woensdag 21 september 2011

Der letzte Kapellmeister?

De afgelopen week en de komende week is het bij het Philharmonisch de muziek van Anton Bruckner die de grootste klok slaat.
Gisteravond in Gent klonk de Achtste in de prachtige Sint Baafs-kathedraal, hoe toepasselijk, en luidden de klokken in de toren bij het verlaten van de kerk.
En zoals een symfonie van Bruckner associaties oproept met een kathedraal roept zijn werk, zeker bij de oudere orkestleden, altijd weer herinneringen op aan dirigent Kurt Sanderling.
Deze overleed zaterdag, bijna 99 jaar oud.
Op het concert dat in Rotterdam aan hem werd opgedragen klonk Schumann en Mendelssohn, naast Britten en Adams, maar ik begreep dat de avond in Gent met Bruckner ook ter nagedachtenis aan de grote Duitse maestro was bedoeld.



Hij is vaak in Rotterdam geweest, een paar programma's heb ik nog met hem mogen spelen.
Ik vond het een voorrecht, en velen met mij, maar ik begreep wel dat menigeen ook wel gemengde gevoelens had. Hij kon soms onaangenaam zijn en bepaalde passages eindeloos laten herhalen voordat hij tevreden was.
Hij had goede oren en een duidelijke visie.
Het vak had hij geleerd als repetitor bij de opera in het Berlijn van de jaren 30.
Een betere leerschool kon je niet krijgen. Bijna alle grote dirigenten in het verleden begonnen onderaan in een operahuis, werken met zangers, onverwacht inspringen voor zieke dirigenten en zonder repetitie een opera tot een goed einde brengen. Bovendien kon je in die jaren in Berlijn avond aan avond de grootste dirigenten in de verschillende operahuizen en concertzalen aan het werk zien. Bruno Walter, Erich Kleiber, Otto Klemperer, Wilhelm Furtwängler.
Hij moest als jood vluchten voor de nazi's en vertrok, integenstelling tot de meeste collega's, oostwaarts.
Lange tijd zou hij tweede dirigent in Leningrad zijn, bij het orkest waar Mwrawinsky, ook zo'n legende, de scepter zwaaide. Veel werken van Sjostakovitsj leerde hij daar al kennen voordat ze in premiere waren gegaan.




Als ik me goed herinner stond Sjostakovitsj ook op het programma van zijn laatste productie met ons: het Tweede celloconcert met zijn zoon Michael. En je voelde hoe dicht hij ooit bij de bron had gezeten.
Maar het was toch Bruckner, Brahms ook wel, dat het best bij hem paste. De ruimte, de Duitse klank, de grote lijnen.
Hij kon prachtige verhalen vertellen.
Verhalen die waarschijnlijk bij elk orkest weer hetzelfde waren.
'Habe ich das schon erzählt? Genau so? Dann ist mein Gedächtnis noch perfekt.'
Verhalen die duidelijk maakten hoe we moesten spelen, de sfeer, de klank.

Een jaar of tien geleden is hij gestopt met dirigeren.
Hij vond dat hij niet meer aan zijn eigen maatstaven kon voldoen. Een bewonderenswaardige, en voor een dirigent zeldzame, keuze.
Eigenlijk betekende dat al het afscheid van een generatie dirigenten, een traditie van Kapellmeisters in de goede zin van het woord.
Ik ben blij dat ik hem nog heb mogen meemaken

woensdag 14 september 2011

Eeuwigheid zonder hoop?

Een dirigent moet zijn visie op een stuk in de eerste plaats aan het orkest overbrengen en via het orkest in het klinkend resultaat aan het publiek.
Toch kan het ook wel interessant zijn om te horen wat ze nog over de muziek te melden hebben.
Niet allemaal kunnen ze dat goed verwoorden maar voor Yannick is dat geen probleem.
Op de website van het Gergiev Festival spreekt hij over de Achtste van Bruckner.
En wat bedoelt hij dan als hij het over de finale heeft, waar sprake is van eeuwigheid maar niet noodzakelijkerwijs van hoop? Een samenvatting van alles wat hij gecomponeerd heeft, een afsluiting, maar dan met gemengde gevoelens?



