zondag 23 december 2012

Kunststadt Wien

Dat Wenen een hoogtepunt in het seizoen zou worden was op voorhand wel te voorspellen.
Maar in meerdere opzichten overtrof het nog mijn verwachtingen.



Natuurlijk allereerst de zaal: de Musikverein.
Ouder dan ik gedacht had. Ze vieren dit jaar hun 200-jarig bestaan, wat betekent dat Beethoven de eerste 15 jaar nog moet hebben meegemaakt. Dat heb ik me nooit gerealiseerd. Ik voel er toch meer de klank en de sfeer van Brahms en Mahler.
Het leuke van deze zaal is, dat je niemand hoeft uit te leggen waar je speelt. Iedereen kent de beelden van Nieuwjaarsdag. En wij zullen ze nu weer met andere ogen bekijken.
We hadden er al vaker gespeeld maar toch verbaas ik me weer over de lessenaars en de butsen in de harde houten vloer, die de hele geschiedenis lijken te hebben meegemaakt.



Een onverwacht, bijna vergeten, stukje van onze eigen geschiedenis zagen we daar ook: Dora Dmitreev.
Zij was lid van onze cellogroep tot haar pensioen, begin jaren '90, dus nog voordat ik in dienst trad.
Na haar afscheid is zij naar Graz verhuisd. Ze genoot nu weer volop van het orkest, dat volgens haar veel beter geworden was, en de aandacht van de collega's die haar twintig jaar niet meer hadden gezien.
Een feestelijke borrel na afloop in het naastgelegen hotel bood daarvoor nog ruime gelegenheid.
Het werd ons aangeboden door de Gildeleden die in grote getale waren meegereisd.
Zoiets wordt natuurlijk zeer gewaardeerd. Niet alleen de steun en de belangstelling, maar ook de mogelijkheid elkaar informeel te treffen en de kwaliteit van de hapjes en drankjes, zorgden voor een enthousiaste sfeer. Dat was ook op zijn plaats na dit succesvolle debuut van Yannick in de Gouden Zaal.
Ik weet dat hij gevoelig is voor tradities en hij zal zich zeker hebben laten inspireren door de wetenschap dat Mahler vaak op zijn plek gestaan heeft. Het leek voor mij zelfs of hij de opening van het langzame deel van de Vierde geschreven heeft met de klank van deze zaal in zijn hoofd, zo natuurlijk, zo moeiteloos mengde het geluid zich in dit gezang van de lage strijkers. Ruhevoll!
Een genot en een voorrecht om te mogen beleven.
Congratulations, Yannick!


Wenen is in deze tijd ook de stad van de kerstmarkten.
En het voordeel van twee aaneensluitende concerten op dezelfde plek, ook nog met hetzelfde programma, is een mate van vrije tijd, waarin je de omgeving in je op kunt nemen.
De mooiste kerstmarkt voor mij, de enige waar ik me tot kopen heb laten verleiden, was die op de Karlsplatz, pal naast de Musikverein dus. Het plein bevat, naast de barokke Karlskirche, ook een beroemd metrostation van Otto Wagner, maar ik was dit keer meer getroffen door twee gedenkstenen.
Op de ene stond Antonio Vivaldi vermeld, die daar in een ziekenhuis heeft gelegen en is overleden.
Het laatste concert dat we in november met Domestica Rotterdam in de Laurenskerk hebben gegeven, gewijd aan Vivaldi, was geëindigd met de onbevredigende mededeling dat hij in een onbekend massagraf terecht was gekomen. Maar nu hadden we dan toch in ieder geval zijn sterfplek gelocaliseerd.

De andere, vlak om de hoek, vermeldde de laatste rustplaats van Johannes Brahms.
Het is een gevelsteen tegen een modern gebouw in de Karlsgasse, waar Brahms decennia lang een appartement bewoonde en tenslotte ook zijn laatste adem uitblies.
Bijna geen componist die zo intensief en lang een stempel op het Weense muziekleven heeft gedrukt als deze Hamburger, maar een behoorlijk museum is er niet aan hem gewijd. Hoeveel stappen zal hij niet in die Musikverein hebben gezet?


De dag voor het tweede concert wilde ik in ieder geval het Kunsthistorisches Museum bezoeken.
Niet alleen hangen daar prachtige Rembrandts, drie zelfportretten naast elkaar!, maar ook misschien wel de mooiste Vermeer, De schilderkunst. We konden hem niet meteen vinden, maar werden door een suppoost naar een stille hoek geleid. Geen andere mensen! Rust! Ideale, bijna onwerkelijk omstandigheden om dit meesterstuk te kunnen genieten.
We waren in de eerste plaats gekomen om Albrecht Dürer te bewonderen, die onderwerp wordt in onze volgende serie Lof&Lust in de Laurens, maar daarover zal ik op de domestica-site verder berichten.
En passant pikten we ook nog een restje van het Klimt-jaar mee; de muurschilderingen boven in het trappenhuis kon je nu via een speciale stellage van dichtbij bekijken.

Die avond zouden we weer voor een volle en voor Weense begrippen enthousiaste zaal onze, of moet ik zeggen 'hun' ?, Beethoven en Mahler spelen. We kennen de ruimte dan alweer iets beter en dat tilt het concert voor mijn gevoel naar een nog iets hoger plan. Met een goed gevoel kan het orkest de volgende dag naar huis terugkeren.



Ik blijf met een tiental musici achter om namens het orkest acte de présence te geven bij de heer van Wulfften Palthe, onze ambassadeur in Wenen. Er is ons gevraagd een concertje in de Residentie te verzorgen, als opening van een serie van drie bezoekende Nederlandse gezelschappen. Het KCO volgt in januari en Janine Jansen sluit de rij in het voorjaar. We hebben, als Domestica Rotterdam, een programma samengesteld uit vier seizoenen Laurenskerk, aangevuld met Mozart. Wim Steinmann gaf tussendoor steeds een korte toelichting, waarbij de verhalen over de moordende Gesualdo en de gevechtsscenes bij Biber natuurlijk de meeste indruk maakten. De Engelse ambassadeur konden we met Purcell blij maken en uit Rotterdam hadden we onze eigen Hellendaal meegenomen.


De toegift zou een eerbetoon aan de eerste eigenaar van de villa worden. Richard Strauss had het huis in 1925 laten bouwen en er jarenlang, vooral tijdens de wintermaanden, met zijn zoon in gewoond. Het pand is nog steeds eigendom van de familie en wordt door de Nederlandse ambassade gehuurd. De ambassadeur bood ons een prachtig boekje over de geschiedenis van het huis aan, en liet ons nog de twee werkkamers van de componist zien, die nog zoveel mogelijk in oorspronkelijke staat worden gehouden. Dat maakt zo'n bezoek al tot iets bijzonders.
Een walsje uit Der Rosenkavalier hadden we meegenomen, het beroemde lijflied van baron Ochs. Het was onder meer de partituur van die opera die Strauss had gebruikt om de grond voor het huis te kunnen kopen en het was ook de naam die op de roos stond, die we kregen uitgereikt na het spelen. Maar nog tijdens het spelen, was, op onverklaarbare wijze, een van de deuren opengegaan. Niemand kon het gedaan hebben.
Dat moet de oude Richard geweest zijn!
Laat Janine gewaarschuwd zijn, als ze daar zijn vioolsonate wil gaan spelen...



