dinsdag 20 mei 2014

Stemadvies van Beethoven

Er zijn momenten in een seizoen, zoals feestdagen, die je kunt gebruiken bij het samenstellen van je programma. Een Passie van Bach in de Lijdenstijd, Nieuwjaar en Kerstmis worden zoveel mogelijk gevierd en komend seizoen is ook weer aandacht voor het bombardement van 14 mei 1940, met een uitvoering van de Tweede van Mahler.
Verkiezingen voor het Europese Parlement vallen daar doorgaans buiten, maar dit jaar niet.
Hoewel ik me niet kan voorstellen dat Philippe Herreweghe dat in zijn achterhoofd had toen hij het programma voor komende week samenstelde, maar het is er niet minder toepasselijk door.
Als we de Negende symfonie horen, dan moet Beethoven voor Europa gestemd hebben.


En Europa heeft voor Beethoven gestemd, want de melodie waarop de Ode an die Freude, de tekst van Schiller, gezongen wordt, geldt al bijna dertig jaar als volkslied van de Europese Unie, als Europese hymne.

Zonder tekst, want de keus voor een taal zou het gemeenschapsgevoel ondermijnen, maar wel als uiting van 'de gemeenschappelijke waarden'.

Gaat het gedicht van Schiller daar wel over?
Hij schreef de woorden in 1785, dus nog voor de Franse Revolutie, voor een drinklied van de vrijmetselaars.
Daar werd vreugde vast als iets nobels beschouwd, en het succes van de tekst bleek wel uit het grote aantal vertoningen. Een bundel uit 1800 telde al veertien verschillende versies.
Schiller schreef het aanvankelijk als Ode an die Freiheit, ook niet onbelangrijk voor de broeders, maar dat werd toch als politiek te riskant gezien. Leonard Bernstein greep hierop terug toen hij in 1989 de Negende bij de val van de muur in Berlijn dirigeerde en 'Freude' verving door 'Freiheit':


Beethoven heeft vele jaren met het idee rondgelopen om de ode op muziek te zetten, maar uiteindelijk was zelfs de jonge Schubert hem nog voor.
En die bleef, in zijn afwisseling van solo en koorzang, bepaald dichter bij de bedoeling van Schiller.

Die 'vreugde' waar het allemaal om draait, lijkt inmiddels wat naar de achtergrond geschoven. Wat iedereen onthoudt is toch vooral het 'alle Menschen werden Brüder'.
En behalve die vreugde en broederschap is het voor ons, ook in een Nederlandse vertaling, wat moeilijk te vatten:
Vreugde, schitterende godenvonk,
dochter uit Elysium!
Wij betreden met vurige hartstocht,
hemels wezen, jouw heiligdom!
Jouw toverkrachten verbinden weer
wat gewoonte strikt verdeeld heeft,
Alle mensen worden broeders
waar jouw zachte vleugel zich welft.

Dat Elysium komt natuurlijk uit de Griekse mythologie, en gecombineerd met de Turkse mars die Beethoven ook in zijn finale laat opdraven, compleet met grote trom, bekkens, triangel en piccolo, krijg je toch een stukje actuele Europese politiek voorgeschoteld. En zo lang geleden was het ook niet voor de Weense bevolking dat ze door die Ottomanen waren belegerd. Als dat in 1683 anders was afgelopen hadden we in West-Europa misschien wel een islamitische broederschap gehad in als Europese Unie.

Nu is het, sinds de val van de Berlijnse Muur, wel heel hard gegaan met de eenwording van Europa, en dat heeft ongetwijfeld voor veel mensen veel voordelen. Toch heb ik, als muziekstudent op bezoek in Hongarije, gelukkig ook nog kunnen profiteren van de oude situatie. Grammofoon-platen en bladmuziek waren voor ons rijke westerlingen spotgoedkoop. En een van de mooiste trofeeën die ik daar, blijkbaar voor een betaalbare prijs, heb kunnen aanschaffen was een partituur van de Negende van Beethoven. De prijs die daar in forinten staat ingeschreven, meer dan 700, zou ik er nu, weliswaar in een mooiere uitgave, in euro's voor neer moeten tellen.  
Het bijzondere is namelijk dat het om een facsimile van het handschrift van Beethoven gaat. De partituur die hij zelf geschreven heeft en gebruikt bij de allereerste uitvoering. 
De emoties waarmee hij de noten op papier schreef, en vaak ook weer doorkraste, komen zo wel heel dichtbij.
Over die premiere gaat het beroemde verhaal, van de componist die te doof is om het uitzinnige applaus van het publiek te horen als die al na het tweede deel uit hun dak gaan. Als iemand hem gebaart zich om te draaien ziet hij het tenminste. Van de muziek zal hij ook niet veel gehoord hebben, voor het samenspel was gelukkig een andere dirigent op het podium aanwezig, maar hij zal desondanks de gevoelens en vooral de dynamiek op de musici hebben kunnen overbrengen. Daarvoor had hij met rood extra aanwijzingen ingekalkt. Ontroerend om te zien!

