aan kamermuziekfestivals deelnemen, maar je verlaat toch je collega's op het podium, dat vol bijzondere herinneringen is. Overigens zie je op zo'n avond dan weer vele oud-collega's, die er vaak nog goed uitzien,dus zo slecht zal het leven na het orkest ook niet zijn. Zolang je gezond bent.

En dat was Mahler niet. Vanaf het moment dat er een ernstige hartkwaal bij hem geconstateerd werd, componeerde hij met de wetenschap dat hij niet lang meer te leven had.
De Dood is, vanaf het begin in al zijn muziek prominent aanwezig. Hoeveel treurmarsen zijn er niet in zijn symfonieën te vinden, te beginnen met dat 'Vader Jacob in mineur'-thema in de Eerste? Maar juist dat is dan weer opvallend afwezig in Das Lied. Of het zou het tussenspel moeten zijn voor het laatste gedeelte van Der Abschied, voordat de ruiter van zijn paard af stijgt en zijn vriend een afscheidsdronk aanbiedt.
Daarna volgt een van de ontroerendste momenten uit het hele stuk: "Du, mein Freund, mir war auf dieser Welt das Glück nicht hold!". Ik moet dan aan Schubert en zijn Winterreise denken. Niet omdat de muziek daarop lijkt, maar wel het gevoel van eenzaamheid, de emotionele lading.

Leonard Bernstein noemt een andere associatie in de poëzie van John Keats, met name zijn Ode to a Nightingale: " Darkling I listen; and, for many a time 
    I have been half in love with easeful Death." 
Hij maakt een interessante vergelijking met de Negende, waarin Mahler ook afscheid neemt van het leven, maar meer als een berusting, een overgave aan de Dood. Das Lied, en zeker dit laatste deel voelt hij meer als een omarming van de Dood, waarbij de Dood synoniem is met de eeuwigheid. http://www.youtube.com/watch?v=E2EyPu9mxTg
Want zo eindigt het, zonder te eindigen. Ewig....Ewig....

Zoals Mahler het componeert kan niemand onberoerd laten, of het nu je laatste concert is of niet.
Maar zeker ook niet de manier waarop Christianne Stotijn de tekst overbrengt, op het podium doorleeft. En niet alleen als internationaal een van de beste zangeressen voor dit repertoire, maar ook zo samen met Yannick en de musici in het orkest, zoals fluitist Herman van Kogelenberg. Zij is zo'n solist waarvan je niet graag afscheid neemt. Gelukkig spelen we het vanavond nog een keer in Amsterdam. En hopelijk doen we de komende jaren nog veel andere muziek met haar.






dinsdag 6 december 2011

Escher op het Voorhout

Tussen de repetities en concerten met Ono door en voordat Yannick Das Lied von der Erde komt doen staat er met Domestica een programma Nederlandse muziek op het programma. Het GENECO bestaat honderd jaar en om dat te vieren spelen we het nonet van oprichter Jan van Gilse. Helaas niet in Rotterdam maar alleen in de Haagse Kloosterkerk. Dat stuk is ook al bijna een eeuw oud en klinkt af en toe erg naar een mooie Brahms. We hebben het lang geleden weleens in combinatie met de Serenade van Brahms (nonet-versie) gespeeld, maar daar is weinig van blijven hangen. Heel veel mollen en onhandige dubbelgrepen, dus dat vraagt nog wel wat aandacht. Maar heerlijk om weer eens in zo'n kamermuziekcombinatie met blazers te spelen.

De combinatie die we nu gemaakt hebben is met twee trio's van Rudolf Escher. Escher is internationaal een bekende naam, maar dan toch vooral oom Maurits, M.C.Escher. Er is een Haags paleis met diens grafische kunst gevuld, vlakbij de Kloosterkerk, aan een van de mooiste straten van Europa. Ze hadden wel contact met elkaar maar uit de briefwisseling blijkt hoezeer ze van mening verschilden over veel artistieke kwesties.
Rudolf woonde in Rotterdam toen op 14 mei de bommen vielen, en zijn huis ging, met vele partituren in vlammen op. Het blazerstrio had hij net voor een wedstrijd ingeleverd en is zodoende bewaard gebleven. Hij is verhuisd naar Oegstgeest waar hij later Van Gilse een onderduikadres kon bieden. Van Gilse, die ooit een te Duitse componeerstijl was verweten, had zich, met zijn zoons, zeer duidelijk tegen de bezetter gekeerd. Bij Escher thuis zou hij zijn laatste adem uitblazen. In zekere zin dus wel toepasselijk om de componisten in eenzelfde programma op te nemen.

Het strijktrio hebben we ook al eerder in RPhO-verband gespeeld, namelijk in de Vrienden-serie in Boijmans. Dat moet toch ook al zo'n negen jaar geleden geweest zijn, want ik herinner me nog goed hoe Willem Vos het programma ingeleid en aan elkaar gepraat heeft. Willem Vos was jarenlang artistiek manager van het RPhO geweest, maar die tijd heb ik niet echt meegemaakt. Wel als student in de zaal gezeten bij Tennstedt, Ormandy, Rattle, Sanderling. Prachtige concerten. Componisten als Berio (zie foto) en Lutoslawski had hij voor het orkest gekregen. Ik heb het gevoel dat er toen ook meer Nederlandse muziek klonk dan de laatste jaren. Vos bleek de muziek die we speelden goed te kennen en had nog nuttige aanwijzingen tijdens de repetitie die hij ook bijwoonde. Hij overleed niet lang daarna, in februari 2003, veel te jong. Later zag ik dat hij een boekje over Escher gepubliceerd had.
Wat mij betreft is Escher een componist die we bij het orkest ook wel weer eens vaker mogen gaan spelen. Zo'n Musique pour l'esprit en deuil bijvoorbeeld, of zijn Univers de Rimbaud. (http://www.youtube.com/watch?v=g_eeE4YmpPE
Eerst maar eens even wat kamermuziek, dinsdag in de Kloosterkerk.

zondag 4 december 2011

Bekend

Mark Elder was al lange tijd niet meer bij ons geweest, maar gedurende de week herinnerde ik me steeds meer van vorige keren.
Een gewoonte waarin hij zich onderscheidt van bijna al zijn collega's is de manier waarop hij de orkestmusici bij hun (voor)naam aanspreekt. Hij zal vast ergens een lijst klaar hebben liggen maar veel namen onthoudt hij, inclusief de uitspraak, wat voor een Engelsman niet altijd eenvoudig zal zijn. Het is wel een merkwaardige ervaring om van een langsreizende gast namen te horen die ik zelf nog niet ken, zoals bijvoorbeeld een Koreaanse achtste hoornist.


Wat ik me van Elder ook had kunnen herinneren is de inleidende woorden op het podium. Janacek was het toen, Taras Bulba, als ik me niet vergis. Een collega, die net een inleiding voor de Vrienden had gehouden, en daar veel voorbereiding aan had gehad, was daar niet zo blij mee. Maar het kan zeker goed werken. Misschien dat niet iedereen in de zaal Engels verstaat of behoefte heeft aan achtergrondinformatie, maar Elder weet knap de sfeer van een stuk in woorden te vangen en de muziek in zijn historische omgeving te plaatsen. Ik sluit niet uit dat een deel van de verpletterende uitwerking die de Vierde Sjostakovitsj vrijdag blijkbaar op het publiek in de zaal had aan zijn introductie kan worden toegeschreven. En ook voor ons kan het nuttig zijn.

Komende week staan weer andere 'gems' op het programma, maar dan meer van het soort 'highlights', misschien wel 'music for the millions'. Zonder enige negatieve bijklank, overigens. Integendeel.
Het Eerste vioolconcert van Bruch werd, denk ik, een tijd geleden veel meer gespeeld dan nu. Net als het Pianoconcert van Grieg, het Tweede pianoconcert van Rachmaninov, dat soort stukken. Een vorm van romantiek waar nu misschien minder plaats voor is.
Bruch stond altijd, zonder uitzondering, op een lp samen met Mendelssohn. Milstein, Grumiaux, de piepjonge Mutter, Perlman, ik zie de hoezen nog voor me. Bruch heeft nog twee vioolconcerten geschreven, en een Schotse Fantasie, die vooral door Heifetz werd gepropageerd, maar geen van die stukken kon dat vioolconcert in g mineur van zijn troon stoten. En het blijft heerlijke muziek. Het zal zeker smullen worden met een solist als Sarah Chang. Zij combineert het op haar cd overigens met het concert van Brahms, maar op youtube zijn natuurlijk ook live-registraties van haar te vinden.
Die Orgelsymfonie van Saint-Saëns is weer een ander verhaal. De Derde en laatste van zijn symfonieën, en misschien nog niet zo heel lang zo populair. Dat begon vooral in de 70-er jaren, toen de popsong 'If I had words', met het thema uit de finale aan de haal ging. Later werd het stuk gebruikt als filmmuziek in Babe, ook nooit slecht voor de verkoopcijfers.  
Overigens is het aandeel van het orgel in deze symfonie ook weer niet zo dominant, eigenlijk meer een belangrijk orkestinstrument, dat in twee van de vier delen mee speelt. Wel duidelijk hoorbaar natuurlijk, want achter zo'n orgel, zeker dat in de Doelen, kun je je niet makkelijk verstoppen. Alle gelegenheid dus om Hajo Boerema, doorgaans verborgen achter het grote orgel in de Laurenskerk, eens te zien spelen. Hij is specialist in het Franse romantische repertoire en heeft een van de leukste websites die ik ken, onder musici. Een aanrader: http://hayoboerema.com/

dinsdag 29 november 2011

Herfst bijna afgelopen

Komende week sluit het Philharmonisch de 'Russische Herfst' af met een groot uitroepteken. Zo kan je die Vierde symfonie van Sjostakovitsj toch wel noemen. Een gigantisch orkest - 8 hoorns, 6 fluiten, een regiment slagwerkers! - en drie kloeke delen.
Een uitstervend uitroepteken, want de finale eindigt met een lang pianissimo accoord in de strijkers, waarboven de celesta een motief enkele malen herhaalt.
Je zou je kunnen voorstellen dat een dirigent daar de boel de boel laat en af en toe de celesta-speler een inzet geeft, maar ik herinner me dat Haitink ooit tijdens een concert met ons in Antwerpen onenigheid met de toetsenist had over het moment van spelen en die onenigheid enige tijd en tamelijk opvallend bleef voortduren.