Wat nog volgde was een overheerlijk diner door ongetwijfeld een van de beste koks van de stad en de mogelijkheid met het gezelschap kennis te maken. Een bijzondere afsluiting van een gedenkwaardig bezoek aan Wenen.
De meeste rozen zijn in Wenen achtergebleven, bij Luis, mijn Spaans-Weense collega, die ruimhartig zijn prachtige Roggeri-cello had uitgeleend voor de gelegenheid. Want het instrumenten-transport van het orkest was natuurlijk al eerder vertrokken. We moesten tenslotte zondag ook nog in Dortmund spelen.

vrijdag 7 december 2012

Handtekening

Ik had in het vorige bericht de Vierde van Sjostakovitsj een signature piece voor het RPhO genoemd, maar aarzel of die term de lading wel dekt.
Wat ik me wel realiseerde gisteravond, toen ik voor de pauze naar het Vioolconcert luisterde, is hoe sterk Sjostakovitsj in zijn muziek altijd weer zijn handtekening zet.




Natuurlijk vooral met de vier noten d-es-c-b, waarmee hij zijn naam bedoeld: Dmitri S-C-H-ostakowitch.
In Duitse spelling en met de Duitse noot H, wat bij ons de B is.
Alleen in de tijd van de Vierde gebruikte hij die nog niet, en ik weet niet zeker of hij nog in het Tweede Vioolconcert zit. Maar er blijft nog genoeg over wat zo vaak en sterk in zijn stukken terugkeert, en daardoor zo persoonlijk wordt, dat je dat ook wel als handtekening kunt beschouwen.

Zo zijn er van die ritmische motieven, zoals de groepjes van 2 zestienden en een achtste noot, talloze malen herhaald, bekend van bijvoorbeeld Rossini's Willem Tell. Maar ook andere iets gecompliceerdere combinaties ga je meer en meer herkennen en worden soms obsessief ingezet. In die zin is hij niet te vergelijken met wie ook.



Een ander fantastisch effect is de afsluiting van het middendeel van de symfonie.
Wat hij daar met de combinatie van verschillende slagwerkinstrumenten doet vraagt erom tot symbool te worden benoemd. Hij herhaalt het effect in zijn Tweede Celloconcert uit 1966.
Een uitleg die je wel hoort is de associatie met de geluiden van ziekenhuisapparatuur, met alle mogelijke piepjes. Dat kan ik me beter voorstellen bij het concert en de Vijftiende Symfonie (1971), waar hij aan het slot ook iets dergelijks doet, dan in zijn werk uit de 30-er jaren.
Dan klinkt de theorie over gevangenen die met elkaar via de verwarmingsbuizen communiceren overtuigender. Maar je kunt ook denken aan zijn fascinatie voor mechanische poppen. En de marionet staat dan natuurlijk voor de mensen in de Sovjet Unie die geen eigen wil mogen hebben.
Luister naar Gergiev met LSO, vanaf 6:16:


En de eindeloos lange accoorden, die ik me vooral van zijn Kammersymphonie herinner, maar die ook weer aan het eind van de Vijftiende zit en in de Achtste, niet te vergeten. Het slot van de Vierde zal vast de eerste keer geweest zijn. Hier duurt ie zo lang, bijna honderd maten, dat ik de voorlaatste bladzijde maar niet meer omsla. Als je goed luistert naar de celesta, weet je wanneer het einde nadert. Hij verdwijnt de hoogte in, schijnbaar om tot een oplossing te komen. Of beter gezegd: 'zij'. En ze moet bijna de hele symfonie wachten tot ze eindelijk aan de beurt komt. Maar ze redt het niet; er komt geen oplossing. There is no exit aldus Maxim Sjostakovitsj.

En zijn liefde voor Mahler, die nergens sterker naar voren komt dan in deze Vierde. Vooral de finale, die met een treurmars in de fagot begint. (ook te horen in bovenstaand fragment).
Maar ook die celesta komt van Mahler, als ik mij niet vergis. Das Lied von der Erde was zijn favoriete werk.
Valery geeft een interessante visie op de verwantschap tussen beide symfonische reuzen in een artikel in Intrada. Hij vergelijkt de Mahlers tijd in Wenen met de spanningen van de jaren '20 en '30 in de Sovjet Unie. 'Wat ga je nu doen, Dmitri, met De Symfonie?'. 
Sjostakovitsj kiest hier voor een gigantisch orkestapparaat, zoals Mahler dat ook vaak deed, en beiden hebben een voorkeur voor extreme liggingen in bijvoorbeeld piccolo of contrafagot.
Maar het zijn ook de naïeve liedjes die worden verwerkt in het serieuze genre van de symfonie.
De Vierde van Sjostakovitsj zit daar vol mee, maar ook de Vierde van Mahler.
En die gaan we over een paar dagen met Yannick in Wenen spelen.
Eens zien of  we in de Musikverein een mooie RPhO-handtekening kunnen achterlaten.



maandag 3 december 2012

Signature piece

Mijn celloleraar raadde me vroeger weleens aan om bepaalde stukken paraat te hebben. Altijd in je geheugen en altijd in je vingers. Zelfs etudes hoorden daarbij. Je kunt ze spelen als je onverwacht iets nodig hebt, zelfs zonder partituur en zonder piano.
Ik heb die keuzes inderdaad af en toe gemaakt, hoewel ik er niet zo heel vaak mijn voordeel mee heb kunnen doen.

Maar bij het meedenken over het repertoire dat we als orkest spelen heb ik die vraag ook weleens gesteld.
Jaren geleden speelden we de Zevende symfonie van de onlangs overleden componist Hans Werner Henze.
Een zeer gecompliceerd maar interessant werk, dat bij het publiek in goede aarde viel.
Henze staat niet vaak bij ons op de lessenaars, dus ligt het voor de hand om een volgende keer je publiek met een van zijn overige symfonieën of andere orkestwerken te laten kennismaken.
Maar de discussie die ik toen aangezwengeld heb was of we ons publiek niet een beter product zouden leveren door dezelfde symfonie, met de ervaring van de eerdere concerten, in een van de volgende seizoenen eventueel met een andere dirigent te herhalen. En daarna nog een keer. Dat is de manier waarop we het standaard repertoire benaderen.

We zijn er toen niet uitgekomen en hebben de symfonie nooit meer gespeeld.
Hedendaagse muziek vormt een te klein gedeelte van onze programmering en trekt waarschijnlijk ook onvoldoende publiek om ons die luxe te kunnen veroorloven.
Maar ik moet er aan denken nu de Vierde symfonie van Sjostakovitsj weer op onze lessenaars staat.

Ik herinner me de eerste keer nog goed.
Ook de dirigent was voor mij nieuw: Gennadi Rozhdestvensky.
Een fenomeen!
Met een minimum aan bewegingen en een enorm assortiment aan gezichtsuitdrukkingen wist hij de inhoud van de symfonie en zijn interpretatie daarvan op ons over te brengen.
Ik heb hem later nog in verschillende andere programma's heb meegemaakt. De humor en relativering bleef. Maar nooit meer maakte hij zo'n verpletterende indruk als die keer. Ik weet het jaartal niet meer. Rond 1994 moet het geweest zijn.