De verschillen met de gedrukte partituren zijn natuurlijk ook interessant.
De inzet van de tenor bijvoorbeeld, op de tekst die Beethoven zelf heeft toegevoegd: O Freunde nicht diese Töne! 
De voorslag ontbreekt, evenals de alternatieve cis op Freun, die in het handschrift wordt verdeeld als Freu-nde.
En zo zit de partituur vol verhelderende details.
Slechts één metronoom-aanwijzing bevat het, namelijk voor het eerste deel: 108 oder 120 Mälzel.
Voor de kwartnoot zou dat waanzinnig snel zijn. 
Herreweghe houdt zich letterlijk, hij gebruikt een metronoom bij de repetities, aan de getallen die Beethoven later aan zijn uitgever stuurt en zit dan op 88. Maar ook bij die tempi voel ik me nog niet altijd helemaal prettig.
Het koor, zijn eigen koor, Collegium Vocale Gent, zal er zeker aan gewend zijn.
Ze zongen afgelopen week met Yannick al de sterren van Verdi's hemel, en bij Beethoven, en misschien nog meer bij Eisler en Brahms, verwacht ik weer veel schoons.  
Een mooi voorbeeld van Europese samenwerking, al is het dan met onze zuiderburen.

En mochten we nog een vaste periode in het jaar zoeken voor de Negende, dan kunnen we altijd nog kiezen voor de periode rond Oudjaar, zoals in Japan. Daar worden traditioneel in december, vooral de laatste dagen, talloze uitvoeringen van de Negende gegeven. Het stuk heeft daar ook nog een eigen naam: Daiku.
Beethoven zou het vast geweldig gevonden hebben.
Dan had zijn werk hem meer geld opgeleverd, dan de ring die de koning van Pruisen hem stuurde.

Als wij donderdag aan de Ode an die Freude beginnen, zijn de stembussen gesloten.
Maar de stem van Beethoven is een stem voor Europa. 
PvdA of D66, zou ik zo inschatten.








maandag 12 mei 2014

Oratorium of opera?

Kan een atheïst een requiem componeren?
Mag een atheïst een requiem componeren?
Misschien moet je Verdi geen atheïst noemen, maar hij had erg weinig op met de kerk en op zijn minst grote twijfels over het katholieke geloof.
Toch dirigeerde hij zijn Requiem per Manzoni de eerste keer in de San Marco van Milaan, een jaar na de dood van de grote schrijver. Tijdens de mis, afgewisseld met ambrosiaanse gezangen.
Drie dagen later al volgde een herhaling op een steenworp afstand van de kerk, in de Scala.
Als concertstuk in een operagebouw.
Daar hoort het helemaal thuis.
Al is het dan geen opera, er is zeker sprake van drama.
In de melodieën, de effecten, de harmonieën, komen zijn grote opera's voortdurend om de hoek kijken.
Ook de opera's die hij nog zal gaan schrijven, zoals de stormscene aan het begin van Otello, die net zo dreigend is als het Dies irae. Of zelfs de manier waarop hij de fuga, Libera me, tegen het eind van de mis opzet. Ik weet niet of het erg op elkaar lijkt, maar ik moet steeds weer aan de beroemde slotfuga uit Falstaff denken: Tutto nel mondo è burla.
Maar het laatste oordeel en de eeuwige zielerust is bepaald geen grap.
Zeker niet voor de sopraan en de mezzo die samen het Agnus Dei moeten inzetten, onbegeleid, in octaven..


Verdi wist voor wie hij componeerde, in dit geval Teresa Stolz en Maria Waldmann. Stolz was zijn favoriete Elisabeth (Don Carlo) en Waldmann de ideale Amneris (Aida), met een rijk en donker laag register.
Camilla Nylund, onze sopraan, kennen we al als een prachtige Elisabeth bij DNO,en Karen Cargill liet in Mahler 3 (O Mensch, gib acht) al eens horen welk laag register zij in huis heeft. Dat komt dus wel goed.
Verdi wilde zangers met persoonlijkheid, met het vermogen een karakter over te brengen.
In het Kyrie eleison mogen ze zich een voor een presenteren.
Competitie?
Heer ontferm u over ons.
Heb mededogen.