We hebben het stuk in Rotterdam met meer topdirigenten mogen spelen. Gergiev natuurlijk, meer dan eens. Tijdens een van de festivals hebben we het samen met het Mariinsky-orkest uitgevoerd en, als ik me goed herinner, zelfs opgenomen.
Mark Elder, Sir Mark, zei vanochtend dat hij kon merken dat de muziek bij ons in de genen zat. Dat moet de nalatenschap van Valery zijn.
Maar een uitvoering die ik me vooral ook is bijgebleven was de eerste keer dat ik met Roshdestvensky speelde. Ik herinner me hem van latere produkties vooral als clown die met een ongelooflijke techniek en muzikaliteit kan dirigeren, maar daar niet altijd zin in heeft. Die Sjostakovitsj-concerten waren wel degelijk aangrijpende gebeurtenissen.

Die Vierde symfonie heeft een unieke geschiedenis. De premiere werd, na vele dagen intensief repeteren, in december 1936 afgeblazen, omdat een uitvoering politiek veel te gevaarlijk leek. Het materiaal werd zelfs vernietigd, maar waarschijnlijk niet allemaal. Bijna 25 jaar later, ver na de dood van Stalin, heeft Sjostakovitsj de partituur weer gereconstrueerd. Het zal vast niet veel verschillen van de oorspronkelijke versie, maar het kan ook zijn dat hij zijn ervaringen van de tussenliggende jaren, bijvoorbeeld met orkestratie, bewust of onbewust heeft gebruikt. Aangezien hij zelf de reconstructie heeft gemaakt is het natuurlijk wel echte Sjostakovitsj, maar eigenlijk is het raar dat hier zelden over gerept wordt. Ik ken ook geen vergelijkbaar geval.

Wel wordt deze zelfde week een ander stuk van Sjostakovitsj uit de jaren '30 in Los Angeles wereldpremiere gebracht.
Althans een reconstructie van 40 minuten van wat in 1932 als een opera van 4 actes had moeten worden uitgevoerd, ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van de Revolutie. 'Orango' heet het verhaal over een kruising tussen een aap en een mens. Hij was nooit voltooid, om welke reden dan ook, maar een paar jaar geleden werden schetsen gevonden. Dirigent Salonen en regisseur Peter Sellars zullen er vast een mooie productie van maken.

Ik denk dat de 'Russische Herfst' als marketing-concept goed gewerkt heeft. Niet alleen Elder, maar ook anderen zullen ons orkest nog wel met die muziek associëren. Wat er nu me de lada gaat gebeuren weet ik niet, maar ik heb al voorgesteld naar zo'n mooie oude Citroën DS uit te kijken voor een Franse Lente of April in Paris. Daar wil ik dan wel in rijden.


zaterdag 8 oktober 2011

Op reis door Duitsland

Het weer hadden we in ieder geval mee.
En over de zalen viel ook weinig te klagen.
Beetje warm misschien.

En zo was ook de ontvangst van het publiek.
Dat begon al in Praag: het celloconcert van Dvorak in het Rudolfinum. Historische grond, mooie akoestiek, en natuurlijk een zaal vol kenners. Het was onderdeel van een Dvorak-festival en dit is zonder meer een van zijn bekendste en meest geliefde stukken.
Terecht dat Truls Mork daarvoor was gevraagd. Niet alleen geldt hij als een van de top-solisten op zijn instrument. Dit concert was ook het stuk waarmee hij een aantal maanden geleden zijn come-back op het podium maakte. Problemen in zijn schouder die moeilijk te diagnosticeren waren, hadden voor een afwezigheid van bijna twee jaar gezorgd. Nu speelde hij weer als vroeger, of misschien nog wel doorleefder. Zo'n ingrijpende ervaring zal niet in zijn koude kleren zijn blijven zitten.
Een klein detail herinnerde nog aan zijn problemen: de stemsleutel van de C-snaar was afgezaagd, zodat zijn nek meer ruimte naar achteren heeft. Dat is overigens een truc die ook cellisten zonder rugpoblemen wel gebruiken.

De twee Bruckner-symfonieën, Zeven en Acht, kwamen pas in Duitsland uit de koffer, allereerst in Nürnberg. Met vier Wagner-tuba's in de Meistersinger-Halle! Het zou de minst aantrekkelijke van de zalen blijken, dus misschien wel geschikt zo aan het begin. Hotel en zaal lagen naast elkaar, wat ideaal is, maar helaas wat buiten het centrum. Met een tramhalte op loopafstand vond ik toch nog tijd om een museum in te duiken. Ik wilde de stad niet verlaten zonder Albrecht Dürer te hebben gezien. Twee grote schilderijen van Duitse keizers hingen tegenover elkaar, naast ander werk. En natuurlijk nog even langs Rembrandt. Paulus, onbekend voor mij, en het beroemde vroege zelfportret. Meestal lukt het me wel om op tournee een paar Rembrandts te zien. Vaak voor het eerst, maar ook een hernieuwde kennismaking is bijzonder. Het blijft inspireren, misschien wel meer en meer, en de wereld hangt er vol mee, zeker Duitsland.

Freiburg bood mij de gelegenheid oude vrienden terug te zien en kort bij te praten. Ik was al te lang niet in de buurt geweest.
Zo'n tournee geeft je natuurlijk ook meer tijd voor de vrienden en collega's binnen het orkest.
Bovendien bezochten we steden die nauw verbonden zijn met componisten die we vaak spelen. Dat is ook een vorm van vriendschap die je kunt verdiepen.

Hamburg, waar we onze vrije dag hadden, is de stad van Brahms. Zijn geboortehuis staat er niet meer maar er is nog wel een aardig Brahms-Museum. Twee verdiepingen vol foto's, brieven en andere handschriften. Elke verdieping werd beheerd door een vriendelijke oudere dame, die allebei blij waren dat, ondanks het warme weer, iemand de moeite nam de verzameling te bekijken. Ze wisten veel te melden, eindeloze verhalen, en verzekerden mij dat Brahms, ondanks zijn langdurige verblijf in Wenen, altijd een Hamburger gebleven is. Net zo gesloten als de poort in het wapen van de stad. Heel anders dan de mensen uit Bremen, want die hebben de sleutel in het wapen. Ze wisten me nog over te halen op de piano van Brahms te spelen, voordat ik van de rest van de stad kon gaan genieten. Ik geloof wel dat je een componist en zijn muziek beter kunt 'verstaan' als je een indruk hebt van de omgeving waar hij is opgegroeid.

Een volgende gelegenheid deed zich voor in Bonn. De stad stond op zijn kop vanwege de viering van de Dag van de Duitse eenheid, maar verscholen in een smalle straat vond ik met enige moeite toch nog het geboortehuis van Beethoven. De kamer waar hij ter wereld kwam is nog te bezichtigen. Geen piano om op te spelen, maar de altviool waarop hij gespeeld zou hebben in het orkest van de keurvorst hing in een vitrine. En natuurlijk weer talloze handschriften en oude partituren.
Bij het keurvorstelijk paleis lieten alle Duitse deelstaten zich met aantrekkelijke presentaties van hun beste kant zien. Ik bedenk me dat ik me makkelijker kan voorstellen dat de jonge Ludwig daar ooit met pruik en altviool rondliep dan dat Bonn de hoofdstad van de Bondsrepubliek was. Echt de sfeer van een provinciestad, zoals het dat in de 18e eeuw ook geweest moet zijn.

Het laatste concert van de reis vindt in de Philharmonie van Keulen plaats.
Een mooie zaal en een goed concert, bekroond met een glas Kölsch, het plaatselijke bier, dat ons alle aangeboden wordt. We hebben niet veel tijd want moeten dezelfde avond nog thuis zien te komen, met bus, trein en tram.
Voor het concert besteed ik een laatste vrij uurtje in het Wallraf-Museum.
Ik had gelezen dat er een Titiaan zou hangen, maar dat bleel valse informatie.
Wel weer een mooie Dürer en Rembrandts laatste zelfportret, dat mysterieuze schilderij waar de oude man zichzelf lachend heeft afgebeeld. En zo was de Duitse cirkel dan toch mooi rond.