Niet veel later, november 1996, kwam Bernard Haitink met dezelfde partituur.
Een heel ander soort dirigent, met een grote beheersing van de structuur van de gigantische symfonie.
Weinig Westerse dirigenten heb zo een lans gebroken voor het werk van Sjostakovitsj als juist onze landgenoot. Prachtige uitvoeringen, maar ik herinner me ook nog zijn wanhoop toen de celestaspeler zijn motieven in de coda van de finale maar niet op de juiste plaats kreeg. Dat was in Antwerpen, in de Singel.

En dan Gergiev natuurlijk, een jaar later, die als geen ander het onvermijdelijke, het onontkoombare in de muziek naar voren brengt. Als de waanzin ten top wordt gevoerd met een pijnlijk aantal herhalingen van eenzelfde motief twijfel je bij hem geen moment aan de logica en de noodzaak.
We zijn, ondanks de gigantische orkestbezetting, er nog mee naar de Verenigde Staten geweest, waar we ook, als onderdeel van een complete cyclus, zelfs de Derde speelden.. Die zullen we vast niet vaak meer doen.



Die stond ook niet op het programma van het Gergiev Festival 2001: Sjostakovitsj. The War Symphonies.
De Vierde stond op de openingsavond van 13 september geprogrammeerd. Het orkest werd geformeerd uit leden van het RPhO en het orkest van het Mariinsky Theater.
Twee dagen daarvoor hadden zich twee vliegtuigen in de torens van het World Trade Center in New York geboord en was er een heel andere oorlog begonnen. Gergiev zat vast in Los Angeles want het luchtruim was voor enkele dagen gesloten. Via Mexico, dat hij met de auto kon bereiken, is het hem wel gelukt Rotterdam te bereiken, maar niet meer op tijd.
De Vierde werd overgenomen door Maxim Sjostakovitsj, zoon van de componist.
Niet helemaal een dirigent van hetzelfde niveau maar natuurlijk zeer ingevoerd in het repertoire.
Toen de Vierde werd gecomponeerd was Maxim nog niet geboren, maar bij de verlate wereldpremiere in 1961 was hij 23 jaar, dus daar moet hij veel van hebben meegekregen.
'In the Fourth there is no exit.'
Onder deze omstandigheden en in de samenwerking met de collega's uit Petersburg werd het een gedenkwaardige avond.


De laatste die het stuk met ons heeft uitgevoerd was Mark Elder, nu een jaar geleden.
Sir Mark is een Engelse gentleman en een uitstekende dirigent, die bovendien goed van de tongriem gesneden is. Hij houdt bij zijn concerten altijd een mondelinge inleiding en dit keer kwam er een emotioneel betoog over de moeilijke omstandigheden in de Soviet Unie van de jaren '30 en de doodsangst waaronder Sjostakovitsj moest leven. Voor het publiek was dat een zinvolle introductie, maar je merkte ook dat het orkest extra geïnspireerd was door het verhaal.
Tijdens de repetities had hij zich laten ontvallen dat hij merkte hoezeer deze muziek in onze genen zit, hoe veel beter we het idioom blijken te kennen dan de Amerikaanse toporkesten waarmee hij het recent had uitgevoerd.

Hoewel er natuurlijk inmiddels veel orkestleden zijn die het bovenstaande niet allemaal hebben meegemaakt, geloof ik wel dat dit juist een stuk is dat we echt goed kunnen spelen, waarschijnlijk beter dan veel andere symfonieën.
Hoe moet je dat noemen?
Een 'warhorse', een 'signature piece'?
Ik kan er geen Nederlandse term voor bedenken.
En zeker als Valery er voor staat verwacht ik memorabele concerten.

zondag 25 november 2012

De tijdgeest

We zijn allemaal een kind van onze tijd.
Wie kan zich voorstellen hoe er over vijftig jaar naar de jaren 2010 gekeken wordt?
Of hoe er tegen die tijd wordt gemusiceerd?
Zouden er nog veel orkesten over zijn?
Het lijkt er sterk op dat dat aantal internationaal de komende jaren flink gaat dalen.
En als dat zo is, komt daar dan iets moois voor in de plaats?



Symfonische orkesten zullen met hun tijd mee moeten gaan en het publiek moeten blijven aanspreken en aantrekken. Daar wordt veel over nagedacht en mee geëxperimenteerd.
Ook bij ons in Rotterdam zullen zeker in de nabije toekomst nieuwe concertformats worden gepresenteerd.
Een opvallende noviteit in het functioneren als orkest kwam onlangs uit Brussel, waar ze de bladmuziek overbodig willen maken en langzaam aan overstappen op de tablet, in dit geval de Samsung Galaxy Note 10.1: http://blogs.bibliotheek.rotterdam.nl/blog/muziek-maken/orkest-ruilt-bladmuziek-voor-tablet
Ik kan me voorstellen dat daar toekomst in zit, hoewel er nog wel wat hobbels genomen moeten worden.
Wat je gaat missen is een ontmoeting met het verleden, de musici die eerder hun aantekeningen hebben achtergelaten in de partij. Niet alleen vingerzettingen, maar ook humoristische opmerkingen, of jaartallen en dirigentennamen van concerten.
En hoe langer je in het orkest zit, hoe vaker je je eigen handschrift weer eens tegenkomt.
Dat zal dan verdwijnen.

Hoe snel ontwikkelingen gaan, merk je ook aan de omgang met oude muziek.
Brahms zal op een heel andere manier met Bach omgegaan zijn, dan Webern of Casals, en hoe zal Beethoven Das wohltemperierte Klavier gespeeld hebben?

Een dergelijke confrontatie met de tijdgeest had ik gisteren bij het zoeken naar opnames van een concert dat ik woensdag in de Laurenskerk ga spelen (www.domesticarotterdam.nl); Vivaldi's dubbelconcert in d, het voorlaatste uit zijn opus 3, L'estro armonico.
Het zal bij ons geen hele 'authentieke' uitvoering worden, we spelen op moderne instrumenten, maar de ontwikkelingen van de laatste decennia zijn natuurlijk niet aan ons voorbij gegaan.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik moeite heb met opnames van befaamde ensembles als Saint-Martin-in-the-Fields of I Musici, terwijl ik daar vroeger van smulde.
Maar curieus wordt het om te luisteren naar grootheden als Willy Boskovski, in 1964 concertmeester van de Wiener Philharmoniker:



Of nog anders die van Toscanini, die hele orkestgroepen inzet om de solopartijen te spelen:

Grote musici, maar met deze muziek op dit moment moeilijk te verteren. Tempo is te laag, elke noot wordt vol gevibreerd.Toch was dat ooit de standaard en zullen latere generaties hun vraagtekens bij onze uitvoeringspraktijk zetten.
Nog eentje van Nathan Milstein, waarbij de cello, toch de derde solopartij volledig wordt ondergesneeuwd:
En Milstein staat hoog op mijn lijstje van 'grote violisten'.
De TIJDGEEST....