Het zijn niet alleen de zangers die een lastige klus hebben te klaren. Ook voor de cellogroep zit er een gevaarlijke passage in, meteen aan het begin van het Offertorio.
Beginnen op een losse C-snaar, waarvan je mag hopen dat die nog van iedereen even zuiver is, en binnen een paar tellen meer dan drie octaven stijgen; we gaan ervoor.

Het is wel een merkwaardig begin van een offertorium.
Vanuit de onderwereld, de profundo lacu, naar het heilige licht, in lucem sanctam ?
Ofwel de de doden tot leven wekken, de morte transire ad vitam.
Voor Manzoni was dat een religieuze realiteit, Verdi kan misschien ook nog wel gedacht hebben aan de literatuur en het gedachtegoed van de schrijver, dat moet voortbestaan.
In geloofszaken vertegenwoordigden beide heren twee uitersten, op politiek niveau zaten ze erg op één lijn bij de vorming van de Italiaanse natie, die in de 70-er jaren nog in de kinderschoenen stond.
Overigens prachtig hoe Karajan, een van de grote Verdi-dirigenten, hier het tempo voor de volgende cello-melodie vertraagt: Libera animas.
En wie herkent Pavarotti aan zijn uiterlijk?

Opera of oratorium, dat blijft de kwestie.
Verdi mag de solopartijen dan op specifieke zangers geschreven hebben, en daarmee ook wel de karakters bepaald, echte rollen zijn het natuurlijk niet.
Desondanks zijn er toch regisseurs mee aan de haal gegaan, zoals Achim Freyer in Berlijn.
Hij geeft ze wel alle vier een naam: Der Weisse Engel, Der Tod-ist-die-Frau, Einsam en der Beladene.
Zijn visie op het stuk is op zijn minst interessant:
Giuseppe Verdi bezeichnete den Tod einmal als »die größte Katastrophe des menschlichen Lebens«. Wie in seinen Opernwerken stellt er auch in seiner MESSA DA REQUIEM den Menschen und seine innere Wirklichkeit in den Mittelpunkt. Seine Totenmesse ist nicht für den Kirchenraum bestimmt, sondern für die Welt – Verdi gibt dem Text der lateinischen Liturgie eine menschliche Antwort. Mit jener musikalischen Dramatik, die man aus seinen Opern kennt, beschwört er die Schreckensbilder von Tod, Endzeit und Verdammnis durch ein gigantisches Tableau intensiver Gefühle: Angst, Zorn, Schmerz, Trauer und Sehnsucht nach Erlösung. Verdi rührt an Geheimnisse unserer Existenz. Seine Musik lässt uns ahnen, dass es für Trost keine Gewissheit, für Hoffnung keinen anderen Grund gibt als uns selbst.


Voor hoop is de mens niet op God maar op zichzelf aangewezen.
Zo zullen de meeste luisteraars in 1874 dat niet ervaren hebben.
De nadruk die bij Verdi ligt op het Dies irae, dat steeds weer terugkeert, en het Libera me, waarmee de mis eindigt, kan duiden op een fascinatie en angst voor de dood, zonder de troost van een God.
Wat bij ons de balans in de richting van het spirituele kan laten overhellen is de keuze voor het koor, Collegium Vocale, dat juist een grote reputatie op het gebied van kerkelijke, en oude, muziek heeft.
Ik herinner me nog die prachtige Bruckner-motetten die ze begin dit seizoen bij ons zongen.
En Verdi schrijft een veelkleurige koorpartij.
Veelal sotto voce, zoals in het begin, il più piano possibile. 
Het anonieme volk tegenover de solisten, die zich forte, ben legato, largo, pesante, komen voorstellen.
Het is maar even dat ze zich in het eerste deel mogen laten gaan.
Die kans komt natuurlijk in  het Dies irae, waar het koor boven het orkestgeweld moet zien uit te komen.
Maar ook in dit deel moeten ze hun allerzachtste dynamiek bereiken: estremamente piano, pppp, con voce cupa e tristissima. De mezzo-sopraan heeft net gezongen over het boek dat is opengeslagen, waarin ieders zonden beschreven staan voor de dag des oordeels. Dies irae. Drama!
Het sotto voce, parlando, in het Offertorio vraagt (vanaf 7:54 in het vorige fragment) om een sterke tekstoverdracht.
En natuurlijk het magische moment waarop het orkest zwijgt en koor en de sopraansolist het begin terug laten komen: Requiem eternam. Eeuwige rust, maar ook kippenvel (7:00):

Een repetitiefragment met Abbado, nog zo'n Verdi-maestro, waarin blijkt dat er ook bij deze muziek gelachen kan worden. Caballe laat wat hoge noten schieten en de televisie kiest op een gegeven moment voor meer verleidelijke beelden.