De ontmoeting met Titiaan zal komende week in de Laurenskerk plaatsvinden. Daar beginnen we met Domestica Rotterdam aan een nieuwe serie Lof&Lust, die heel  mooi dreigt te worden.

Daarover valt nog veel te melden, waarop ik mij, ook als blogger, de komende weken vooral ga richten.
Voor degene die de verhalen en activiteiten wil volgen, kijk op http://domesticarotterdam.nl/blog

woensdag 21 september 2011

Der letzte Kapellmeister?

De afgelopen week en de komende week is het bij het Philharmonisch de muziek van Anton Bruckner die de grootste klok slaat.
Gisteravond in Gent klonk de Achtste in de prachtige Sint Baafs-kathedraal, hoe toepasselijk, en luidden de klokken in de toren bij het verlaten van de kerk.
En zoals een symfonie van Bruckner associaties oproept met een kathedraal roept zijn werk, zeker bij de oudere orkestleden, altijd weer herinneringen op aan dirigent Kurt Sanderling.
Deze overleed zaterdag, bijna 99 jaar oud.
Op het concert dat in Rotterdam aan hem werd opgedragen klonk Schumann en Mendelssohn, naast Britten en Adams, maar ik begreep dat de avond in Gent met Bruckner ook ter nagedachtenis aan de grote Duitse maestro was bedoeld.



Hij is vaak in Rotterdam geweest, een paar programma's heb ik nog met hem mogen spelen.
Ik vond het een voorrecht, en velen met mij, maar ik begreep wel dat menigeen ook wel gemengde gevoelens had. Hij kon soms onaangenaam zijn en bepaalde passages eindeloos laten herhalen voordat hij tevreden was.
Hij had goede oren en een duidelijke visie.
Het vak had hij geleerd als repetitor bij de opera in het Berlijn van de jaren 30.
Een betere leerschool kon je niet krijgen. Bijna alle grote dirigenten in het verleden begonnen onderaan in een operahuis, werken met zangers, onverwacht inspringen voor zieke dirigenten en zonder repetitie een opera tot een goed einde brengen. Bovendien kon je in die jaren in Berlijn avond aan avond de grootste dirigenten in de verschillende operahuizen en concertzalen aan het werk zien. Bruno Walter, Erich Kleiber, Otto Klemperer, Wilhelm Furtwängler.
Hij moest als jood vluchten voor de nazi's en vertrok, integenstelling tot de meeste collega's, oostwaarts.
Lange tijd zou hij tweede dirigent in Leningrad zijn, bij het orkest waar Mwrawinsky, ook zo'n legende, de scepter zwaaide. Veel werken van Sjostakovitsj leerde hij daar al kennen voordat ze in premiere waren gegaan.




Als ik me goed herinner stond Sjostakovitsj ook op het programma van zijn laatste productie met ons: het Tweede celloconcert met zijn zoon Michael. En je voelde hoe dicht hij ooit bij de bron had gezeten.
Maar het was toch Bruckner, Brahms ook wel, dat het best bij hem paste. De ruimte, de Duitse klank, de grote lijnen.
Hij kon prachtige verhalen vertellen.
Verhalen die waarschijnlijk bij elk orkest weer hetzelfde waren.
'Habe ich das schon erzählt? Genau so? Dann ist mein Gedächtnis noch perfekt.'
Verhalen die duidelijk maakten hoe we moesten spelen, de sfeer, de klank.

Een jaar of tien geleden is hij gestopt met dirigeren.
Hij vond dat hij niet meer aan zijn eigen maatstaven kon voldoen. Een bewonderenswaardige, en voor een dirigent zeldzame, keuze.
Eigenlijk betekende dat al het afscheid van een generatie dirigenten, een traditie van Kapellmeisters in de goede zin van het woord.
Ik ben blij dat ik hem nog heb mogen meemaken

woensdag 14 september 2011

Eeuwigheid zonder hoop?

Een dirigent moet zijn visie op een stuk in de eerste plaats aan het orkest overbrengen en via het orkest in het klinkend resultaat aan het publiek.
Toch kan het ook wel interessant zijn om te horen wat ze nog over de muziek te melden hebben.
Niet allemaal kunnen ze dat goed verwoorden maar voor Yannick is dat geen probleem.
Op de website van het Gergiev Festival spreekt hij over de Achtste van Bruckner.
En wat bedoelt hij dan als hij het over de finale heeft, waar sprake is van eeuwigheid maar niet noodzakelijkerwijs van hoop? Een samenvatting van alles wat hij gecomponeerd heeft, een afsluiting, maar dan met gemengde gevoelens?



De Achtste is een van die stukken die begint in c mineur en eindigt in C majeur. Net als de Vijfde van Beethoven, maar die maakt de overgang naar majeur al bij de overgang naar het laatste deel en niet pas op het eind.
'Per aspera ad astra' heet dat dan. Door de moeilijkheden naar de sterren. Luctor et emergo zeggen we in Zeeland.
Maar blijkbaar is er bij Bruckner weinig reden tot blijdschap, geen overwinningsroes, althans volgens Yannick, als ik hem goed begrijp.

Er zit altijd veel Beethoven in Bruckner, ook in deze Achtste. Hij begint in de toonsoort van de Vijfde met het ritme van de Negende. Maar een Ode an die Freude wordt het niet. Wel krijgen we een prachtig Adagio, misschien wel zijn allermooiste, met veel Wagner-klanken en ritmes, vooral Tristan, voordat de Finale losbarst.
Het doet mij denken aan aanstormende legers te paard, zoals in Russische films uit de dertiger jaren. En dat blijkt niet ver naast de waarheid te zitten, zoals Bruckner die verwoord heeft. Hij had het stuk geschreven voor zijn keizer, Franz Joseph, 'Eure Kaiserliche und Königliche/Apostolische Majestät'. Een ontmoeting van de keizer met de Russische tsaar in Olmütz. Voor de strijkers componeerde hij een Kozakkenrit, in het koper klinkt militaire muziek en voor de trompetten had hij een fanfare in petto, voor het moment dat de vorsten elkaar treffen. Aan het eind komt nog een dodenmars en een 'verheerlijking'.
Het is zeldzame informatie die de componist in een brief aan dirigent Weingartner stuurt.
Maar het verandert niets aan de partituur.
Ik kan me ook nauwelijks voorstellen dat Bruckner zich bij het componeren van zo'n gigantische compositie heeft laten leiden door een dergelijk voorval, hoe 'apostolisch' hij zijn keizer ook vindt.

De waarheid staat in de noten en die zal moeten blijken tijdens een concert.
Wat voor elk stuk geldt, maar zeker voor een symfonie van Bruckner, is dat de spanningsboog moet kloppen.
Die begint al voor de eerste noot, voor de fluisterende klank van de violen in tremolo en twee hoorns.
Het vraagt om een heel specifiek vermogen aan een dirigent om een Bruckner-symfonie in gang te zetten, te laten beginnen. Als het ware meer een loslaten dan een activiteit.
De kwaliteit van dat begin, en van alles wat daaruit volgt, komt tot ontlading in de coda van de finale.
Als dat goed gaat is het een ongelooflijk moment, een emotioneel hoogtepunt. En wat heeft Bruckner dat geniaal geschreven! Een koraal in de strijkers eindigt met een paar fluitnoten en lost op met losse paukenslagen, voordat de coda inzet, Ruhig, pianissimo, mineur.
En bij de dirigenten en concerten waar het niet lukt, waar de opbouw niet klopt, de spanningsboog niet volgehouden is, is dat het dieptepunt, de grote teleurstelling. Ook dan kunnen er nog vele prachtige passages gepasseerd zijn. Ter illustratie een stukje youtube, waar de coda rond de elfde minuut begint, hoewel het bij zo'n kort fragment niet goed kan werken.

Celibidache is zo'n dirigent die met Bruckner naam heeft gemaakt.Curieus is dat de concertmeester op dat moment tijdelijk afhaakt. Snaar gesprongen?

Net zomin als een video de beleving kan overbrengen blijft dat op cd en radio ook beperkt. De echte beleving van de ontwikkeling van zo'n symfonie vindt plaats in de concertzaal. En dan kun je misschien de vraag beantwoorden of Bruckner een hoopvolle toekomst gezien heeft.
Ik weet het nog niet.

vrijdag 9 september 2011

Britten and the Sea

Met de zee als thema van het Rotterdam Philharmonic Gergiev Festival is het niet meer dan gerechtvaardigd dat daar muziek van Benjamin Britten klinkt.
Een twintigste-eeuwse componist die nog steeds ondergewaardeerd wordt.
Niet omdat hij nu zo modern componeerde, misschien juist omdat hij dat niet deed.
Hij werd nooit gerekend tot de avant-garde, maar ontwikkelde een hele eigen stem, een taal die vooral vocale wortels heeft. Natuurlijk en menselijk.