Ter compensatie dan maar even een 'moderne'opvatting:
 met onze landgenoot Jaap ter Linden in de cellopartij.
Geniale onverwoestbare muziek!

woensdag 14 november 2012

Bach in de finale

De afgelopen weken heb ik me voornamelijk bezig gehouden met oude muziek.
Dat doen we meestal wel, als orkestmusici, maar nu was het echt oud.
Veertiende-eeuws zelfs, met stukjes Landini.
Maar ook de eerste helft van de achttiende eeuw van Vivaldi valt meestal buiten het het repertoire dat we in het orkest spelen.



Het najaar is, inmiddels al bijna traditioneel, het seizoen dat we met Domestica Rotterdam onze serie Lof&Lust in de Laurenskerk spelen.
Dat betekent doorgaans tot op het laatste moment passen, meten en schuiven met muziek en tekst totdat alles werkt.
De komende twee weken betekent dat nog veel Vivaldi (zie: http://www.laurenskerkrotterdam.nl/programma/agenda/punt/247/).
En tegelijkertijd moeten we ook plannen maken voor volgend jaar, om weer op tijd alles rond te krijgen.
Het thema hebben we inmiddels bepaald, we stappen af van Italië, maar het vergt nog vele uren luisterplezier voordat we componistennamen kunnen noemen.

Dan besef je ook meteen hoeveel makkelijker die research de laatste jaren geworden is.
Hoeveel partituren kun je niet op internet vinden, tot aan de oude handschriften en eerste drukken toe, om maar te zwijgen van de geluidsopnames op Spotify en Youtube.
Een interessant studie-object voor later: de invloed van internet op de programmering van klassieke muziek.



In de negentiende eeuw was dat een ander verhaal.
Johannes Brahms was zo iemand die zich verdiepte in de oude meesters, waarvan hij vooral als koordirigent ook veel uitvoerde. Beethoven wordt altijd genoemd als zijn grote voorbeeld, zijn Eerste Symfonie wordt ook wel de Tiende van Beethoven genoemd, maar Johann Sebastian Bach moet zeker zo belangrijk zijn geweest.
Aanvankelijk was veel van zijn muziek nauwelijks toegankelijk totdat de Bach-Gesellschaft in 1850 werd opgericht. In een halve eeuw zou het complete oeuvre bij Breitkopf&Härtel worden uitgegeven, waarvan Brahms niet alleen abonnee was maar later ook lid van de redactie.
In de periode dat cantate nr. 150 ( Nach dir, Herr, verlanget mich) uitkwam zat Brahms midden in de compositie van zijn Vierde symfonie. Het thema van het slotkoor (Meine Tage in dem Leide), een chaconne, nam hij als basis voor de finale van zijn symfonie, die de vorm van een passacaglia kreeg.





Ik moet eerlijk zeggen dat ik het verschil tussen beide vormen niet goed kan maken. In beide gevallen is sprake van een serie variaties op een baslijn.
En heel hoorbaar is het verband tussen beide stukken misschien niet.
Maar ik vind het wel zinvol dat beide stukken deze week samen in één programma klinken.
Ook zo'n prachtige fluitsolo in de finale moet geïnspireerd zijn op het voorbeeld van de Thomascantor.
Die blik in de richting van oude muziek en contrapunt zie je ook bij de late werken van Mozart en Beethoven, die dan fuga's gaan componeren. Schubert nam zelfs in zijn laatste levensjaren nog les.
Bij Brahms zit Bach ook al in de DNA van zijn vroege werken. De Eerste Cellosonate bijvoorbeeld, met zijn   fugatische finale, of het Eerste Pianoconcert.
Het is wel steeds het laatste deel. Zou daar een betekenis achter zitten?

zaterdag 20 oktober 2012

Silence please



Het was een leuke avond daar op Katendrecht.
Goeie energie.
Veel enthousiaste mensen en een prachtige locatie.
Met zicht op Hotel New York en de Erasmusbrug.



En bruggen werden er binnen in de Feniksloods ook geslagen.
Niet allemaal bereikten ze de overkant, zoals de 'a' die we van de dj moesten overnemen.
Maar we bereikten wel veel mensen die ons nog nooit in de Doelen hadden gehoord.
En die ons, tussen de nummers, door enthousiast aanspraken.
Een gesprek was niet heel makkelijk te voeren, maar de boodschap was duidelijk.

Contact was er ook tijdens het spelen, met de mensen aan de rand van het podium, aan alle vier de kanten.
Dat is wel een groot verschil met de gewone concertzaal.
Bovendien konden we nog genieten van andere acts, die allemaal onderdeel waren van het feest.


Misschien moet zoiets uniek blijven, dat je er bij geweest moet zijn.
Maar het vraagt ook om een vervolg.
Deze mensen, daar willen we ook voor spelen.
Wel jammer, dat het nooit helemaal stil is.
Dat blijft dan voorbehouden aan de traditionele concertzaal.
Hoewel hoesters daar ook nog weleens iets zeldzaams van kunnen maken.



Het betekent wel dat je de muziekkeuze daar nog beter op moet aanpassen.
Dat lied van Mahler kan niet met zulke aanwezige achtergrondgeluiden, dan gaat er teveel verloren, maar de Mozart-aria hield wonderwel stand. Soliste Christiane Karg heeft zich overigens ongelooflijk coöperatief opgesteld in deze lastige omgeving. Petje af!
Het scherzo uit Tsjaikovsky's Pathétique is eigenlijk te banaal. Binnen de dramaturgie van de symfonie, als tegenstelling tot de innerlijke strijd, moet het schrijnend werken. In deze omgeving miste ik de spanning.
Stravinsky en zijn Vuurvogel is natuurlijk ideaal. Ritme, kracht, dissonanten, energie.
Maar het meest opvallend vond ik de werking van Verdi en zijn Forza del destino. Verdi gaat direct naar het hart. En niet in de eerste plaats het hart van de intellectuele elite, maar vooral de grote groep mensen die mee wil kunnen zingen en huilen, als het verdrietig wordt.
Een Traviata-ouverture zal in zo'n loods niet werken, ik geloof vast dat er genoeg Verdi is om tijdens een volgende Blown away, in Verdi-jaar 2013, een blokje te vullen. En dan misschien nog met iets meer muzikale interactie tussen orkest en dj.




maandag 8 oktober 2012

Een hemels slaapliedje?

We hebben 'm al vaak gespeeld, die Vierde van Mahler, waarschijnlijk vaker dan alle andere.
In de finale gaat een sopraan, die vaak het hele stuk al voor op het podium zit, opeens meezingen. met de sopraan die in de finale mee gaat zingen.
Maar wat zingt ze eigenlijk?



