dinsdag 26 januari 2016

Pelleas

Ik denk dat voor iedereen het begin van een orkestbaan een bijzondere tijd is.
Ik heb nog steeds hele goede herinneringen aan die eerste weken.
Ik was in februari aangenomen, maar had de rest van het seizoen nog elders een volle agenda, dus zou pas na de zomer officieel beginnen. Alleen een operaproductie in juni paste nog in het schema.
Nog niet helemaal echt in dienst dus, maar toch voelt dat als het begin van mijn baan bij het Rotterdams Philharmonisch.
En het was niet alleen mijn eerste operaproductie met het orkest, maar ook de eerste opera die ik ooit, met alles erop en eraan, speelde.
En de eerste keer dat ik met dirigent Simon Rattle mocht werken.

Pelléas et Mélisande.
Debussy.
Meteen een van de hoogtepunten uit het repertoire.
Het was juni 1993, mooi weer, ik woonde op loopafstand van de Stopera en heb van de gelegenheid gebruik kunnen maken om regisseur Peter Sellars ook tijdens andere repetities aan het werk te zien.
Ik geloof niet dat die enscenering, met de ziekenhuisbedden en de zwervers van LA, zijn beste werk was, maar ik heb hem sindsdien wel leren kennen als een van de meest muzikale en originele opera-regisseurs.
Ik moest weer aan die tijd denken, toen ik las dat Rattle en Sellars deze opera vorige maand semi-scenisch in de Berlijnse Philharmonie deden.
En voor de fans van Sellars, waar ik me toe reken, is er op 13 maart een lezing van hem in Tilburg bij het Nexus-instituut.

Dat was Pelléas in 1993.
Een paar jaar later volgde een reprise met dezelfde cast. Alleen Rattle was afgehaakt, want hij lag in een scheiding, terwijl zijn vrouw de rol van Mélisande zong. Ook nu in Berlijn is het weer de moeder van zijn kinderen, een ander inmiddels, die de vrouwelijke titelrol voor haar rekening neemt.
Dergelijke doublure schijnen wel vaker bij dirigenten voor te komen - was het Edo de Waart? - maar moeten toch uitzonderingen zijn!
De sterkste herinnering heb ik overigens aan Felicity Palmer in de (ondergeschikte) rol van Geneviève, en dan vooral het recitatief in de 2e scene. Geen spectaculaire muziek, maar we hingen aan haat lippen.

En toen kwam Gergiev met Pelleas.
Niet met de opera van Debussy, hoewel hij daar ook weleens instrumentale delen uit heeft gedirigeerd.
Het was het symfonisch gedicht van Schönberg, Pelleas und Melisande, dat op de openingsavond van het Gergiev Festival 1999 klonk, in combinatie met Bartoks Blauwbaard.
Een prachtig programma, uit de koker van Kees Hillen, maar te vooruitstrevend, of misschien onaantrekkelijk, voor het publiek van toen, want de zaal was slecht gevuld. Terwijl we er echt veel repetitietijd aan hadden besteed.
Dat was gelukkig anders bij die andere Schoenberg-partituur die we met Valery hebben gedaan, A Survivor from Warsaw, tijdens het slotconcert van het Festival 2006. Ook dit was een sterk programma, bedacht door Michael Fine, waarbij de Schönberg zonder onderbreking in Beethovens Negende overging.
Ik weet niet of het weer tijd is om met Gergiev Schönberg te spelen, een Verklärte Nacht zou ik graag met hem doen, maar deze week staat voor het eerst sinds ruim 16 jaar Pelleas und Melisande weer bij ons op de lessenaars. Een rijke, vol-romantische partituur, die niet in het klankbeeld, maar wel in de behandeling van motieven, voortkomt uit de traditie van Brahms. Die staat voor de pauze met zijn Tweede pianoconcert. Ook weer een programma om van te watertanden, geprogrammeerd door Hans Ferwerda, zeker met een ideale solist als Manny Ax, en een soort voorschot op het afscheid van solo-cellist Floris Mijnders.
De dirigent is een invaller die vandaag meteen indruk maakte met zijn kennis en inzicht in de materie; Robert Trevino. Zeker een talent waar we nog veel van zullen horen.
Hij heeft af en toe ook de storyline bij de muziek toegelicht, om het karakter van de thema's te benadrukken. Dat verhaal kenden we natuurlijk nog van de opera hoewel Schönberg het minder strikt volgt en zaken weglaat. Voor de meesten zal het niet belangrijk zijn bij het beluisteren van de partituur, en anders kan een mooie opname tv-opname met Abbado helpen:
 