Als Engelsman die hield van de zee, de kust en de mensen die er wonen, verwerkte hij die liefde in veel van zijn opera's. Opera's die zelden in Nederland geklonken hebben. Alleen Peter Grimes misschien.
Billy Budd ging gelukkig afgelopen seizoen in Amsterdam, maar dat zou best eens voor het eerst geweest kunnen zijn.
Of Death in Venice hier ooit te zien was, weet ik niet, maar zo niet, dan wordt het hoog tijd.

Gergiev dirigeerde gisteren een suite uit deze laatste opera van Britten.
Instrumentale suites uit opera's hebben altijd iets problematisch, maar het is wel een manier om deze krachtige muziek, althans gedeeltelijk, vaker uitgevoerd te krijgen.
En hoe fascinerend is het dan om mee te maken hoe Gergiev zo'n partituur, voor ons en voor hem nog nieuw, benadert! Tijdens een zeer geconcentreerde repetitie duidt hij alle klankeffecten, ritmes (veel prominent slagwerk!) en balanskwesties en bereikt een expressief en uitgesproken verhaal.
Het zal moeilijk te vatten geweest zijn voor de mensen die niet weten waar de muziek in het verhaal past, de meesten zonder twijfel, maar ik ben blij dat het stuk op het, toch al lange, programma stond.



Ik verwacht dat Gergiev een belangrijke rol kan gaan spelen in de uitvoeringspraktijk van Brittens werk. Afgelopen seizoen klonk al Midsummernightsdream bij Mariinsky en er zullen er vast meer volgen. Britten had zelf een belangrijke band met de Russische muzikale cultuur, en dan vooral Sjostakovitsj, Rostropovitsj en zijn vrouw Vishnevskaja. Een passend eerbetoon als het belangrijkste operahuis van Rusland zijn mooiste werken op het repertoire gaat zetten.
Ik kan me overigens goed voorstellen dat ook Yannick op dat gebied mooie dingen kan gaan doen. Een eerste proef maken we zondag mee als hij het Festival afsluit met de Four Sea Interludes. Eigenlijk een soort
Peter Grimes suite, maar dan met vier zelfstandige delen. Waarmee Britten, als ideale zee-componist, het begin en het einde vormt.  


De combinatie met Mahler Negen, gisteravond, was een gelukkige.
Het zijn beide werken van kunstenaars die weten dat ze niet lang meer te leven hebben, met een zwak hart en een sterke geest. Britten heeft zich als dirigent en componist intensief met Mahler bezig gehouden, in een tijd dat dat nog niet erg vanzelfsprekend was. Na het horen van Das Lied von der Erde, toch een soort zusterwerk van de Negende, schreef hij: 'It is cruel, you know, that music should be so beautiful.'
En dat is zeker een thema uit Death in Venice, het wrede van schoonheid. Dat kan voor Visconti, bij zijn verfilming van het verhaal van Thomas Mann, ook het gevoel geweest zijn, toen hij voor Mahler en zijn adagietto koos. Britten specificeert de verschillende schoonheden als: loneliness & pain, strength & freedom, disappointment & neversatisfied love.
Het zit allemaal in zijn opera en het zit in die ongelooflijke symfonie van Mahler.
En het was Gergiev die ons daarin gisteren weergaloos de weg wees.

dinsdag 6 september 2011

Elf

Komend weekend is het tien jaar geleden.
Nine eleven.
Wie het meegemaakt heeft weet nog waar hij was toen hij het hoorde, 11 september 2001.

Wij werden er, de dagen erna, in het Gergiev Festival op een merkwaardige manier mee geconfronteerd.
Valery zat in Los Angelos en kon, vanwege het gesloten luchtruim, niet naar Europa vliegen.
Met hulp van Placido Domingo wist hij Mexico te bereiken en vanaf daar, een paar dagen te laat, uiteindelijk Rotterdam. Het is een van de kleine verhalen rond het drama dat de wereld schokte.



Vandaag vertelde mijn (Russische) buurman cellist mij over een andere associatie met het getal elf.
We repeteerden Sadko, de opera van Rimsky-Korsakov. Tussen alle 4/4, 3/4 en 6/8 maten dook opeens een 11/4-maat op. Een zeldzaamheid, zeker in het romantische repertoire, en altijd een beetje onhandig tellen.
Wladi kende de muziek niet, maar herinnerde zich dat ze in Rusland een rijmpje hadden om een elfkwartsmaat te kunnen tellen, met als strekking 'Rimsky-Korsakov, helemaal gek geworden'. Ik herinner me de Russische tekst niet meer, maar het telde elf lettergrepen. En misschien was deze opera wel de aanleiding.
Het gebruik van woorden om lastige ritmes goed uit te voeren, kan handig zijn. Ik vertaal een kwintool vaak in 'sinaasappeltje'. En dat kwam later weer van pas in de opera, bij het 'onderwater-ballet'.

Het is een mooie partituur. Russische sprookjesmuziek. Het verhaal raakt de kern van de Russische ziel. Volgens Orlando Figes, toch een autoriteit, 'was Sadko als mythe even belangrijk voor de Russen als Beowulf is voor de Engelsen en Kalevala voor de Finnen. Rimsky-Korsakov had overigens veel gemeen met Sadko: beiden waren zeeman en musicus en bovendien afkomstig uit Novgorod. Hij heeft de partituur zeer kleurrijk en fantastisch geïnstrumenteerd. Weinig componisten die dat vak zo beheersten als Rimsky-Korsakov.



Voor ons is het ideaal om dit te kunnen spelen met de zangers van het Mariinsky Theater. Als Gergiev over honderd jaar nog ergens voor herinnerd wordt, dan zal het in de eerste plaats door zijn werk in Sint-Petersburg zijn, waar hij niet alleen een operahuis tot hoge kwaliteit weet te brengen, maar vooral ook door het koesteren van de traditie van de Russische opera. Talrijke vergeten meesterwerken staan daar weer op het repertoire. Sommige daarvan hebben we in de loop der jaren ook in Rotterdam kunnen horen.
Wat mij betreft mogen we die bijzondere samenwerking nog jaren voortzetten.
En voor de liefhebber is komende zaterdagavond dus een must!

vrijdag 2 september 2011

Esthetisch?

Partituren van grote meesterwerken zijn er om tot klinken gebracht te worden.
De schoonheid komt via de oren.
Maar er zijn ook partituren die de ogen laten genieten.

Ik had ooit het plan een van de muren van mijn studentenkamer te behangen met de mooiste bladzijden muziek. Het is er nooit van gekomen, zoals het met de meeste plannen gaat.
Maar de laatste bladzijde van Mahler 9 was een belangrijke kandidaat. 
Kijk en geniet!

Overigens trof ik op zoek naar deze pagina op internet een intrigerende blog over de symfonie:

Met Conlon speelde ik ooit Mahler 8 in Rotterdam, Bernstein heb ik met Mahler 9 in Amsterdam meegemaakt: een van mijn meest indrukwekkende concertervaringen. 

En laten we hopen op een gepaste lange stilte na het slotaccoord, volgende week.

woensdag 31 augustus 2011

Bijzondere band

Over de band tussen een dirigent en zijn orkest, zoals in Berlijn, valt veel te melden.
De muziekwereld is vol mooie voorbeelden maar kent ook vele mislukkingen. En zelfs waar het goed gaat is het nog een kunst zo'n relatie tenslotte bevredigend te beëindigen.

De geschiedenis van Herbert von Karajan en de Berliner Philharmoniker is een bijzonder geval. In 1955 werd hij daar benoemd tot dirigent voor het leven en dat heeft hij vrij probleemloos, zeg maar: succesvol en winstgevend, volgehouden, tot in de jaren 80, toen een conflict over de benoeming van een vrouwelijk orkestlid uit de hand liep. Toch heeft dat niet geleid tot een definitief afscheid en stierf hij in 1989 als chef van de Berliner Philharmoniker. Een samenwerking van 34 jaar dus.
Dat komt niet vaak meer voor.
James Levine, die in 1973 tot chefdirigent bij de Met werd benoemd, is een zeldzaam voorbeeld, maar zijn gezondheidsproblemen zorgen voor veel speculaties over zijn opvolging.
Het past meer bij het verleden, toen dirigenten nog niet zo makkelijk en snel de wereld over reisden.
Ormandy in Philadelphia (44 jaar), Mengelberg in Amsterdam (50 jaar), en natuurlijk Eduard Flipse in Rotterdam ( 36 jaar).

Die heb ik natuurlijk niet meer meegemaakt, maar misschien dat het goede werk dat hij verricht heeft nog in de genen van het Rotterdams Philharmonisch zit.
Toen ik kwam had Jeffrey Tate net afscheid genomen.
Dat kun je wel een voorbeeld noemen waarbij de samenwerking tussen orkest en dirigent mislukt is en voortijdig werd stopgezet.
In mijn eerste seizoen speelden we daarom elke week met een andere dirigent. Dat had voordelen, maar vooral ook nadelen. Al spoedig volgde de benoeming van Gergiev tot chef-dirigent. In de achttien jaar dat ik nu in het orkest zit heb ik dus nog maar twee chef-dirigenten meegemaakt: Valery zou dertien jaar blijven, tot 2008. En in die jaren is zeker een bijzondere relatie gegroeid. Iets daarvan is te zien en te horen in de registratie van het afscheidsconcert met Ein deutsches Requiem van Brahms, wat ik nog altijd een waardevol document vind.