Een slaapliedje.
Een van de Duitse volksliedjes uit Des Knaben Wunderhorn.
Wel een merkwaardige manier om een kind in slaap te sussen.
Niet met het zandmannetje, maar met een hand vol heiligen, die ik niet allemaal ken.
Daar wreekt zich mijn protestantse afkomst.
Petrus die vanuit de hemel toekijkt en Johannes met het lam, dat gaat nog wel.
Lucas ken ik ook, maar bij Martha en Ursula wordt het toch even googelen.
Onder de patroonheiligen is het lang zoeken naar Martha, maar ver weg blijkt ze zich over de huisvrouwen te ontfermen. Ze mag bij ons koken, wat in dit eetfestijn geen onbelangrijke taak is.
En de lachende Ursula, met haar elfduizend maagden, zorgt voor de schoolkinderen en -juffen.
Het kind kan, zonder honger, veilig en gezond gaan slapen.



Één sint heeft Mahler overigens uit het versje geschrapt: Sankt Lorenz.
Uitgerekend de heilige Laurentius, patroonheilige van de stad Rotterdam en van een hele serie beroepen, waaronder de traiteurs en de bakkers. Maar het zijn hier de engelen die het brood bakken. Blijkbaar had hij hem niet nodig of vond hij de tekst te lang.
Er zijn ook wat gerechten in de vuilnisbak terecht gekomen: karper, snoek, forel, stokvis, verse ansjovis.De vis die Petrus met zijn net gaat vangen blijft bij Mahler ongenoemd. Was hij vooral een carnivoor?
Vlees van het lam en de os, van reebok en haas, het kan niet op. Brood erbij, allerlei kruiden, asperges, bonen en gelukkig ook fruit: appels, peren en druiven. Slaap lekker!
En als de organisatoren van Blown away, waar we dit liedje ook spelen, nog inspiratie nodig hebben voor de hapjes kunnen ze bij Mahler terecht.

Het schijnt dat hij het lied, toen hij het in 1892 componeerde, had bedoeld als tegenhanger voor een ander Wunderhorn-lied: Das irdische Leben. Ook daar is eten een centraal thema. Een kind smeekt zijn moeder herhaaldelijk om brood, die hem tot geduld maant. Als het brood eindelijk gebakken is, leeft de kleine niet meer.   
Met een lege maag sterven of met een volle maag in slaap vallen, dat is nogal een tegenstelling.
Of begint dat eten pas als hij ingeslapen is, aangekomen in de hemel?
Van opeten is in de tekst eigenlijk geen sprake.

En dat inslapen kan ook best de overgang naar de hemel zijn.
Mahler heeft in zijn jeugd regelmatig kinderen zien sterven, waaronder zijn jongere broer Ernst, die een lang ziekbed kende.
In 1901, het jaar dat hij de Vierde symfonie voltooide, begon hij aan de liederencyclus Kindertotenlieder. Het gegeven heeft hem nooit losgelaten.



Het is niet alleen curieus wat er in de woorden wel staat, zeker zo merkwaardig is wat er ontbreekt.
Want ondanks de titel, zoals die in de volksbundel staat, Der Himmel hängt voll Geigen, is er pas in het laatste couplet sprake van muziek. Stemmen van engelen en de heilige Cecilia met haar hofmusikanten, maar geen viool te bekennen. Het is wel het moment dat de sfeer opeens verandert en een nieuwe toonsoort bereikt wordt: Kein' Musik ist ja nicht auf Erden, die unsrer verglichen kann werden.
Tegen de tijd dat het lied klinkt als finale van de Vierde geldt dat eigenlijk niet meer. De muziek klonk eerst als zelfstandig lied en daarna nog in verschillende passages van de Derde, waar het ook ooit het laatste deel zou vormen, met als ondertitel: Was das Kind mir erzählt.



Is het dan een kind dat de tekst zingt?
De sopraan krijgt als aanwijzing om 'mit kindlich heiterem Ausdruck' te zingen.
En voor alle zekerheid: ohne Parodie.
Leonard Bernstein ging bij zijn opname en concerten in Amsterdam zover om voor een jongenssopraan te kiezen. Een interessant experiment wat vooralsnog weinig navolging heeft gekregen.
Het is wel belangrijk om die naïviteit, die ook in de orkestpartijen zit, met alle soorten dierengeluiden en andere effecten, in de keuze van de stem en de voordracht te laten domineren.
Ik ben benieuwd wat Christiane Karg er deze week van zal 'bakken'.
En het verschil met Kate Royal, die het stuk in december met ons zal zingen.

Het kan de vorm van een slaapliedje hebben, en het karakter, maar nauwelijks de inhoud.
De tekst, die misschien niet zo ver verwijderd is van de sprookjeswereld van de gebroeders Grimm, eindigt zelfs met het woord 'erwacht', 'ontwaakt', waarna de muziek zachtjes uitdooft.
Een tekst die Mahler na aan het hart lag:



Symfonie nr. 4: Wir geniessen die himmlischen Freuden


Wir genießen die himmlischen Freuden,
Drum tun wir das Irdische meiden,
Kein weltlich Getümmel
Hört man nicht im Himmel!
Lebt alles in sanftester Ruh'!

Wir führen ein englisches Leben!
Sind dennoch ganz lustig daneben!
Wir tanzen und springen,
Wir hüpfen und singen!
Sankt Peter im Himmel sieht zu!

Johannes das Lämmlein auslasset,
Der Metzger Herodes drauf passet!
Wir führen ein geduldig's,
Unschuldig's, geduldig's,
Ein liebliches Lämmlein zu Tod!

Sankt Lucas den Ochsen tät schlachten
Ohn' einig's Bedenken und Achten,
Der Wein kost' kein Heller
Im himmlischen Keller,
Die Englein, die backen das Brot.

Gut' Kräuter von allerhand Arten,
Die wachsen im himmlischen Garten!
Gut' Spargel, Fisolen
Und was wir nur wollen!
Ganze Schüsseln voll sind uns bereit!

Gut Äpfel, gut' Birn' und gut' Trauben!
Die Gärtner, die alles erlauben!
Willst Rehbock, willst Hasen,
Auf offener Straßen
Sie laufen herbei!

Sollt' ein Fasttag etwa kommen,
Alle Fische gleich mit Freuden angeschwommen!
Dort läuft schon Sankt Peter
Mit Netz und mit Köder
Zum himmlischen Weiher hinein.
Sankt Martha die Köchin muß sein.

Kein' Musik ist ja nicht auf Erden,
Die uns'rer verglichen kann werden.
Elftausend Jungfrauen
Zu tanzen sich trauen!
Sankt Ursula selbst dazu lacht!

Cäcilia mit ihren Verwandten
Sind treffliche Hofmusikanten!
Die englischen Stimmen
Ermuntern die Sinnen,
Daß alles für Freuden erwacht.


De website van de Gustav Mahler Stichting biedt voor de liefhebber nog een Nederlandstalige versie op rijm:  
















.

woensdag 3 oktober 2012

Encore

Het zijn van die momenten dat je op het podium even onderuit mag zakken.
Je strijkstok op je lessenaar.
Je ogen dicht, en wegdromen.
Geen dirigent meer die je aandacht vraagt, maar alleen nog een solist.
Een solist waar het publiek nog geen genoeg van heeft.