De Achtste is een van die stukken die begint in c mineur en eindigt in C majeur. Net als de Vijfde van Beethoven, maar die maakt de overgang naar majeur al bij de overgang naar het laatste deel en niet pas op het eind.
'Per aspera ad astra' heet dat dan. Door de moeilijkheden naar de sterren. Luctor et emergo zeggen we in Zeeland.
Maar blijkbaar is er bij Bruckner weinig reden tot blijdschap, geen overwinningsroes, althans volgens Yannick, als ik hem goed begrijp.

Er zit altijd veel Beethoven in Bruckner, ook in deze Achtste. Hij begint in de toonsoort van de Vijfde met het ritme van de Negende. Maar een Ode an die Freude wordt het niet. Wel krijgen we een prachtig Adagio, misschien wel zijn allermooiste, met veel Wagner-klanken en ritmes, vooral Tristan, voordat de Finale losbarst.
Het doet mij denken aan aanstormende legers te paard, zoals in Russische films uit de dertiger jaren. En dat blijkt niet ver naast de waarheid te zitten, zoals Bruckner die verwoord heeft. Hij had het stuk geschreven voor zijn keizer, Franz Joseph, 'Eure Kaiserliche und Königliche/Apostolische Majestät'. Een ontmoeting van de keizer met de Russische tsaar in Olmütz. Voor de strijkers componeerde hij een Kozakkenrit, in het koper klinkt militaire muziek en voor de trompetten had hij een fanfare in petto, voor het moment dat de vorsten elkaar treffen. Aan het eind komt nog een dodenmars en een 'verheerlijking'.
Het is zeldzame informatie die de componist in een brief aan dirigent Weingartner stuurt.
Maar het verandert niets aan de partituur.
Ik kan me ook nauwelijks voorstellen dat Bruckner zich bij het componeren van zo'n gigantische compositie heeft laten leiden door een dergelijk voorval, hoe 'apostolisch' hij zijn keizer ook vindt.

De waarheid staat in de noten en die zal moeten blijken tijdens een concert.
Wat voor elk stuk geldt, maar zeker voor een symfonie van Bruckner, is dat de spanningsboog moet kloppen.
Die begint al voor de eerste noot, voor de fluisterende klank van de violen in tremolo en twee hoorns.
Het vraagt om een heel specifiek vermogen aan een dirigent om een Bruckner-symfonie in gang te zetten, te laten beginnen. Als het ware meer een loslaten dan een activiteit.
De kwaliteit van dat begin, en van alles wat daaruit volgt, komt tot ontlading in de coda van de finale.
Als dat goed gaat is het een ongelooflijk moment, een emotioneel hoogtepunt. En wat heeft Bruckner dat geniaal geschreven! Een koraal in de strijkers eindigt met een paar fluitnoten en lost op met losse paukenslagen, voordat de coda inzet, Ruhig, pianissimo, mineur.
En bij de dirigenten en concerten waar het niet lukt, waar de opbouw niet klopt, de spanningsboog niet volgehouden is, is dat het dieptepunt, de grote teleurstelling. Ook dan kunnen er nog vele prachtige passages gepasseerd zijn. Ter illustratie een stukje youtube, waar de coda rond de elfde minuut begint, hoewel het bij zo'n kort fragment niet goed kan werken.

Celibidache is zo'n dirigent die met Bruckner naam heeft gemaakt.Curieus is dat de concertmeester op dat moment tijdelijk afhaakt. Snaar gesprongen?

