zondag 21 juli 2013

Dubbele streep

Het eind van het seizoen geeft altijd een gevoel van ontspanning.
Weer een jaar hard gewerkt, met hoogtepunten en minder goede momenten.
De zon schijnt steeds vaker.
Buiten eten.
Dat soort zaken.


Maar dit jaar betekende voor een groot aantal collega's het einde van het seizoen tevens het einde van een baan, de afsluiting van een samenwerking met musici waar je soms al eindeloos mee hebt gespeeld, of de opheffing van een orkest.
In het zuiden bestaan het Limburgs Symfonie Orkest en Het Brabants Orkest niet meer: philharmonie zuidnederland heten ze voortaan, en Zeeland hoort vanaf nu ook tot hun speelgebied. Beide orkesten speelden hun laatste concert overigens in Amsterdam, in het Concertgebouw.

Dat gold in zekere zin ook voor onze Haagse collega's van het Residentieorkest.
Zij kunnen nog wel doorgaan onder hun eigen naam, maar met een beduidend kleinere formatie. Van een aantal musici moest afscheid worden genomen en ook dit orkest moet gaan zoeken naar een nieuwe identiteit. Een nieuwe zakelijke en een nieuwe artistieke leider zijn inmiddels gevonden. Het wachten is nog op een chefdirigent, maar dat zal ook samenhangen met de toekomst van de Anton Philipszaal. Wordt de huidige zaal opgeknapt of is er geld en steun voor een groot nieuw cultuurpaleis? Gisteren viel weer een beslissing in de Gemeenteraad, maar onduidelijkheid blijft. In beide gevallen zal overigens een tijdelijk onderkomen moeten worden gezocht. Een extra hobbel in deze moeilijke tijden, maar helaas geen ongebruikelijke situatie in de lange geschiedenis van het orkest.
Ik hoop dat er iets moois uit kan groeien.
Dat hebben zij en het publiek wel verdiend.



Dramatischer was het laatste concert van de Radio Kamer Filharmonie, ook in het Concertgebouw.
Zij waren al voortgekomen uit een bezuiniging en herstructurering bij de omroep. Toen waren het vooral ouderen die het veld moesten ruimen. Nu zijn het enkelen die zich bij het Radio Filharmonisch Orkest mogen aansluiten. Het kamerorkest is niet meer.
In een mooie documentaire van Lucas van Eck, zoon van twee cellisten, kwamen enkele musici aan het woord die duidelijk maakten wat het voor hen persoonlijk betekent nu de bezuinigingen van het vorige kabinet worden gerealiseerd. Een fagottist volgt een nieuwe roeping als meditatieleraar, een violist weet zich bij andere orkesten in de kijker te spelen.
Het was vooral het verhaal van violiste Josje ter Haar dat me trof.
Wij hebben in dezelfde tijd in Den Haag gestudeerd en je komt elkaar later ook nog wel regelmatig op het podium tegen. Voor haar is het einde verhaal. (Althans op het moment van de opnames. Als ik het goed heb begrepen heeft ook zij op het allerlaatste moment nog een deeltijdbaan in het Radio Filharmonisch aangeboden gekregen)
Ze citeert een recensie van een concert met het conservatoriumorkest, haar eindexamen. Een lovende recensie. Zij speelde de solopartij van het Vioolconcert van Alban Berg en Lucas Vis dirigeerde.
Ik zat in het orkest, en tientallen met mij. Hoe velen van hen zou het gelukt zijn een baan in de muziekwereld te vinden en te behouden? Kwaliteit alleen biedt niet voldoende garantie, je moet ook een dosis geluk hebben.