Pianisten hebben het dan makkelijk, bij hun keuze.
Het grootste deel van hun repertoire is geschreven voor soloklavier.
Bij strijkers, violisten, cellisten, ligt dat al minder voor de hand. Die spelen hun recitals meestal met een pianist samen. Bach is dan, met de partita's en cellosuites, een rijke bron.
Hoeveel hebben we daar niet van gehoord?
En dan kan een overtuigende Tsjaikovsky soms ruw contrasteren met een hulpeloze Bach.
Vaker gebeurt misschien toch dat iemand in de toegift juist zijn sterkste kant laat horen. Voor een soloconcert wordt je gevraagd, de encore kun je zelf uitzoeken.

Maar niet altijd beperken ze zich tot een solo-stukje. Het enthousiasme van het publiek kan tenslotte de gezamenlijke prestatie gelden. Emanuel Ax is zo iemand, die na uitvoeringen van Brahms' 2e Pianoconcert steevast een deeltje cellosonate met de betreffende solocellist ten gehore brengt.
Celliste Sol Gabetta had voor haar Elgar-concert een speciale toegift van Elgar (Sospiri) meegenomen, met begeleiding van strijkorkest. Maar je kunt zo'n begeleiding ook ter plaatse opzetten, zolang het bij eenvoudige noten blijft, quasi improviserend, zoals Vadim Repin met zijn Il Carnevale di Venezia van Paganini, dat in verschillende versies op youtube staat:

Het zijn voor ons overigens niet alleen momenten om onderuit te zakken.
Het zijn ook momenten waarop repertoirekennis getest wordt, want zelden noemen de solisten hun keuze.
En als het dan om stukken voor je eigen instrument gaat, valt dat meestal nog wel mee. Maar het pianorepertoire is voor de meesten van ons toch iets verder weg.
Cédric Tiberghien koos afgelopen week na zijn Gershwin voor Franse muziek, waar ik niet direkt een titel bij wist. Ravel, dacht ik, of toch Debussy? Collega's waren ook niet eenduidig in hun vermoedens.
Uiteindelijk bleek het om een van Debussy's bekendste Preludes te gaan: La cathédrale engloutie.



Dat had ik misschien wel moeten weten.
Maar ik bleef het antwoord schuldig aan de opvallend veel bezoekers die me de vraag in de pauze stelden.
'Wanneer horen we dat?' vroeg iemand. 'Kan het niet op de website?'.
Ik vind het leuk als mensen zo geïnteresseerd zijn, omdat ze het blijkbaar bijzondere muziek vonden, dus dat zou gehonoreerd moeten kunnen worden.
Ik weet niet of zoiets nog eens op de RPhO-website komt. Het is wel een leuke service, maar wie houdt het bij en voor hoeveel mensen zal het belangrijk zijn.
Ik heb wel beloofd dat ik de vraag bij ons op kantoor neer zou leggen, en dat heb ik gedaan.

Ondertussen geef ik zelf op deze plaats alsnog het antwoord op de vraag. Althans wat de donderdag en vrijdag betreft. Op zaterdag speelde hij iets anders. Ook Debussy, geloof ik......
Voor de liefhebbers nog eens La cathédrale engloutie, door een van de meest legendarische Debussy-vertolkers:





zaterdag 29 september 2012

Nieuw publiek

We mogen dan als Rotterdams Philharmonisch, in vergelijking met de meeste collega-orkesten, gunstig uit de laatste bezuinigingsronde zijn gekomen, het is wel zaak dat we genoeg publiek blijven trekken.
En dat betekent: zorgen voor nieuwe aanwas.

Dat nieuwe publiek gaan we volgende maand, zaterdag 13 oktober, opzoeken in de Feniksloodsen, op Katendrecht, onder de naam BLOWN AWAY.
Dat is ook de titel van het laatste album van country-zangers Carrie Underwood, maar ik kan me niet voorstellen dat het daar iets mee te maken heeft. Het lijkt eerder gekozen om aan te geven hoeveel geluid en andere effecten er over de bezoekers zal worden uitgestrooid: blown-away.nl.
Niet alleen geluid overigens. Aan eten wordt in dit indoor-festival ook veel aandacht besteed.
En ik vermoed dat ons aandeel voorbij zal zijn tegen de tijd dat het echt hard gaat worden.



Maar het kan zeker een interessante samenwerking worden met Ted Langenbach en Secret Cinema.
Dat een dj met klassieke muziek spannende resultaten kan bereiken is al vaker gebleken.
DGG, het prestigieuze label, is zelfs met dat uitgangspunt een serie cd's gestart: ReComposed.
En de Remix-Contest die de Berliner Philharmoniker vorig jaar op internet organiseerde mocht er ook zijn: http://remix-contest.berliner-philharmoniker.de/
En het kan een effectieve manier zijn om een breder publiek in contact te brengen met de muziek die wij spelen. En de dj's en andere knutselaars kunnen zo aan de slag met bouwstenen waar de klassieke componisten ook mee hebben gewerkt. Idee voor het RPhO?



Dat zat woensdag bij Matthijs van Nieuwkerk in DWDD, De Wereld draait door.
Een van de meest succesvolle programma's van de publieke omroep, dus een ideale manier om een breed en nieuw publiek te bereiken.
Een kleine minuut Dvorak, uit het hoofd, gedirigeerd door Yannick.
Het was bedoeld als aankondiging voor Blown Away, zo bracht de presentator het, en er zat ook een dj in de studio die aansluitend met de klanken van 'De Nieuwe Wereld' een eigen geluid liet horen. Maar je vraagt je altijd af hoeveel daarvan, in het enorme hoge tempo van het programma, bij de kijker blijft hangen.
Ik begreep wel dat het meteen al in de verkoopcijfers was te merken, en ik geloof ook zeker dat hier een groot publiek voor te vinden moet zijn.



Ik kon er niet bij zijn in de VARA-studio, maar was met een negental RPhO-collega's ook bezig nieuw publiek te werven met ongebruikelijke muziekkeuzes. Geen nieuwlichterij maar juist hele oude muziek, hoewel we ook een aantal bewerkingen in premiere brachten. Woensdag was de aftrap van de serie Lof&Lust, die we als Domestica Rotterdam voor de vierde keer in de Laurenskerk organiseren: http://www.laurenskerkrotterdam.nl/programma/agenda/domestica_rotterdam/ 

En het was verheugend om te zien hoe steeds meer mensen ons daar weten te vinden en genieten van muziek van componisten als Tomas Luis de Victoria, Claudio Monteverdi, Gesualdo, Giovanni Battista degli Antonii. Toch geen dagelijkse kost voor de meesten van ons. Muziek die te oud is voor een symfonie-orkest maar die we wel heel graag spelen. In een aantrekkelijk, laagdrempelig en toch spannend jasje, met dit jaar teksten van David Prins.
In dit geval overigens zonder jasje, in de vorm van een manlijk naaktmodel, die tijdens het concert enige malen uitgetekend werd.


