dinsdag 19 juni 2012

Fans

Vier keer hebben we hem gespeeld.
Deel 2 van Lord of the Rings.
De eerste keer was de generale repetitie, een handjevol mensen in de zaal en de neuzen van veel orkestleden  zoveel mogelijk richting filmdoek.
Je wilde tenslotte toch een beetje een indruk krijgen waar de muziek voor bedoeld was.

The Two Towers heet dit deel, en als ik het goed heb begrepen zit in elk van beide torens een tovenaar, een goede en een slechte, die met elkaar een strijd aangaan.
En niet alleen die tovenaars, want er wordt veel gevochten in die ruim drie uur film.
Oorlogen tussen alle mogelijke duistere wezens die je, als je de film niet echt kunt zien, toch lastig uit elkaar kunt houden. Waarschijnlijk zou je het in de muziek van Howard Shore moeten kunnen horen, maar wat het meeste opviel was het voortdurend gebruik van de lage instrumenten in het orkest. Waar de violen nog weleens op adem konden komen, zaten wij met de bassen onafgebroken door te zagen. Maar ook het lage koper was bezig met een uitputtingsslag. Daarbij vergeleken is een Wagner-opera een peuleschil. Zeker als je die eens in de drie dagen speelt, zoals we doorgaans bij DNO doen.



Toch heeft Shore wel goede muziek geschreven, denk ik. Zeer effectief in combinatie met de filmbeelden en in een herkenbare eigen stijl. Op een gegeven moment lukte het me wel de muzikale vertaling van de figuur Gollem te traceren. Veel hoge noten en flageoletten in de violen en vooral de specifieke klank van de cymbalon, zoals in de scene dat hij in een verboden meertje van bovenaf bespied wordt, vlak voordat hij gevangen wordt genomen.
En de reactie van het publiek, zonder uitzondering steeds juichend en fluitend, pleit ook voor de partituur van Shore. Als orkest, beperkt als we worden door een dirigent die het tempo van de film op de voet volgt, moet je zoiets niet te vaak doen. Maar het is wel een manier om de schijnwerpers op de muziek te richten en het belang daarvan voor een goede film.

Een happening voor de echte fans was het.
Voor de mensen die dan ook alles van de films en de boeken afweten.
En die het niet erg vinden dat het Nederlands voetbalelftal op hetzelfde moment een belangrijke wedstrijd speelt.
De eerste helft van de wedstrijd tegen Denemarken konden we in de atiestenfoyer bekijken, voor wie dat wilde. Orkestleden en koorzangers gebroederlijk naast elkaar om de landgenoten aan te moedigen.
Op dat moment zie je dat onze Belgische collega's, merendeels wel voetbalfans, toch echt buitenlander zijn en zich afzijdig houden.
En net als bij de film is zo'n wedstrijd een gebeuren waarin je moet geloven om meegesleept te worden.
Als je op afstand zit en het commentaar niet hoort valt dat niet mee.
Dan is een voetbalwedstrijd maar half zo spannend, net als een film zonder muziek.

maandag 11 juni 2012

Aimez-vous Webern?

Na de opera-avonturen van afgelopen week was het eigenlijk een rustig programma waarmee we ons 'seizoen' in Parijs afsloten. Twee grote stukken Brahms en vijf kleine stukken Webern. Een herhaling van een programma uit Dossier Brahms.
Het verrassende zat 'm  vooral in de manier waarop beide componisten verbonden werden; vanuit de laatste maat van Webern, een duidelijk voorbeeld van atonale muziek, maakten we een naadloze overgang naar het veilige D majeur van Brahms. Zo naadloos, dat we ons zondagavond toch nog lieten verrassen en niet iedereen zijn eerste noot gespeeld zal hebben.




Het publiek was na de symfonie zo enthousiast dat we niet zonder toegift het podium van het Théâtre des Champs-Elysées konden verlaten.
Daar hadden we ons niet op voorbereid, maar Yannick koos voor een herhaling van het scherzo, met zijn elegante, volksmuziek-achtige hobo-solo. Een logische keus misschien, ook al omdat het het kortste van de vier delen is, maar wat mij betreft had een deeltje Webern ook wel gekund. Alle spelers, gitaar, mandoline, toetsenisten, slagwerkers, zaten nog op het podium. En bovendien is die muziek haast te geconcentreerd om bij één keer horen voldoende door te dringen. Maar misschien zou het publiek dan met teveel vraagtekens Avenue Montaigne op zijn gestuurd.



Ik ben blij dat we die muziek van Webern weer eens op de lessenaars hadden staan en zeker die Fünf Stücke für Orchester opus 10. Het lijkt een wat ironische titel met nauwelijks twintig musici, maar de componist zal het vast serieus bedoeld hebben. Nergens in zijn muziek is hij verder gegaan in zoveel mogelijk inhoud stoppen in zo weinig mogelijk noten. Of het zou zijn opus 11 moeten zijn, de Drei kleine Stücke voor cello en piano. De ultieme concentratie!



Ik hou erg van die muziek, maar weet dat je er geen groot publiek mee kan bereiken. Misschien helpt het om een luister-route te volgen vanaf de Bach/Webern ricercare, die we in het andere Brahms-programma speelden, via een piano-reductie van opus 10 nr. 1 naar de definitieve versie, zoals Noah S. Weber dat in zijn blog Nicht diese Töne voorstelt: http://94clusiere.blogspot.nl/2010/11/webern-op-10-program-notes.html.

Dan blijft nog de vraag of het een goed idee was om de Webern aan de Brahms te plakken.
Zoiets is een experiment dat Yannick met overtuiging uitvoert en waar iedereen zijn eigen mening over kan vormen.
Bij Domestica Rotterdam hebben we al veel mogelijkheden uitgeprobeerd om de presentatie van muziek los te maken uit het stramien 'opkomst-applaus-stilte-beginnen', met vaak bevredigende resultaten.
Bij een orkest is dat lastiger.
Ik herinner me een Gergiev Festival waarin Valery de Negende van Beethoven vooraf liet gaan door A survivor from Warsaw, een aangrijpend stuk met spreker en mannenkoor van Schönberg. Ook zonder pauze of applaus tussendoor. Dat vond ik zeer overtuigend. Niet alleen omdat de boodschap van beide stukken in eenzelfde richting kunnen wijzen, maar vooral ook vanwege het begin van Beethoven, waar vanuit een accoord, eigenlijk niet meer dan een simpele tweeklank, een thema ontstaat.
En het was een perfecte gelegenheid om een groot publiek kennis te laten maken met de moeilijk geachte muziek van Schönberg, met de Tweede Weense School.
Je kunt dat ook via beelden doen, zoals Peter Greenaway en Saskia Boddeke:





Brahms begint zijn Tweede symfonie meteen met een lyrisch thema, een melodie die iedereen kan nazingen. Die tegenstelling met de muziek van Webern was misschien een te grote hobbel.
Toch zorgde het ongetwijfeld bij veel luisteraars voor een nieuwe invalshoek, een andere manier van luisteren naar bekende muziek, en dat is dan weer winst.
Zo zullen we het 'ijzeren repertoire' steeds weer met nieuwe ogen en nieuwe oren moeten beluisteren.
En in Yannick hebben we daarvoor een ideale gids.