Heel toevallig las ik afgelopen maand ook nieuws over mijn lessenaargenoot van toen. Ik kon hem feliciteren met een nieuw gecreëerde leerstoel aan de Hochschule für Musik und darstellende Kunst in Frankfurt: "Interpretatorische Praxis und Vermittlung neuer Musik". Een titel die ze alleen in Duitsland kunnen verzinnen, maar zeker geen overbodige taak. Lucas Fels reist al jaren als cellist van het Arditti Quartet de wereld rond, met de ene wereldpremiere na de andere, dus aan kwaliteit en ervaring geen gebrek. 'Deutschland ist für neue Musik das Paradis', zegt hij. Dat zou kunnen. Ik realiseer me dan wel weer hoe anders, beter, in Duitsland met de aandacht en waardering voor klassieke muziek en musici in het algemeen wordt omgegaan. Die achterstand wordt bij ons helaas alleen maar groter.



Andere getroffen ensembles als Holland Symfonia en de Nationale Reisopera hadden hun afgeslankte vorm al een half jaar geleden aan moeten nemen. De tijd zal uitwijzen of goede keuzes gemaakt zijn, of het voor sommigen niet te moeilijk gemaakt is om te overleven en of het publiek her en der gelooft in het succes.
Dat publiek hebben we nodig en zonder visie voor de lange termijn zal de toekomst er voor velen van ons somber uitzien.
Jaap van Zweden refereerde in de documentaire al aan de vorige herstructurering die onder zijn leiding nog maar kort geleden bij de omroep heeft plaats gevonden. Daar kun je de orkestwereld  niet binnen enkele jaren weer mee confronteren.

Innovatie is daarvoor onontbeerlijk.
De tijden veranderen. De manier waarop mensen met elkaar communiceren ontwikkelt zich razendsnel.
Het aanbod van informatie, en ook muziek, is gigantisch en makkelijk bereikbaar.
Daar moeten wij als orkestenwereld iets mee.
En als ik Yo Yo Ma mag geloven zijn het zeker de musici die getraind zijn om de problemen van de wereld in het algemeen, misschien ook de muziekwereld in het bijzonder, te lijf te gaan: tot samenwerking bereid, flexibel, fantasierijk en innovatief. Hopelijk kunnen de collega's die nu zonder baan zitten daarvan profiteren.

Ik heb zelf in deze laatste weken mijn eigen bescheiden steentjes aan innovatieve programma's proberen bij te dragen.
Een vormgever die betrokken is bij een vervolg van Blown Away, zoals we afgelopen seizoen met het RPhO in de Feniksloodsen hebben uitgevoerd, wilde meer weten over de achtergronden van de muziek die we spelen.
Als het lukt om ook in de uiterlijke presentatie iets te communiceren over de inhoud van wat we brengen aan publiek dat doorgaans niet onze concerten bezoekt, hebben we een belangrijke stap gezet.
Ik heb mijn best gedaan en ben heel benieuwd wat het resultaat in november gaat worden.

Ook met de voorbereiding van de serie Lof&Lust in de Laurens zijn we, Domestica Rotterdam, flink opgeschoten.
De muziek die we daar spelen mag dan niet erg nieuw zijn, hoewel er voor deze gelegenheid weer een paar spannende arrangementen worden gemaakt, de vorm die we kiezen en steeds verder ontwikkelen is nog bepaald uniek en met goede kansen voor de langere termijn om publiek op een onverwachte manier met bekende en onbekende muziek te confronteren.
Zo blijven we zoeken naar plaatsen die de klassieke muziek in het leven van liefst velen kan gaan innemen.

Prettige vakantie!

woensdag 3 juli 2013

Zomer

Het einde van het seizoen nadert.
Aan het weer is het nog niet te merken, maar wel aan de drang om weer een nieuw stukje te schrijven.
Die is nu even wat minder.

Ik had natuurlijk mooie verhalen kunnen vertellen over de reis naar Zuid-Korea en China.
Het was voor mij de eerste keer, dus vergelijken met 'vroeger' kan ik nog niet, maar ik voelde wel dat de ontwikkelingen daar heel snel gaan.
Met een aantal prachtige zalen en een groeiende belangstelling voor klassieke muziek.