Maar misschien wordt het binnenkort ook weer eens tijd om een van de beroemde plaat-opnames uit het verleden van het orkest opnieuw uit te brengen.
Bij Philips verscheen in 1980 een bijzondere dubbel-lp onder de titel Pelléas et Mélisande, met muziek van Fauré, Sibelius en natuurlijk deze Schönberg, gedirigeerd door David Zinman. Niet meer te krijgen, maar zeer de moeite waard. 
Iets voor het honderdjarig bestaan?
En dan misschien gewoon weer als langspeelplaat, want die lijkt met een serieuze terugkeer bezig.
Bij mij is die nooit weg geweest.

zaterdag 16 januari 2016

Casals

Casals.
De naam viel de vorige keer al.
Een levende legende.
Of moet ik zeggen: bij leven een legende.
Niet alleen als cellist, maar zeker ook als Catalaan in een tijd dat Franco de scepter over Spanje zwaaide.
En de geschiedenis van Catalonië, de onderdrukking en het streven naar onafhankelijkheid is de laatste tijd weer een actueel thema.
Als cellist wordt hij meestal Pablo genoemd, als vrijwillige banneling liever Pau.
Maar over politiek zullen we het hier niet hebben.
Ook als musicus heeft hij een enorme stempel gedrukt.
Met hem samenspelen was voor vele grootheden een leerzame ervaring, die ze weer door konden geven aan hun leerlingen.
En met de muziek bereikte hij velen, waaronder presidenten.
Zijn concert voor J.F.Kennedy op het Witte Huis in 1961 is een mijlpaal.
De cellist was daartoe bereid nadat hij tijdens de verkiezingscampagne van Kennedy hoorde dat hij 'artistic achievement and action' beschouwde als een 'integral part of our free society'.
Kom daar nu nog maar eens om.
Hij speelde daar zijn 'lijflied', het lied van de vogels, El cant dels ocells, een traditioneel Catalaans lied:

Iets minder perfect maar minstens zo ontroerend, inclusief een korte toespraak, klonken deze noten tien jaar later bij de Verenigde Naties:
Een fenomeen.

Maar eigenlijk wilde ik het over Bach hebben.
Casals en Bach.
Een combinatie waar alleen in mythische taal over gesproken wordt.
Aanleiding is niet alleen de vergelijking met Fournier, van de vorige keer.
Die moet ik nog even recht doen, want zo ongenaakbaar zoals ik me dat herinnerde, klinkt die Casals eigenlijk niet.
Een andere reden is de documentaire die onlangs bij Vrije Geluiden werd uitgezonden. over Anner Bijlsma en zijn boek Droppings. Als ik het goed begrijp is het een soort vervolg of aanvulling op zijn eerste boek over de suites van Bach, The fencing master. 
Maar waarschijnlijk is het beter dat apart aan te roeren.
Ook Bach, maar toch zo'n andere wereld.
Casals zou de man zijn die de suites van de vergetelheid heeft gered, toen hij ze ontdekte in een stoffig muziekzaakje in Barcelona. Hij realiseerde zich dat hij goud in handen had en heeft er zijn leven aan gewijd. Tientallen jaren studie waren nodig voordat hij zich in staat voelde om de muziek recht te doen in de concertzaal.
Maar wat zou er gebeurd zijn als hij ze na een maand bij het oud papier had gegooid?
Dan zouden er toch andere cellisten mee aan de slag zijn gegaan?
Als je kijkt hoeveel uitgaven er in de 19e eeuw al waren geweest van deze stukken dan zijn dat er, als dit overzicht klopt, al bijna tien. De meesten onder de titel 'sonates' of 'etudes'. Studiewerken dus.
Dat concertpodium kwam pas echt in de 20e eeuw, hoewel er al wel eerdere voorbeelden in dat artikel genoemd worden.
Maar ik was verbaasd te zien welke uitgave Casals dan onder het stof vandaan had gehaald, als het exemplaar in het Casals-museum tenminste authentiek is  (vanaf 30:00):

Het is de uitgave van F.Grützmacher uit 1866 onder de titel Six Sonates ou Suites our le Violoncelle seul. Edition nouvelle, revue et arrangé pour etre exécuté aux concerts par Fr.Grützmacher. 
Waarom het hele verhaal in het Frans staat weet ik niet, want uitgeverij Peters zat in Leipzig en cellist Grützmacher was ook Duitser.
Maar als je de uitgave bekijkt, hij staat op internet, (overigens zonder die Franse ondertitel), blijkt hoeveel er gearrangeerd is om het geschikt te maken voor de concertzaal!
Het zijn hele andere stukken geworden.
Zou Casals die in het begin zo gestudeerd hebben?
En zou iemand die nu nog weleens spelen of uitvoeren in de concertzaal?