Maar het grootste deel zit natuurlijk in onze herinnering. En als je over herinneringen gaat praten heb je aan Valery een goeie. Hij weet nog precies welke stukken we waar hebben uitgevoerd en hoe het ging. Ik ken niemand met zo'n fenomenaal geheugen op dat gebied. Het zegt ook iets over de intensiteit waarmee hij elke keer weer een concert beleeft.
Er zijn veel hoogtepunten geweest. Niet alle collega's hebben daarbij dezelfde ervaringen, maar een die velen met me zullen delen was Mahler Negen in Kyoto. Een bijzonder stuk in een bijzondere stad. Een symfonie met een finale waarin de componist alles lijkt los te laten spelen tussen de Japanse Zen-tempels. Maar het was ook een speciale dag, want ver weg in Nederland werd Kees Hillen, onze voormalig artistiek leider, naar zijn laatste rustplaats gebracht.


En komend Festival komt het stuk weer terug.
Het zal zeker anders zijn. Elk concert is anders en al helemaal met een man als Gergiev.
Maar er zal ook worden voortgeborduurd op wat geweest is, wat we ooit hebben opgebouwd en meegemaakt. Hij heeft de partituur sindsdien vele malen gedirigeerd. Vooral met zijn LSO, de cd daarvan komt deze week op de markt. En hij is zeker weer gegroeid in het stuk.
En wij hebben het vorig jaar nog gespeeld met Yannick.
Wat voor concert het gaat worden valt niet te voorspellen, maar ik heb hoge verwachtingen.
Zo'n moment waarop ik me bevoorrecht voel op het podium te mogen zitten.

vrijdag 19 augustus 2011

Liebe und Schönheit

Onze eerste trip dit seizoen zit er al weer op.
Zondagmiddag landden we vanuit San Sebastian op Zestienhoven, sorry Rotterdam The Hague Airport.
Een uur te vroeg, als was het om alle vertraging van de vorige reis te compenseren.

Bijna zou ik nog op tijd thuis gekomen zijn om een documentaire over Herbert von Karajan op de televisie te zien. "Beauty as I see it." 
Karajan is een naam die hoort bij mijn jeugd. Ik luister zelden meer naar zijn opnames, die destijds de platenmarkt domineerden, maar een documentaire over dit fenomeen zie ik graag. En aan de enorme kwaliteiten van de man, op velerlei gebied wil ik ook niets afdoen. Alleen de mooie klank die hij nastreefde en hoogste prioriteit had interesseert me tegenwoordig minder. Toch had ik hem graag een keer live meegemaakt en er zijn opnames, zoals Meistersinger of Mahler 9, die nog steeds favoriet zijn.

De documentaire, die ik gelukkig ook op youtube aantrof, bleek interessante, voor mij onbekende, fragmenten te bevatten. Ze bevestigden het beeld van de 'controlfreak' en de waarde die hij hechtte aan uiterlijke zaken. Hij moest vooral zelf vaak en mooi in beeld zijn. Maar het was ook een eenzame man en op het eind van zijn leven lichamelijk een wrak. De kwetsbaarheid die toen ontstond leidde nog tot bijzondere uitvoeringen, zoals een van de mooiste Nieuwjaarsconcerten die de Wiener Philharmoniker ooit gaf.
Je ziet en hoort hier een diepe emotionele band tussen orkest en dirigent die al heel veel samen hebben meegemaakt. Ieder orkest zal zoiets nastreven, en ik denk dat we in Rotterdam met Valery een eind gekomen zijn. De dvd met Brahms Requiem laat daar zeker iets van zien en horen. En ook met Yannick komen we steeds dichter bij elkaar. San Sebastian was weer een stap in de goede richting.

Een prachtige zaal waarin je heel mooi zacht kunt spelen. En dat hebben we dan ook gedaan, zoals in de finale van de Derde Mahler. Was uns die Liebe erzählt.
Maar ook het eerste deel was al een eensgezind avontuur. Vooral Pierre Volders ging in zijn trombonesolo heel diep. 
Ik had hem die dag nog gefeliciteerd met zijn Mahler-prijs uit Italië, maar hij wist van niets. 
Der Internationale Schallplattenpreis Toblacher Komponierhäuschen werd deze zomer uitgereikt aan Neeme Järvi en het Residentieorkest voor hun cd van de Zevende symfonie van Mahler, waarvoor hulde, maar een belangrijk aandeel daarin is de tenortuba-solo. En ik had gehoord hoe Pierre die toen speelde.
Dus toch ook een beetje een Rotterdamse onderscheiding.
Misschien is dat wel een voorbeeld van de samenwerking die de minister voor zich ziet.

Welke ontwikkeling Karajan veroorzaakt en meegemaakt heeft bij het maken van geluids- en vooral beeldopnames is onderwerp van een andere documentaire, die ik ook op internet aantrof, Maestro for the screen uit 2008. Je ziet daarin hoeveel hij leerde van filmmakers als Clouzot en Niebelung, en er uiteindelijk zijn eigen, wellicht wat egocentrische, draai aan gaf. Een van de opmerkelijkste uitspraken, die ik nauwelijks kan geloven, is hoe Karajan ook aan het uiterlijk van zijn orkestleden extreme eisen stelde. De heren van het orkest, dames telde zijn Berlijnse orkest niet, moesten zorgen dat ze goed geschoren waren, baarden werden niet gewaardeerd, aldus concertmeester Brandis. En kalende mannen kregen pruiken! Voor wie het niet gelooft: (http://www.youtube.com/user/MaestroStark#p/c/649B71775CCCB3A6/3/WlkMoPcc96o) De uitspraken zijn te vinden rond de 3'.Ik weet niet precies in welke periode deze esthetische voorkeur bepalend was, maar ik ga zeker zoeken naar de haarstukjes.

Het is natuurlijk een leuke anecdote in een documentaire die boeiende vragen aan bod laat komen.
Hoe breng je een concert in beeld?
Welke beelden ondersteunen de muziek het beste? 
En in die kunst heeft Karajan een hele belangrijke rol gespeeld.

maandag 11 juli 2011

Zomer

We zijn alweer een paar dagen terug op Nederlandse bodem, na de aswolk-vertraging van twee dagen, maar de vermoeidheid komt nog uit alle poriën.
Het was een boeiende reis maar behoorlijk zwaar.
Niet alleen de gebruikelijke jetlag, maar ook meerdere gemiste, want in vliegtuigen doorgebrachte nachten en vele wacht-uren op luchthavens. En verder moest er natuurlijk gewoon gewerkt worden.

Ik heb, ondanks mijn smartphone, hier weinig van mij laten horen, maar er was een journalist in ons gezelschap die dagelijks zijn verhaal op internet heeft verspreid. Als ik de volgende tournee mijn toestel onder de knie heb zal ik weer een eigen verhaal maken.
Een terugblik is van mij ook niet meer te verwachten want de tent moet snel ingepakt worden om nog lekker met het gezin van een buitenlandse vakantie te gaan genieten. Begin augustus worden we alweer in topvorm in San Sebastian verwacht. En dan mag ik nog blij zijn dat ik niets geboekt had, want verschillende collega's moesten hun vakantievlucht laten schieten.
Anderen vonden na terugkomst hun rekening leeggehaald door criminelen.
Heel vervelend allemaal, maar dat had natuurlijk ook in Europa kunnen gebeuren.
En veel redenen tot klagen hebben we niet, als je daar de ongelooflijke armoede op straat ziet.
Een reis dus die nog lang stof tot nadenken biedt.
Ook over de vele boekhandels in Buenos Aires bijvoorbeeld, waar Jorge Luis Borges een nationale held lijkt.
Na tango-legende Carlos Gardel natuurlijk.

Voor iedereen een mooie zomer toegewenst en de hoop op een inspirerend seizoen met wellicht wat voortschrijdend inzicht in de politiek, waar onze staatssecretaris inmiddels toegeeft met de btw-verhoging niet erg gelukkig te zijn.

zaterdag 25 juni 2011

Begin van de tournee. Lima

Morgen kunnen we Peru laten horen wat we waard zijn. De affiches hangen er. Slatkin staat erop maar het orkest zal Detroit wel zijn.


zondag 19 juni 2011

Tom Poes, verzin een list!

Het is sinds de opera een beetje stil geworden, hier.
Dat was niet de bedoeling, er was genoeg om over te schrijven.

Met de Lord of the Rings was makkelijk een stuk te vullen geweest. In meerdere opzichten een unieke gebeurtenis.
Een prachtige samenwerking tussen Doelen en orkest, rijen voor de ingang vooraf en rijen in de pauze en na afloop voor de kassa om kaartjes voor volgend jaar te bemachtigen. Ik heb zelden zo'n ontlading  na de (lange) aftiteling gezien. Mensen maken iets bijzonders mee en hebben daar geld voor over. Hoeveel daarvan bij onze organisaties terechtkomt, of we de percentages van Zijlstra halen weet ik niet, maar nieuw, en internationaal, publiek hebben we zeker bereikt.
Ik had erover kunnen schrijven, maar de politiek hield me teveel bezig.