En met een nazit als belangrijk onderdeel van het concept, waarbij publiek en uitvoerders elkaar ontmoeten.
Contact maken met het publiek gaat tegenwoordig veel via social media, internet en televisie, maar het ouderwetse gesprek is ook nog altijd een manier om mensen aan je te binden.
Zo zijn we op vele manieren, en met vele soorten muziek, bezig om publiek aan te trekken om ze te kunnen verrijken met de kunst die wij belangrijk vinden.

zondag 16 september 2012

Wervelwind

Gergiev is weer even langs geweest.
Als een wervelwind.
Twee programma's, met voor elk twee repetities, en een concertante opera-uitvoering met zijn Mariinsky-gezelschap.
Mooie herinneringen kwamen boven, zeker bij Prokofjev, en dat is dan ook meteen de muziek waarbij het meest opvalt hoe hij zich blijft ontwikkelen.
Halverwege de eerste repetitie, waarschijnlijk waren we wat ongelijk, kwam de tandenstoker te voorschijn.
Zou hij nog ergens een dirigeerstokje hebben?
Repetities waren hectisch als altijd. Hij neemt de tijd voor passages, om uit te diepen, de rest wordt vooral doorgespeeld, als we geluk hebben in het goede tempo. Want bij tijdgebrek kan dat ook nog weleens wat sneller uitvallen. Hij geeft het orkest op zo'n manier een groot vertrouwen en wij zitten op het puntje van onze stoel.

Interessant, en niet altijd voorspelbaar, is het om te ervaren waar zijn aandacht naar uitgaat.
Also sprach Zarathustra, voor het orkest echt een lastig stuk, hebben we vooral doorgespeeld. Met een assistent hadden we de lastige overgangen al onder handen genomen. Valery pikt er één passage uit met vooral veel lage blazers, twee bastuba's, lage hoorns, trombones, contrafagot met contrabassen, en blijft herhalen totdat het karakter en de balans tussen de stemmen hem overtuigt (begin tot 0.48):
 En dat bepaalt de aanpak van het hele stuk.

Van Sjstsjedrin ging een lang (volgens sommigen te lang) pianoconcert, door Olli Mustonen meesterlijk gespeeld in aanwezigheid van de oude meester. De laatste jaren zorgt Gergiev steeds voor de aanwezigheid van hedendaags Russische repertoire in zijn programma's, zodat de levende componist ook kan worden toegejuicht. In dit geval was het overigens vooral zijn vrouw die, aan het begin van de avond, het applaus in ontvangst nam. Maja Plisetskaja was haar tijd als wereldberoemde ballet-danseres nog niet vergeten.

Maar ook aan de jeugd was gedacht, in de vorm van de 24-jarige winnaar van het Tsaikovski-concours, de Armeen Narek Hakhnazaryan, die het celloconcert van Dutilleux mocht spelen. Een razendlastig stuk, dat hij speciaal voor de gelegenheid had ingestudeerd. De laatste jaren heeft Gergiev zich intensief ingezet voor de muziek van de Franse componist, die, bijna honderd, ook nog leeft, en ook nu weer deed hij dat met verve en aandacht voor details. Voor Narek was het ook wel prettig dat hiervoor voldoende repetitietijd werd ingeruimd.  

Prokofjev is voor het orkest bekend terrein, maar er zaten vast collega's die het niet eerder hadden gespeeld.
En dan kan het lastig zijn met Gergiev.
Op de Finale lag zijn focus. Briljante muziek waarin hij, als een pianist, de accoorden verstaanbaar wilde maken, en de karakters in heldere kleuren schilderde. Toch overheerste voor mijn gevoel bij het concert uiteindelijk de nadruk op een meer innerlijk verhaal, de timing van de stiltes in een uitgesponnen langzaam deel. Zo kende ik Gergiev's Prokofjev nog niet.

Een noviteit voor de meesten van ons was Die Toteninsel van Reger. De Rachmaninov spelen we nog weleens, en ook nu weer met Gergiev, maar de Reger was mij onbekend. Prachtige Duitse laat-romantiek. Het maakt onderdeel uit van 4 symfonische gedichten naar werk van Arnold Böcklin. Ik zou die andere drie ook weleens willen horen en spelen.



Een andere vondst zat in het slotconcert, gisteren met Yannick: Chausson en zijn Poème de l'amour et de la mer. Ook laat-romantiek maar van Franse snit. Mezzo-sopraan Christianne Stotijn welhaast op het lijf geschreven. Het publiek in de Doelen was ontroerd, maar ik verwacht dat we ook in Parijs, Essen en Heerlen komende week wel wat gevoelige snaren kunnen raken: http://www.youtube.com/watch?v=E-VAeW2yce8&feature=relmfu.

In anderhalve week vier verschillende concerten onder deze twee dirigenten mogen spelen is een voorrecht.
Yannick opent na de reis ook nog het seizoen, Valery komt in december weer terug.
We mogen niet klagen.

donderdag 6 september 2012

Schlechtwetterregelung

De zomer is de tijd van de muziekfestivals.
Orkesten en ensembles vliegen van hot naar her om zich te laten horen.
Idyllische omgevingen en doorgaans mooi weer.
Zo troffen wij vorige week de collega's van het KCO aan het eind van een Schipholse pier, waar zij bij de tegenoverliggende gate hun vliegtuig naar Salzburg vonden. Vrijwel gelijktijdig vlogen wij naar Wenen, op weg naar het Festival van Grafenegg.


Het Musik Festival Grafenegg is minder bekend dan de Salzburger Festspiele, veel jonger ook, maar al zeer prestigieus. Een indrukwekkende line-up van toporkesten als het Gewandhausorchester Leipzig, Dresdener  Staatskapelle, Cleveland Orchestra, London Philharmonic en LSO. Thielemann, Chailly, Tilson Thomas, Herreweghe, Jurowski, Welser-Möst.
En Yannick natuurlijk.
Allemaal op uitnodiging van Rudolf Buchbinder, Künstlerische Leiter, beroemd pianist en solist bij ons in Brahms' Tweede pianoconcert.
Ik heb begrepen dat hij zeer tevreden was - Floris heeft ook weer een heerlijke cellosolo afgeleverd - en dat er alweer een nieuwe uitnodiging voor ons klaar ligt.
Het enige wat tegenviel was het weer.

Nu is lekker weer op tournee altijd een genot, een kadootje, maar nu was het belangrijk omdat we geacht werden in de openlucht te spelen. Open Air-Bühne Wolkenturm is een prachtig theater bij slot Grafenegg en schijnt een bijzonder akoestiek te hebben. Die ervaring hebben we helaas moeten missen.
Tussen dagen met schitterend weer zaten we daar net tijdens een depressie.
Gelukkig beschikken ze daar ook over een mooie, tamelijk nieuwe zaal.
Weliswaar riep de buitenkant associaties op aan de zaal waar we vorig jaar in Lima speelden, maar het interieur leek erg op de zaal in Dortmund. Het bleek van dezelfde architect te zijn. De zaal is iets kleiner en er was geen bier na afloop, zoals traditioneel bij onze Oosterburen. Maar het glas witte wijn lieten wij ons goed smaken.

En de zaal zat vol.
In het programma stond de 'Schlechtwetterregelung'  beschreven.
De 1e t/m de 5e rang krijgen een plaats in de zaal, voor de 6e rang is er een Klappsitz op de Galerie.
Dat zal de rij stoelen hoog langs de wand wel zijn, zoals ze die in Dortmund ook hebben.
De 7e rang en de 'Rasenkarten' kunnen hun geld terugkrijgen of in de manege naar een videoregistratie kijken. Voor alle zekerheid wordt wetter- und regenfeste Kleidung geadviseerd.