Genoeg  momenten om ons op te verheugen deze week en een must voor de koor-liefhebbers!
Ter afsluiting nog het hele laatste deel door mijn persoonlijke favoriet, die deze week honderd jaar geworden zou zijn, Carlo Maria Giulini:

Het stuk eindigt met Libera me.
pppp, morendo.
Verdi zoekt naar bevrijding, naar verlossing.
Maar waarschijnlijk toch niet bij dezelfde God als Manzoni.




maandag 5 mei 2014

5 mei

Manzoni?

Allessandro Manzoni, misschien wel de belangrijkste schrijver van de Italiaanse Romantiek.
Met slechts één roman op zijn naam: I Promessi Sposi (De Verloofden).
Buiten Italië vooral beroemd geworden door Giuseppe Verdi.
Zonder twijfel de belangrijkste componist uit de Italiaanse Romantiek.
Hij schreef bijna alleen opera's.
En een Requiem.
Het Requiem per Manzoni heette dat lange tijd.
Maar de naam Manzoni verdween ongemerkt.
Verdi schreef maar één Requiem, en welke dode hij daarmee wilde eren hoefden we blijkbaar niet meer te weten.
Maar voor Verdi was Manzoni een heilige, een grootheid.
En als atheïst, of toch minstens een agnost, componeert hij voor zijn overleden landgenoot een dodenmis, een meesterwerk.
Volgende week spelen we die in de Doelen.
Maar nu als opmaat een ode die Manzoni schreef voor een andere held, Napoleon.
Il Cinque Maggio.
Bonaparte was op 5 mei 1821 op St. Helena overleden en de hele wereld treurde.
Vele treurdichten zagen het licht, maar geen zou zo beroemd en geroemd worden als De Vijfde Mei van Manzoni. De grote Goethe heeft het zelfs nog in het Duits vertaald.
En al in 1829 zet de 16-jarige Verdi de tekst op muziek.
Het is niet uitgegeven, en waarschijnlijk door de bejaarde componist in het haardvuur gegooid, maar misschien bevat het Requiem nog wat verwijzingen.

'Ei fu' , zo begint het

Ik heb me nooit gerealiseerd dat onze bevrijdingsdag samenvalt met de sterfdag van Napoleon.
De man die de idealen van Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap met zijn legers over Europa verspreidde.
Ook ons volk moest jarenlang naar zijn pijpen dansen.
Maar blijkbaar was de bewondering in 1821, niet alleen onder de Fransen maar ook de Duitsers en de Italianen nog overheersend.


Manzoni, dus.
.

zondag 4 mei 2014

Opvolging

Zo heel onverwacht was het niet, en toch was het groot nieuws.
Droevig nieuws.
Maris Jansons tekent niet bij als chef van het Koninklijk Concertgebouworkest.
En daarmee komt dus al over een jaar een eind aan een vruchtbare samenwerking.
Vruchtbaar niet alleen in de vorm van topuitvoeringen, maar Jansons heeft er met zijn intensieve manier van repeteren, zijn hoge eisen, voor gezorgd dat het orkest in topvorm is.
Daar kan iedere gastdirigent van profiteren.
Maar hoe moet het nu met zijn erfenis?
Het kan niet anders of het orkest moet al langer rondlopen met het idee dat er een opvolger gezocht moet worden. Het verlengen van een contract gebeurt zelden nog op zo'n laat moment.
Maar als ze al iemand op het oog hebben is het zaak dat geheim te houden totdat de zaak geregeld is.