Net zomin als een video de beleving kan overbrengen blijft dat op cd en radio ook beperkt. De echte beleving van de ontwikkeling van zo'n symfonie vindt plaats in de concertzaal. En dan kun je misschien de vraag beantwoorden of Bruckner een hoopvolle toekomst gezien heeft.
Ik weet het nog niet.

vrijdag 9 september 2011

Britten and the Sea

Met de zee als thema van het Rotterdam Philharmonic Gergiev Festival is het niet meer dan gerechtvaardigd dat daar muziek van Benjamin Britten klinkt.
Een twintigste-eeuwse componist die nog steeds ondergewaardeerd wordt.
Niet omdat hij nu zo modern componeerde, misschien juist omdat hij dat niet deed.
Hij werd nooit gerekend tot de avant-garde, maar ontwikkelde een hele eigen stem, een taal die vooral vocale wortels heeft. Natuurlijk en menselijk.



Als Engelsman die hield van de zee, de kust en de mensen die er wonen, verwerkte hij die liefde in veel van zijn opera's. Opera's die zelden in Nederland geklonken hebben. Alleen Peter Grimes misschien.
Billy Budd ging gelukkig afgelopen seizoen in Amsterdam, maar dat zou best eens voor het eerst geweest kunnen zijn.
Of Death in Venice hier ooit te zien was, weet ik niet, maar zo niet, dan wordt het hoog tijd.

Gergiev dirigeerde gisteren een suite uit deze laatste opera van Britten.
Instrumentale suites uit opera's hebben altijd iets problematisch, maar het is wel een manier om deze krachtige muziek, althans gedeeltelijk, vaker uitgevoerd te krijgen.
En hoe fascinerend is het dan om mee te maken hoe Gergiev zo'n partituur, voor ons en voor hem nog nieuw, benadert! Tijdens een zeer geconcentreerde repetitie duidt hij alle klankeffecten, ritmes (veel prominent slagwerk!) en balanskwesties en bereikt een expressief en uitgesproken verhaal.
Het zal moeilijk te vatten geweest zijn voor de mensen die niet weten waar de muziek in het verhaal past, de meesten zonder twijfel, maar ik ben blij dat het stuk op het, toch al lange, programma stond.



Ik verwacht dat Gergiev een belangrijke rol kan gaan spelen in de uitvoeringspraktijk van Brittens werk. Afgelopen seizoen klonk al Midsummernightsdream bij Mariinsky en er zullen er vast meer volgen. Britten had zelf een belangrijke band met de Russische muzikale cultuur, en dan vooral Sjostakovitsj, Rostropovitsj en zijn vrouw Vishnevskaja. Een passend eerbetoon als het belangrijkste operahuis van Rusland zijn mooiste werken op het repertoire gaat zetten.
Ik kan me overigens goed voorstellen dat ook Yannick op dat gebied mooie dingen kan gaan doen. Een eerste proef maken we zondag mee als hij het Festival afsluit met de Four Sea Interludes. Eigenlijk een soort
Peter Grimes suite, maar dan met vier zelfstandige delen. Waarmee Britten, als ideale zee-componist, het begin en het einde vormt.  


De combinatie met Mahler Negen, gisteravond, was een gelukkige.
Het zijn beide werken van kunstenaars die weten dat ze niet lang meer te leven hebben, met een zwak hart en een sterke geest. Britten heeft zich als dirigent en componist intensief met Mahler bezig gehouden, in een tijd dat dat nog niet erg vanzelfsprekend was. Na het horen van Das Lied von der Erde, toch een soort zusterwerk van de Negende, schreef hij: 'It is cruel, you know, that music should be so beautiful.'
En dat is zeker een thema uit Death in Venice, het wrede van schoonheid. Dat kan voor Visconti, bij zijn verfilming van het verhaal van Thomas Mann, ook het gevoel geweest zijn, toen hij voor Mahler en zijn adagietto koos. Britten specificeert de verschillende schoonheden als: loneliness & pain, strength & freedom, disappointment & neversatisfied love.
Het zit allemaal in zijn opera en het zit in die ongelooflijke symfonie van Mahler.
En het was Gergiev die ons daarin gisteren weergaloos de weg wees.

dinsdag 6 september 2011

Elf

Komend weekend is het tien jaar geleden.
Nine eleven.
Wie het meegemaakt heeft weet nog waar hij was toen hij het hoorde, 11 september 2001.