We hadden opnames met Yannick. Concert voor Orkest van Bartok. Weer heel wat anders dan de Ravel, Berlioz, Beethoven, Mahler. En Strauss. De nieuwe cd (Heldenleben) werd gepresenteerd aan de wethouder van Rotterdam, die ons in de politiek woelige tijden zal blijven steunen. En Bartok is meteen gerepeteerd voor de concerten in San Sebastian.
Ook hierover was genoeg te vertellen.
Ik had geen zin, geen motivatie.

Donderdag vertrekken we richting Zuid-Amerika, dus voor die tijd zal er hier ook niets verschijnen.
Misschien wel weer iets daarvandaan of na terugkeer. Sinds een week ben ik in het trotse bezit van een smartphone, wat vast ook mogelijkheden biedt voor deze blog, maar dat moet ik allemaal nog uitzoeken en oefenen. Misschien leidt het tot kortere teksten, wat kun je op zo'n ding, en eigen foto's. Mee met het snellere tempo en de beeldcultuur van de huidige tijd.

En even weg van de vaderlandse politiek.
Dat kan verfrissend werken, hoewel de cultuurpolitiek in Latijns Amerika ook niet overal te prefereren is.
Ik ben benieuwd of we er iets van mee krijgen.
Van de Haagse politiek wordt ik erg somber. Niet eens in de eerste plaats over de beslissingen, daar zullen wij als orkest misschien niet slecht van af komen. Maar meer over de motivatie van de keuzes, en het gebrek aan termijnvisie. Gebrek aan besef voor het belang van cultuur, voor de plaats van cultuur in de gewenste samenleving, enzovoorts, enzovoorts.
Ik geloof niet dat het slecht is als de subsidie-gever eisen stelt aan de instellingen die geld ontvangen. Er kan vast nog veel verbeterd worden. Maar geef de kunstenwereld die kans dan vooral!
En misschien mogen er dan aan de politiek ook eisen worden gesteld. Een minimum aan culturele bagage bijvoorbeeld. Waarom niet een verplichte boekenlijst, een paar films die ze gezien moeten hebben, wat toneelwerk, een paar symfonieën, een enkele Rembrandt en Vermeer?
Die boeken hoeven niet al te moeilijk te zijn, ze moeten tenslotte al zoveel lezen. Maar doe dan geen Ludlum of Dan Brown maar een paar bundels van Marten Toonder. Daar staan nog plaatjes bij ook. Híj zou over de huidige politieke ontwikkelingen, of de laatste economische crisis een mooi verhaal hebben kunnen schrijven. Ik sluit niet uit dat hij dat ooit al gedaan heeft, en dat de beleidsmakers met die kennis misschien fouten, dwaalwegen hadden kunnen voorkomen. Dat had ze vast een groter denkraam opgeleverd.
Bij Bommel is het altijd nog Tom Poes die de heer van stand en Rommeldam tot inzicht brengt, maar ik weet niet wie dat in Den Haag zou moeten doen?

zondag 5 juni 2011

Die Zeit.... (Rosenkavalier 9 en slot)

En toen was het weer voorbij.
Gisteren de laatste voorstelling van Der Rosenkavalier en warme woorden na afloop.
Wat overblijft is de herinnering.
En een televisie-registratie, vermoedelijk ook een dvd.
Was drum und dran hängt, ist mit dieser Stund vorbei.
Ik heb ervan genoten, en velen met mij.
En iets ervan zal toch wel blijven hangen. Het werken met topdirigenten is voor een orkest als vitamines.



Om af te kicken hebben we allemaal de heruitgave op cd van de opname uit 1976, onder leiding van Edo de Waart, gekregen. Ik had weleens naar de platen geluisterd maar nooit erg zorgvuldig. En nu ik de partituur inmiddels zo goed ken is het extra overweldigend welke enorme kwaliteit er uit de boxen komt.
En opwinding! Het moet een enerverende ervaring geweest zijn voor het orkest, net als dat destijds voor Strauss was tijdens het componeren.
Er staat een indrukwekkende lijst met solisten als Frederica von Stade, Ruth Welting (mevrouw de Waart) en José Carreras, maar het is vooral het orkest dat de sterren van de hemel speelt. Veel tijd en aandacht hebben ze besteed zijn aan deze grote onderneming, de eerste plaatopname van een complete opera in Nederland. Daarover kun je ook lezen in het informatieve boekje dat erbij zit. Edo de Waart verdient een groot compliment, maar zeker ook opnameleider Wilhelm Hellweg. En achter de schermen blijkt Ed Spanjaard al zijn steentje te hebben bijgedragen. Daar zal Opera Zuid, waar hij de opera afgelopen jaar dirigeerde, nog van geprofiteerd hebben en indirect dus ook DNO, op zoek naar invallers.



In bijna elke organisatie zul je achter de schermen mensen tegenkomen die zeker zo belangrijk voor de resultaten zijn als de mensen in de schijnwerpers. Dat geldt ook voor ons orkest en voor Alie Mink, die als artistic administrator vorige week afscheid  van het orkest nam. Ik weet niet hoe lang ze bij ons gewerkt heeft en welke titels tijdens die jaren bij haar functie hoorden, maar zij was degene die de contacten onderhield met de dirigenten en solisten. Ze is ook een tijdlang tourmanager geweest maar ik heb haar vooral leren kennen en waarderen in mijn werk voor de artistieke commissie, in soms moeilijke tijden. Ze had altijd aandacht voor het belang van de orkestleden. Iedereen, binnen het orkest en in de internationale orkestenwereld kende Alie en Alie kende iedereen. Vele oud-collega's kwamen dan ook naar haar afscheidsreceptie. Dat waren de musici die destijds met Edo de Waart Der Rosenkavalier opnamen en die er ook voor gezorgd hadden dat Simon Rattle zich prettig voelde in Rotterdam.

Je hebt, zelfs als orkest, de neiging om vooruit te kijken en het verleden te vergeten maar voor een gezonde ontwikkeling is het noodzakelijk om regelmatig stil te staan bij dat verleden. Dat verleden blijft een essentieel onderdeel van de identiteit. Een orkest ontwikkelt zijn kwaliteit in de loop van vele jaren. En hoe kwetsbaar dat is, hoe snel dat afgebroken kan worden, realiseren we ons des te meer in deze politiek zware tijden.
Voor Alie Mink zal wel weer een goede opvolger komen, maar we zullen haar zeker missen.
En de collega's van nu zullen ervoor moeten zorgen dat we over dertig jaar weer met de Rattle's van de toekomst kunnem werken.

Maar ik hoop ook dat we Simon de afgelopen maand voldoende aanleiding hebben gegeven in de toekomst een plek voor ons in zijn agenda in te ruimen. Dat zal zeker van meerdere factoren afhangen.
Wat rest zijn mooie herinneringen.
Zoals de manier waarop hij het accoord onder 'sonderbar'  neerlegde, fluisterzacht: 'Die Zeit ist ein sonderbar Ding.'
En dat is het!

zaterdag 28 mei 2011

Was will die Musi? (Rosenkavalier nr.8)

We beginnen al bijna op een echt operaorkest te lijken, deze week.
De Operadagen in Rotterdam zijn begonnen, en wij leveren als Rotterdams Philharmonisch dit jaar ons aandeel met een avond vol schitterende aria's en ouvertures. Een gala met Anna Caterina Antonacci. Dat belooft een avond vol drama en hartstocht te worden. La mort de Cléopâtre zong ze met ons in de zaal en in de studio met meer dan volle overgave.
Dit keer ook weer Berlioz, maar daarnaast bijvoorbeeld ook Carmen, Don Carlo en Idomeneo.
Mozart dus, dé grote inspiratiebron voor Rosenkavalier.


Een Mozart-opera wilde Strauss schrijven, na Elektra, en Hofmannsthal had daar wel oren naar. Het is vooral het verhaal van Le nozze di Figaro, waar hij op teruggegrepen heeft. La Contessa is nu de Marschallin, Octavian een nazaat van Cherubino, en de overspelige edelman wordt weer in de val gelokt.
Hofmannsthal plaatst zijn verhaal in het Wenen van keizerin Maria Theresia, het midden van de 18e eeuw dus.
Maar Strauss kon natuurlijk niet echt in de stijl van de vroeg-klassieken gaan componeren. Er zijn weliswaar enkele momenten, zoals tijdens de levée, waar hij er even aan ruikt, maar voor het overige is het vooral de Weense wals die luisteraar moet vervoeren.