Ik had over de Sacre op de heilige grond in Parijs kunnen vertellen.
Met veel succes sloten we de jubileum-reeks in het theater bij de Champs-Elysées af.
Voor wie nog niet genoeg heeft van dit meesterwerk, kan ik nog wel verwijzen naar twee artikelen, die er, wat mij betreft, uitsprongen.

Onze Nederlandse, maar internationaal ook zeer gerespecteerde, Stravinsky-expert Elmer Schönberger, dook in de schetsen en benadrukt dat componeren een aaneensluiting van keuzes is. Waren de keuzes van de componist bij dit stuk altijd de beste, of had het nog beter gekund?
'Ik weet niet meer wat ik na al die jaren adembenemender vind: het stuk zelf of de totstandkoming ervan. Maar wat was ik er vandaag graag bij geweest, in dat geweldige Théâtre des Champs-Elysées in Parijs.


En de 'Eckermann' van Stravinsky, Robert Craft, liet ook weer van zich horen.
Deze dirigent, muziekwetenschapper, en jarenlang assistent van de componist is inmiddels bijna negentig, maar blijft een belangrijke bron van informatie over de muziek. In Glimpses of a Life had hij al eens een paar hoofdstukken aan de Sacre gewijd met titels als 'The Rite at Sixty-Five' en 'The Rite at Seventy-Five'.
Bij een nieuwe editie kan daar nu ook 'The Rite at Hundred' aan worden toegevoegd.
Interessante verbanden worden gelegd, zoals met de schilderijen van Mikalojus Ciurlionis (1875-1911), een kunstenaar uit Litouwen, die ook componeerde.
Stravinsky zou ooit een toekomst als schilder overwogen hebben. En die openingsmaten in de fagot zouden afkomstig zijn uit een Litouws volksliedje.
De rol die Nikolai Rjorich, de maker van de kostuums en decors voor de Sacre, speelde bij de totstandkoming van de partituur blijkt veel groter dan ik had gedacht. Rjorich bezat een enorme kennis van het oude Rusland, maar was als filosoof ook sterk beïnvloed door mensen als Tagore en Ramakrishna, en was voor de jonge Igor een soort guru.

Craft komt ook naar buiten met homoseksuele escapades van Stravinsky, die toch vooral een reputatie met vrouwen als Coco Chanel heeft. De omgeving van de Ballets Russes, met Nijinsky en Diaghilev, was ongetwijfeld gekleurd door de herenliefde, maar in dit artikel is het met name een liefdesrelatie met Maurice Delage, leerling van Ravel, die zelf overigens ook een belangrijke rol in dit verhaal speelt.
Je kunt je afvragen of dit niet meer onder de noemer 'roddel' past en wat het met de muziek te maken heeft, maar het voegt natuurlijk wel iets toe aan het beeld van Stravinsky. Verder staan er nog veel waardevolle details in het stuk.

Het verhaal over de herenliefde kleeft natuurlijk ook altijd aan de muziek van Benjamin Britten, zeker de rollen die hij voor zijn levenspartner tenor Peter Pears heeft geschreven. Zoals Gustav Aschenbach, in Death in Venice.
Zijn laatste opera is gebaseerd op de novelle van Thomas Mann, waarin de obsessie voor een Poolse jongen een centrale rol speelt. Zowel Britten als Mann hebben die fascinatie zelf goed gekend en ongetwijfeld geworsteld met een maatschappij die dat niet accepteert.
Vooral de verfilming van Visconti is beroemd geworden, maar het heeft zeker ook een intrigerende opera opgeleverd, die zelden on het theater is te zien. Deze dagen komt een produktie, die in Engeland bijzonder goed ontvangen is, bij DNO op de planken, met het Rotterdams Philharmonisch in de bak.
Daar zit ik niet bij, maar ik ga zeker een keer in de zaal zitten.
En hopelijk velen met mij.