Wij werden er, de dagen erna, in het Gergiev Festival op een merkwaardige manier mee geconfronteerd.
Valery zat in Los Angelos en kon, vanwege het gesloten luchtruim, niet naar Europa vliegen.
Met hulp van Placido Domingo wist hij Mexico te bereiken en vanaf daar, een paar dagen te laat, uiteindelijk Rotterdam. Het is een van de kleine verhalen rond het drama dat de wereld schokte.



Vandaag vertelde mijn (Russische) buurman cellist mij over een andere associatie met het getal elf.
We repeteerden Sadko, de opera van Rimsky-Korsakov. Tussen alle 4/4, 3/4 en 6/8 maten dook opeens een 11/4-maat op. Een zeldzaamheid, zeker in het romantische repertoire, en altijd een beetje onhandig tellen.
Wladi kende de muziek niet, maar herinnerde zich dat ze in Rusland een rijmpje hadden om een elfkwartsmaat te kunnen tellen, met als strekking 'Rimsky-Korsakov, helemaal gek geworden'. Ik herinner me de Russische tekst niet meer, maar het telde elf lettergrepen. En misschien was deze opera wel de aanleiding.
Het gebruik van woorden om lastige ritmes goed uit te voeren, kan handig zijn. Ik vertaal een kwintool vaak in 'sinaasappeltje'. En dat kwam later weer van pas in de opera, bij het 'onderwater-ballet'.

Het is een mooie partituur. Russische sprookjesmuziek. Het verhaal raakt de kern van de Russische ziel. Volgens Orlando Figes, toch een autoriteit, 'was Sadko als mythe even belangrijk voor de Russen als Beowulf is voor de Engelsen en Kalevala voor de Finnen. Rimsky-Korsakov had overigens veel gemeen met Sadko: beiden waren zeeman en musicus en bovendien afkomstig uit Novgorod. Hij heeft de partituur zeer kleurrijk en fantastisch geïnstrumenteerd. Weinig componisten die dat vak zo beheersten als Rimsky-Korsakov.



Voor ons is het ideaal om dit te kunnen spelen met de zangers van het Mariinsky Theater. Als Gergiev over honderd jaar nog ergens voor herinnerd wordt, dan zal het in de eerste plaats door zijn werk in Sint-Petersburg zijn, waar hij niet alleen een operahuis tot hoge kwaliteit weet te brengen, maar vooral ook door het koesteren van de traditie van de Russische opera. Talrijke vergeten meesterwerken staan daar weer op het repertoire. Sommige daarvan hebben we in de loop der jaren ook in Rotterdam kunnen horen.
Wat mij betreft mogen we die bijzondere samenwerking nog jaren voortzetten.
En voor de liefhebber is komende zaterdagavond dus een must!

vrijdag 2 september 2011

Esthetisch?

Partituren van grote meesterwerken zijn er om tot klinken gebracht te worden.
De schoonheid komt via de oren.
Maar er zijn ook partituren die de ogen laten genieten.

Ik had ooit het plan een van de muren van mijn studentenkamer te behangen met de mooiste bladzijden muziek. Het is er nooit van gekomen, zoals het met de meeste plannen gaat.
Maar de laatste bladzijde van Mahler 9 was een belangrijke kandidaat. 
Kijk en geniet!

Overigens trof ik op zoek naar deze pagina op internet een intrigerende blog over de symfonie:

Met Conlon speelde ik ooit Mahler 8 in Rotterdam, Bernstein heb ik met Mahler 9 in Amsterdam meegemaakt: een van mijn meest indrukwekkende concertervaringen. 

En laten we hopen op een gepaste lange stilte na het slotaccoord, volgende week.