Helaas is er weinig meer van Casals' Bach-spel te beluisteren dan de studio-opnames die hij eind jaren 30 maakte. Het zijn uitvoeringen vol fantasie, met een grote vrijheid van expressie. Romantisch misschien, maar toch ook met een smaakvol gevoel voor stijl. Veel meer dan ik mij herinnerde.
En veel minder 'verouderd' dan Pierre Fournier.
Maar nog mooier vind ik de zeldzame filmopname die in 1954 gemaakt is tijdens zijn festival in het Frans-Catalaanse Prades.
Hij is dan bijna tachtig. Zijn techniek is niet helemaal vlekkeloos, maar zijn uitdrukkingskracht is ongelooflijk:






dinsdag 5 januari 2016

Fournier

Er is natuurlijk nog veel meer in het essay van Gidon Kremer wat het bespreken waard is, maar laat ik daarin vooral niet volledig proberen te zijn.
Opvallend is bijvoorbeeld het gegeven van een musicus die zich over collega's gaat uitspreken, hoewel dat in dit geval vooral overleden violisten zijn. En welke grootheid gaat dan uiteindelijk met Kremers eer strijken? Het is een verrassende keus, en dat maakt het leuk.
Daarover misschien later nog.
Want hij prijst ook twee cellisten in zijn verhaal.

Allereerst Pablo Ferrández, de Spaanse finalist van het laatste Tsjaikovski Concours.
Medici-tv bood de mogelijkheid om alle optredens in de laatste ronden via internet te volgen, en Ferrandez was onder de cellisten na de halve finale en zijn uitvoering van het Haydn-concert in C mijn absolute favoriet. Niet in de eerste plaats vanwege zijn techniek, maar de manier waarop hij muziek maakt lijkt zo recht uit zijn hart te komen. Daar kwamen de vijf anderen, inclusief landgenoot Jonathan Roozeman, niet bij in de buurt. De jury besliste anders en beloonde hem met een vierde prijs. En daar zullen ze zeker hun redenen voor hebben gehad.
Maar ik vond het leuk om te lezen dat Kremer mijn mening deelt.
Zijn favorieten bij de pianisten en de violisten kregen eindigden ook op een vierde plaats, dus stelt hij voor die 'winnaars' het instellen van een 'Kremer-prijs' voor.
De andere cellist die hij noemt is een beroemde Fransman uit de oude doos: Pierre Fournier.
De 'aristocraat onder de cellisten' werd hij wel genoemd.
Hij leefde tot 1986, maar ik heb hem nooit live horen spelen.
Wel beluisterd op menige langspeelplaat.
In mijn jeugd golden zijn Bach-suites (op het Archiv-label) nog als standaard-opname.
Harnoncourt was nog geen gemeengoed en de eerste opname van Anner Bijlsma verscheen pas rond 1980.
Natuurlijk was er de box van Casals, hors concours, alleen al omdat hij de suites zou hebben gered uit de vergetelheid. De opnames stammen uit de jaren '30 en de uitvoeringen waren ongenaakbaar.
Bij Fournier werd de muziek makkelijker bereikbaar, een beetje menselijker. Maar, als ik ze nu weer beluister, voor mij toch wat verouderd. Wat niets afdoet aan het meesterschap van Fournier, maar waarschijnlijk meer aan de ontwikkeling van mijn smaak.
Ik moet ook toegeven dat ik Fournier inmiddels een beetje vergeten was.

Daar kan zo'n observatie van Kremer wat aan veranderen.
Dus maar eens luisteren naar het voorbeeld dat hij noemt: de Elegie van Fauré:
Wat hij er niet bij vermeldt is welke uitvoering hij bedoelt (blz. 37): makes me feel that I am touching the eternal. Dat is een groot compliment.
Wat ik op internet kan vinden, behalve deze studio-opname met Gerald Moore uit 1957, is een live-opname uit Moskou van twee jaar later, met pianist Nahum Walter.
De verschillen zijn groot.
Niet alleen in het pianospel en in de opnamekwaliteit, die bij de latere opname gehinderd wordt door een fikse portie ruis, maar ook in het spel van Fournier.
Ik vermoed dat Kremer refereert aan die laatste uitvoering, waarbij boven de regelmaat van de lopende achtsten in de piano, in de melodie een grotere ritmische vrijheid wordt bereikt en een spontanere expressiviteit:

Dat kan een nadeel geweest zijn van de studio-omstandigheden en de aanwezigheid van een opnameleider (was het Walter Legge?) in 1957.
Maar ook dat levert een prachtig resultaat op.
En in beide gevallen interessant studiemateriaal.
Een grote meester!