Verbazingwekkend hoe overtuigend zo'n wals het publiek terug in de tijd brengt. Eigenlijk is dat muziek van honderd jaar later, maar het werkt veel beter dan 18e-eeuwse muziek. En Weenser kan eigenlijk niet. Die hele traditie van de ziveren roos is ook verzonnen, terwijl andere details juist weer heel echt zijn. Zoals de klok die de Marschallin om middernacht stil zet om het verstrijken van de tijd te stoppen. Als je meetelt kom je tot dertien slagen! Geen vergissing, want ik las dat klokken in die tijd een slag extra gaven voor het kwartier. Zo ontstond een merkwaardige attractieve mix tussen fantasie en werkelijkheid.

De realiteit voor Rattle is, dat hij de zaken op het toneel goed in de gaten moet houden en sturen om de boel niet te laten ontsporen. De zangers die helemaal opgaan in hun rol kunnen nog weleens wat vrijheden nemen. Maar als bij een enkele wals niet gezongen wordt laat hij het stokje nog weleens liggen en luistert genietend naar wat het orkest ervan maakt.
Dat kan natuurlijk niet bij die walsen in de derde acte, die achter het toneel worden gespeeld.
Daar zit een orkestje voor de baron en zijn liefje te spelen. Was will die Musi? Hab' sie nicht bestellt. 
We zien de collega's altijd in de kantine als wij, vermoeid na de tweede acte de bak uitkomen. Nog fris en in vrijetijdskleding, wetende dat ze ook nog redelijk op tijd thuis zullen zijn. Maar ik benijd ze niet.
Ik heb zelf ooit iets dergelijks gedaan, in Un ballo in maschera, maar toen zaten we in kostuum, met pruik en mailloot, op een rijdend decor. Wij konden toen gewoon op de dirigent in de bak spelen, maar die zien ze nu niet. Een aparte assistent, die contact houdt met Rattle, dirigeert ze. Dat contact is overigens vooral dat Rattle naar hun luistert via een kleine geluidsbox bij zijn hoofd. Het is de bedoeling dat het orkest tijdens hun walsjes andere dingen speelt, gedeeltelijk ook in een andere maatsoort, maar wel gelijk uitkomt.
Ook weer zo'n verwijzing naar Mozart, in dit geval Don Giovanni.



Ik weet niet of het er nog in zit met de nieuwste plannen van de staatssecretaris, maar ik denk dat het voor elk orkest goed is om af en toe opera te spelen. Het vraagt een bijzondere manier van reageren en flexibiliteit, waar je in andere repertoire weer van kan profiteren.
Bij DNO kunnen we vaak mooie produkties doen met interessante dirigenten, maar ik zou het ook niet erg vinden om weer eens in Rotterdam opera te doen. Ik hoorde deze week weer dat we met het Nieuwe Luxor eigenlijk een hele geschikte zaal hebben. Ligt, net als de Stopera, prachtig aan het water en ziet er van binnen stijlvol uit. En de akoestiek is ook heel bruikbaar, te horen aan de prachtige Jahreszeiten van Haydn, afgelopen woensdag.

Ik zie ons orkest daar ook wel een mooie opera spelen.
Over een paar jaar?
In de Operadagen?
Mozart, met Yannick?
Dat zal voorlopig wel meer fantasie dan werkelijkheid blijven, maar we moeten vooral ook blijven dromen.
Eerst nog een laatste voorstelling van Strauss met Simon Rattle in de Stopera.
Met veel genoegen!

dinsdag 24 mei 2011

Ohne mich, ohne mich jeder Tag dir so bang.

Het kopen van een kaartje voor de opera brengt risico's met zich mee.
Je weet nooit zeker wie je te horen krijgt. Bij zoveel zangers met zware rollen en tere stembanden kan er makkelijk iets misgaan. Maar zoveel als bij onze Rosenkavalier-productie heb ik nog niet eerder mee gemaakt. De opkomst van een aankondiger van DNO behoort inmiddels bij de vaste rituelen.

Gisteren was Kurt Rydl, onze Ochs, niet voldoende in staat om te zingen.
Hij voelde het 's morgens al.
Ik denk dat opstaan voor zangers veel spannender is dan voor gewone mensen. Vooral het moment dat je probeert of die stem nog goed zit, en je weet dat je later die dag een optreden hebt.
De hoop dat het voor de voorstelling nog goed zou komen moest hij uiteindelijk opgeven. Toen was er geen tijd meer om een vervanger in te vliegen, zelfs niet van Opera Zuid.
Gelukkig was er binnen de cast iemand die de rol goed kende. Runi Brattaberg is ingehuurd als politiecommissaris maar had de rol van baron Ochs, volgens de web-site van zijn management, als understudy voor de Met gedaan (http://www.musicaglotz.com/musiciens/brattaberg-runi-basse/). Hij moet de enige operazanger zijn met eigen (natuur)foto's op postzegels, en vermoedelijk trots op zijn afkomst van de Faeröer.


En hij was de enige die Rydl kon vervangen.
In dit geval alleen als zanger, vanaf de zijkant van het podium. Rydl speelde zijn rol zwijgend, totdat Brattaberg zijn eigen rol moest gaan zingen.

De rol van baron Ochs auf Lerchenau is een van de grote operarollen voor een bas.
Er zitten een paar hele lage noten in die er goed uit moeten komen. Dat zat gisteren wel goed.
Maar het is natuurlijk ook vooral een komische rol, waarin de tekst heel belangrijk is.
Aanvankelijk zou het ook de titelrol zijn, maar die ging uiteindelijk naar Octavian. En dat terwijl het vooral de vertolkers van de Marschallin zijn die de meeste aandacht trekken.
Ik weet niet of je beroemd kunt worden als Ochs. Kurt Rydl heeft er, als Wener en met meer dan 200 voorstellingen op zijn conto, wel een zekere reputatie mee opgebouwd.
Otto Edelmann, ook in Wenen geboren, is een (toepasselijke) grote naam uit het recente verleden.
Maar degene die, volgens mensen die hem hebben zien spelen, de rol het overtuigendst vertolkt heeft, moet Richard Mayr geweest zijn. Zoals de broemde sopraan Lotte Lehmann over hem schrijft: 'Mayr was Viennese, first and foremost, Viennese in what one might call the cosy, comfortable sense of the word, but at the same time an aristocrat. Rough-hewn, a country squire, nevertheless he was always surrounded by an aura of 'class'.'
Bij de Weense premiere, in april 1911, een paar maanden na de wereldpremiere in Dresden, was hij Ochs en Strauss had tegen hem gezegd dat hij steeds aan Mayr had gedacht bij het componeren van de rol.
Hij is te horen op de eerste registratie van de opera, opgenomen in 1933 in Wenen met Robert Heger als dirigent, maar daarbij is helaas het grootste deel van zijn rol weggevallen door de coupures.
Blijkbaar heeft hij de slotscene van de tweede acte een paar jaar daarvoor met Bruno Walter in Londen opgenomen. Duidelijk een studio-opname met het orkest erg op de achtergrond, maar fascinerend, niet alleen om te horen hoe Mayr zijn rol af en toe bijna spreekt en hoe subtiel Walter met tempi omgaat.

Aan het enthousiaste applaus na afloop te horen, heeft het publiek gisteren toch een mooie avond gehad.
Het moment dat Brattaberg in zijn eigen rol stapte, halverwege de derde acte, (en Rydl noodgedwongen zelf moest gaan zingen), zorgde onbedoeld maar begrijpelijk voor enige hilariteit. En of het meeste applaus nu naar de zanger of de acteur van Ochs ging weet ik niet, maar meestal het publiek artiesten in moeilijke omstandigheden wel te waarderen.

Dit was een noodoplossing, die de voorstelling kon redden.
Ik heb een keer meegemaakt dat een voorstelling niet te redden was.
Aan het eind van de eerste acte van Siegfried struikelde de tenor met desastreuze gevolgen voor zijn schouder en moest de voorstelling worden afgebroken. Het teleurgestelde publiek werd naar huis gestuurd en ook voor een orkest voelt dat erg onbevredigend. De meevaller was wel dat we gezamenlijk in de kantine naar een spannende voetbalwedstrijd van het Nederlands elftal konden kijken.
Toch hoop ik dat de laatste twee voorstellingen deze week verdere ziektegevallen bespaard zullen blijven.

zondag 22 mei 2011

Doppelter Bedeutung

Het werd met een grafstem gepresenteerd vrijdagavond door een dame van DNO.
Andermaal had een solist wegens ziekte moeten afzeggen.
Ik kan me voorstellen dat veel mensen voor Anne Schwanewilms, een grote naam op het gebied van Strauss, waren gekomen, maar het bood weer een Nederlandse zangeres de kans om bij DNO te debuteren in een van de mooiste rollen van het repertoire. Johanni van Oostrum had, net als Karin Strobos, de rol van de Marschallin niet lang geleden bij Opera Zuid gezongen, maar zou je zoiets zo makkelijk binnen een paar uur weer op kunnen halen en in een hele andere regie en met een andere dirigent zonder repetitie op de planken brengen?
Of zou ze er stiekem al rekening mee hebben gehouden?