Dat was bij het Veerhavenconcert ook de boodschap.
Maar ondanks alle zorgwekkende voorspellingen verliep het dit jaar zonder regen.
Ik vermoed dat ze daar ook niet over zo'n genereuze slechtweerregeling kunnen beschikken, maar het staat ook voor volgend jaar gewoon weer in de planning.
Een mooie Rotterdamse traditie.

Net als het Gergiev Festival, dat morgen alweer van start gaat.
We verheugen ons weer enorm op het weerzien met Valery, die prachtig repertoire komt dirigeren.
Bekend en onbekend.
De twee Dodeneilanden, Rachmaninov en Reger, zijn interessant. Sjtsjedrin is weer een noviteit van een landgenoot. En met de muziek van Dutilleux heeft Gergiev, sinds hij ooit het Vioolconcert tijdens een vorig Festival dirigeerde, een speciale band opgebouwd.
Strauss is natuurlijk orkestraal genieten en voor Prokofjev kun je in de wereld geen betere dirigent vinden.
Dat moet een enerverend weekend worden, waarbij ik op zondag, onze rustdag, achterover kan zitten om Otello over me heen te laten komen.
Het Mariinsky zal wel weer een blik solisten hebben opengetrokken, met jonge talenten die ooit de wereld gaan veroveren. Zo heeft een jonge Anna Netrebko tenslotte ook bij ons op het podium gestaan.

woensdag 29 augustus 2012

Het Gele Label

DEUTSCHE GRAMMOPHON.

DGG, eigenlijk, want het is een 'Gesellschaft'.
The Yellow Label, op zijn Engels. Het ijzersterke logo als handelmerk.
Das tradtions-reiche Prestige-Etikett.
In de hoogtijdagen van de langspeelplaat was het een van de belangrijkste maatschappijen met een rijke traditie en een grote reputatie. En dat is het nog steeds, hoewel het (cd-)landschap er inmiddels wel wat anders uitziet.
Het begon in 1898, in Hannover, maar ik denk niet dat ze toen ook al dit etiket gebruikten.
Het doet me een beetje denken aan de goudomrande cartouches met componistennamen in het Concertgebouw. Respect, waardigheid, een beetje verering wellicht.

Veel van de eerste platen die ik van mijn zakgeld kocht zagen er zo uit, en dan wist je dat het goed was.
Karajan met Beethoven, Abbado met Brahms, Oistrach met Bach, Amadeus Quartet.
En toen Bernstein bij DGG kwam leek hij opeens veel succevoller, veel interessanter dan bij CBS.
Maar dat was vooral een gevoel, gevoed door reclame en de manier waarop het verpakt werd.
Ik weet niet in hoeverre dat nog steeds opgaat. Maar het is wel hetzelfde etiket dat wij nu op onze cd's mogen zetten.

Of liever: de naam van het Rotterdams Philharmonisch Orkest verschijnt op hun cd's.
Misschien vooral de naam van Yannick. Op een serie van een drietal schijfjes.
En dat daar meer op staat dan begeleidingen van een grote solist is in deze tijd bijzonder.
De Pathétique van Tsjaikovsky.
Een symfonie. En niet zomaar een symfonie.
Hartverscheurende muziek, een afscheidswerk, een laatste noodkreet, een verholen liefdesbekentenis aan zijn neef. Wat je er ook maar in horen wilt.

We hadden het stuk nog nooit samen uitgevoerd, maar kennen het stuk natuurlijk goed.
Vorig seizoen speelde het orkest het nog met Saraste, Yannick dirigeerde het deze zomer bij zijn Amerikaanse orkest. En zo begonnen we afgelopen week in de Doelen aan de opnames.
We hadden vrij veel tijd om er iets moois van te maken, om lastige passages te herhalen, om zaken nog beter op elkaar af te stemmen.
Ik begreep dat het opnameteam over uitzonderlijk goede microfoons kon beschikken, maar daar zitten natuurlijk ook nadelen aan vast. Het omslaan van de pagina's, niet altijd te vermijden, wil je op een cd niet horen, dus daar werden extra takes voor opgenomen. Maar het voetenwerk van een dirigent eiste drastischer maatregelen: een tweetal dekens, de bovenste oranje, vormde een effectieve bescherming tussen zijn zolen en de bok.

We kregen schone partijen, ontdaan van alle mogelijke streken en vingerzettingen van decennia. Alleen het hoognodige.
Een Amerikaanse heruitgave van de bekende Breitkopf&Härtel, materiaal waar elk Westers orkest van speelt. Een curieuze uitgave overigens, want er is meteen een bewerker mee aan de slag gegaan, die in verschillende stemmen extra noten heeft genoteerd, voor het geval je het stuk met een incompleet orkest gaat spelen. Vooruitlopend op drastische bezuinigingen?
De naam van de bewerker, Martin Schmeling, hebben de Amerikanen geschrapt maar zijn toevoegingen, Einzeichnungen für vereinfachte Besetzung, staan er nog steeds. Zo kunnen wij in de openingsmaten een stem van de basgroep overnemen (zie foto boven).  En als de vierde hoorn zich voor het eind van het eerste deel verslikt staan wij ook weer reserve.
Een zeldzaam geval, dat ik alleen van dit stuk ken.
Maar waarom juist de Pathétique, en zou het weleens zo worden uitgevoerd?

Er is wel een beruchte passage waar Tsjaikovsky vaak wordt 'verbeterd', vlak voor de grote catastrofe in het eerste deel, als de componist naar zijn zachtste dynamiek afdaalt. De klarinet mijmert wat na op de meeslepende melodie, dolce possibile, en verdwijnt in het niets tot ppppp. Vijf piano's, ik weet niet hoe je dat uit moet spreken. Pianisississimo? Lastiger nog is het om het te spelen. Maar onmogelijk wordt het als een fagot de lijn afmaakt tot pppppp!!
Meestal wordt hier gekozen voor een basklarinet, die veel makkelijker een zachte toon kan voortbrengen.
Beide alternatieven hebben we opgenomen. Ik ben benieuwd waarvoor gekozen gaat worden.
(ook bij Karajan klinkt ook een basklarinet, natuurlijk buiten beeld: 10.21):

Het zal nog wel een jaar duren voor het schijfje in de schappen ligt, althans in Europa.
Het schijnt dat China, waar we de symfonie aan het eind van dit seizoen gaan spelen, al eerder van het resultaat mag gaan genieten.
En een prachtige opname zal het vast wel worden.
We hebben er hard en intensief aan kunnen werken, schaven aan details, voortdurend op het puntje van de stoel, en dat is altijd nuttig voor een orkest. Daar wordt je alleen maar beter van.

En trots dat we op het gele label staan?
Het geeft zeker een goed gevoel en is onmiskenbaar een vorm van erkenning.
Maar ik moet toegeven dat mijn zoon mij is voorgegaan, een paar jaar geleden, als jongenssopraan in een opname van de Mattheus Passion.
In een Nederlandse hertaling, overigens.
Ook dat past blijkbaar bij het Duitse label.