Ik heb dat proces één keer van nabij mee mogen maken, toen we bij het RPhO een opvolger voor Gergiev zochten. Het is een delicaat proces, wat we toen met de komst van Yannick op een succesvolle manier hebben kunnen afsluiten.
Jan Raes, ik moet inmiddels zeggen 'baron Raes', was toen onze eindverantwoordelijke, die dat op een uitstekende manier heeft aangepakt. Bovendien heeft hij ervoor kunnen zorgen, en dat is minstens zo belangrijk, dat de samenwerking met de vorige chef-dirigent op een  passende manier werd afgesloten.
En zo kunnen we nog steeds profiteren van een uitstekende relatie met Gergiev.
Het programma van het komende Gergiev-Festival is net weer gepresenteerd.
Het lijkt erop dat Raes dat met Jansons in Amsterdam ook goed kan begeleiden, met hopelijk nog vele mooie producties na 2015.
Maar natuurlijk begonnen daags na de mededeling over Jansons de speculaties over zijn opvolging.
In de pers, en natuurlijk ook onder de collega's.
Het NOS-journaal suggereerde dat het geen probleem gaat worden, omdat elke dirigent voor die baan in de rij staat.Dat lijkt me niet realistisch.
Natuurlijk geldt het Concertgebouworkest als een van de grote orkesten ter wereld en is het een genot, maar ook wel een lastige uitdaging, om in die zaal te mogen werken. Maar niet iedere dirigent past daar, niet iedereen zal in staat zijn daar het beste uit zichzelf en de musici te halen.
Er moet chemie zijn tussen orkest en dirigent en zijn klankideaal moet passen op het karakter van het KCO.
De naam die vaak genoemd wordt, misschien wel het vaakst, en die ik ook hoog heb staan, is die van Andris Nelsons.
Hij is nog jong, landgenoot en protégé van Jansons, en zeer succesvol. Hij begint komend seizoen als chef in Boston en sluit een jaar later zijn chef-dirigentschap in Birmingham af. Dat zou naadloos kunnen aansluiten op een aanstelling in Amsterdam. Komende week is hij er weer, dus de zaal zal vast vol recensenten zitten die gaan inschatten hoeveel kans hij maakt.
Andere namen die genoemd worden zijn Daniele Gatti, die dit seizoen nog uitgebreid met ze de operabak in duikt voor Falstaff. Een warmbloedige Italiaan.
Ivan Fischer, Hongaar maar ook woonachtig in Amsterdam, gooit hoge ogen. Zijn samenwerking met het door hem opgerichte Budapest Festival Orchestra is een succes-story en met het KCO heeft hij ook al bijzondere dingen gedaan. Een man met een originele kijk op de muziek en het orkest.
Gustavo Dudamel komt op menig lijstje voor en geldt als meest succesvolle dirigent van zijn generatie, die ook al een paar keer in Amsterdam gedirigeerd heeft. Zijn stijl lijkt niet de beste match voor het KCO, maar de zalen zullen vol zitten, ook met jong publiek.
Simon Rattle wordt genoemd, maar hij en het KCO zijn juist een beroemd voorbeeld waarbij de samenwerking tussen een toporkest en een topdirigent mislukte.
Christian Thielemann is nog maar net in Dresden begonnen, en kan daar genoeg opera doen om niet te hoeven verlangen naar een andere stek.
Jaap van Zweden komt ook op de meeste lijstjes voor en wordt zelfs, bij DWDD, door Joop van den Ende naar voren geschoven. Van een afstand lijkt dat logisch en als er een Nederlandse dirigent is die voor deze post in aanmerking komt dan is hij het wel. Maar Van Zweden legt zelf terecht uit dat er meer bij komt kijken, en dat zijn voorkeur momenteel bij een aantal Amerikaanse orkesten ligt. Hoe lang zal Dallas hem nog vast kunnen houden? Hij komt volgend seizoen wel weer met een grote Mahler bij ons in Rotterdam.
Nog een laatste naam die rondwaart: Yannick.
Dat zou een verrassing zijn, zeker omdat hij het orkest nog nooit gedirigeerd heeft. Dat zal vast de komende jaren gaan gebeuren en misschien ook tot hele mooie resultaten leiden, maar het lijkt me nog te vroeg om daarop te speculeren.
Wij hebben net weer een mooie tournee met hem mogen doen, waar van alle kanten enthousiast op is gereageerd. Het was mooi om mee te maken hoe het verwende publiek van Berlijn maar bleef klappen, en bijzonder om in een periode van herdenkingen in Warschau de Pathétique te spelen. Voor details van de reis is de blog die Bart Diels heeft geschreven een aangename bron van informatie.
We zijn blij dat we met Yannick nog een paar jaar door kunnen werken, hoewel hij helaas de komende jaren beduidend minder aanwezig zal zijn.
Waar ik mij bijzonder op verheug is het Requiem van Verdi deze maand, met 'ons' prachtige koor uit Gent en een grandioos zangerskwartet, waaronder twee solisten uit de cast waarmee we Don Carlo bij DNO speelden. Dat wordt Verdi op zijn best!

En ondertussen denken wij  natuurlijk al rustig na over de opvolger van Yannick in 2018.