Misschien was er een souffleur aanwezig, ik weet niet of dat tegenwoordig bij de opera nog gebruikt wordt. Je hoort zulke mensen nog weleens op oude live-opnames. Maar hoe dan ook, je moet als opera-zangeres gewoon een heleboel uit je hoofd kennen. Niet alleen de noten of de tekst, maar ook wat je geacht wordt te doen op dat toneel.
Ik realiseerde me van de week weer hoe anders dat ligt bij ons als instrumentalisten. Een regisseur vroeg, bij de voorbereiding van een produktie voor volgend seizoen in de Laurenskerk, wat de mogelijkheden waren om ons uit het hoofd te laten spelen. Die zijn er natuurlijk wel, maar voor ensembles en orkesten is zoiets erg ongebruikelijk en vraagt het veel meer voorbereiding. Afhankelijk natuurlijk van de muziek die je moet spelen. Melodieën zijn vaak makkelijker te onthouden dan begeleidingspassages, een overzichtelijke structuur kan helpen.

Voor zangers zal de tekst zeker ook een hulp zijn. Zeker als de tekst zo mooi is als die van Hofmannsthal en vervolgens zo natuurlijk op muziek is gezet. Ik las dat ze in Wenen weleens Der Rosenkavalier als toneelstuk hebben opgevoerd en dat dat heel goed werkte. Ik kan me dat wel voorstellen, hoewel de tekst, in tegenstelling tot Elektra, geschreven is voor het muziektheater, voor de werking als gezongen tekst. Maar ook zonder de muziek weet de tekst al een hele eigen sfeer neer te zetten. Hofmannsthal heeft een bijzondere taal gecreëerd die, in zijn eigen woorden, "wie alles in dem Stück - zugleich echt und erfunden war, voll Anspielung, voll doppelter Bedeutung".


Die dubbele betekenis is zeker een van de attracties van het stuk. Niet alleen in de tekst, maar ook in de muziek zal veel verborgen zitten wat pas na grondige studie naar boven zal komen.
Ik was gefascineerd door een passage aan het begin van de tweede acte. Geen belangrijke passage. Een zin van de Haushofmeister, waarin hij zijn baas Faninal aanspoort de bruidegom te gaan halen: "Der hochadelige Bräutigamsvater sagt: die Schicklichkeit muss ausgefahren sein, bevor der silberne Rose vorfahrt."
Het curieuze aan deze passage is dat componist en librettist beiden een fout maken: het gaat natuurlijk om de vader van de bruid, niet van de bruidegom. En de frasering die Strauss componeert na 'sagt' moet eigenlijk daarvoor staan: .., sagt die Schicklichkeit, muss ...  Op deze manier is het onzin. Waarom hebben ze dat laten staan?
In onze productie wordt nu 'Brautvater'gezongen, maar aan de noten in de partituur kun je weinig veranderen.
Ik heb het er even met Rattle over gehad, die aangaf dat Strauss in zijn haast en enthousiasme wel meer slordigheden had laten staan. Hij zou ergens per ongeluk zelfs een regie-aanwijzing op muziek hebben gezet. Hij componeerde in de volgorde van de opera, dus zal weleens ongeduldig zijn geweest om bij een volgende scene te komen. Maar Hofmannsthal stond bekend als zorgvuldig en lettend op elke punt en komma.
Zouden ze deze gezamenlijke en dubbele fout met opzet hebben gemaakt, zich zo als het ware deelgenoot hebben gemaakt van de gebeurtenissen en de opwinding in huize Faninal hebben vertaald in slordigheden?
Dat zal wel te vergezocht zijn.

Maar ik ga met plezier op zoek naar die dubbele bodems.
Wat bijvoorbeeld te denken van 'Jedes Ding hat seine Zeit'. De Marschallin zingt het als zij gaan ontbijten, terwijl Octavian iets heel anders van plan is. Maar het kan ook heel goed slaan op de hele opera en de stijl die ze daarvoor gekozen hebben.
Overigens is deze passage zo ongeveer de eerste tekst waar Strauss een melodie bij heeft geschreven. Op de eerste schets van Hofmannsthal, vijf velletjes die hij aan Strauss stuurde, zijn enkele aantekeningen van de componist te zien. Voornamelijk toonsoorten, een paar accoorden, een enkel motief. Daar begon het ooit mee. Fascinerend om te zien!

Van Oostrum heeft zich, voor zover ik dat kon horen, goed van haar taak gekweten. Er waren voor ons natuurlijk wel wat verrassende momenten, effectief door Rattle opgevangen. Een enkele keer duurde daardoor een accoord in de trombones onverwacht lang, maar dat vingen de heren goed op.
Ik ben benieuwd of er de komende week nog meer zangers uit de produktie van Opera Zuid moeten worden gebeld. Laten ze zich er maar op voorbereiden.

donderdag 19 mei 2011

Wie Du bist!

Nu de noten en coupures inmiddels wel duidelijk zijn, en de actvititeiten op de bühne grotendeels aan mij voorbijgaan, zijn er andere zaken die de aandacht trekken.
Zoals de klank van het orkest, van de accoorden die we mogen spelen.
De kunst van de 'Wohlklang' zoals de Duitsers dat zo mooi kunnen zeggen.
We kennen dat natuurlijk al wel uit zijn symfonische gedichten of zijn Vier letzte Lieder. En natuurlijk Metamorphosen, voor uitsluitend (23) strijkers, ook ooit met Simon gespeeld.
Strauss weet als geen ander met zijn harmonieën en instrumentatie een weldadig effect op de oren van zijn luisteraar te bewerkstelligen. Daarin kan hij heel ver gaan in het differentiëren, bijvoorbeeld in aantallen strijkers per stem, zoals een enkele cello die zich mengt met een hele violengroep. Wat dat betreft zijn zijn partituren heel interessant studiemateriaal om te leren orkestreren.

Het levert niet alleen de luisteraar maar ook de spelers een fysiek genot op, als je met je partij bijdraagt aan een accoordwisseling en daarmee aan de emotionele ontwikkelingen op het toneel. Je zou misschien denken dat zoiets in een komedie, zoals deze opera genoemd wordt, een marginale rol speelt, maar dat is allerminst het geval. Er zijn genoeg gevoelige en introspectieve momenten, de scenes waarin de personages zich in hun ziel laten kijken, zoals tegen het eind van het eerste en de laatste acte. Prachtig hoe de verandering die de Marschallin doormaakt tussen het begin en het slot van de 1e acte diepte krijgt in het verschil in toonsoort: van E majeur, in de beleving van Strauss bij uitstek geschikt voor erotische gevoelens, naar Es majeur waarmee zij zich aan melancholische gedachten overgeeft, zich realiserend dat het geluk maar tijdelijk is.
Als in de tweede acte Octavian en Sophie elkaar de liefde verklaren, moduleert het As majeur naar A als, voor hen nog ongemerkt, de Italiaanse paparazzi hen bespieden. Het gevaar wordt voelbaar gemaakt in de muziek. Eigenlijk wonderlijk hoe muziek opeens zo anders voelt en klinkt als je het een halve toon hoger speelt.
Het betekent wel dat je vanuit de bak, ook zonder de tekst steeds te verstaan, een groot deel van het drama mee kunt maken.

Het zal vast een onverwachte ontwikkeling geweest zijn voor het publiek in 1911, na Salome en Elektra, waarin door Strauss de grenzen van de tonaliteit en het betamelijke ruim werden overschreden, om zulke romantische muziek voorgeschoteld te krijgen. Zo kun je de openingszin ook beluisteren: 'Wie Du warst! Wie Du bist! Das weiss niemand, das ahnt Keiner! '  Het verrassingseffect in de tekst van het libretto verwerkt.
Er zullen zeker mensen teleurgesteld zijn geweest, mensen, die verwacht hadden dat Strauss de avant-garde zou aanvoeren en een atonale taal ontwikkelen. En juist dan keert hij terug in de tonale moederschoot. Ja, maakt hij het zijn publiek wel heel makkelijk met Weense walsjes.
Dat hij met deze opera wel degelijk iets totaal nieuws ontwikkelde was misschien niet zo duidelijk. Ik heb het gevoel dat hij Der Rosenkavalier, en de samenwerking met Hofmannsthal nodig had om om los te komen van de overheersende schaduw van Richard Wagner. En misschien lukt dat pas echt in de laatste scene, als Mozart om de hoek komt kijken: Ist ein Traum, kann nicht wirklich sein. 

De laatste acte vond ik afgelopen woensdag bijzonder geslaagd, zeker vanaf de opkomst van de Marschallin.
Dat ongelooflijk mooie accoord na 'Ich weiss auch nix. Gar nix.' , waaruit een lyrische trompetsolo zich losmaakt, en het daaropvolgende terzet van de drie sopranen. Dan ben je blij dat Strauss niet verder is gegaan op de weg van Elektra, maar heeft erkend waar zijn grote kracht lag.  
Over het begin van de avond was ik wat minder tevreden, maar dat kan aan mezelf gelegen hebben. Mijn rechterduim was, na een bloedige confrontatie met een gloednieuw aardappelschilmesje, dik ingepakt, wat enige aanpassing vergde, en een tv-camera had men vlak naast mij, in de toch al beperkte ruimte, geposteerd.
Het heeft vast mooie beelden van de dirigent opgeleverd.
Ik ben benieuwd naar de registratie.