dinsdag 27 september 2016

Signaal

Ik ben ervan overtuigd dat er in de muziek van Mahler nog veel onontdekte boodschappen verborgen zitten.Niet in alle gevallen boodschappen die noodzakelijk zijn om de muziek goed te verstaan, maar voor de liefhebbers zeker een sport om te ontdekken en de lading te benoemen.
Het citeren uit eigen of andermans werk lijkt me daarvan een niet te missen voorbeeld.
Zoals bij het begin van zijn Vijfde symfonie.
Iedereen kent het trompetsignaal.
Degenen die het weleens hebben mogen spelen kregen er misschien wel nachtmerries van.
Maar hoe velen weten dat Mahler hiermee zichzelf citeert?
Dezelfde figuur, hetzelfde instrument, hetzelfde ritme, ja zelfs de zelfde toonhoogte klinkt in het eerste deel van de Vierde, verstopt tussen andere instrumenten. Het is het eind van de doorwerking, dus vlak voordat de reprise begint en de thema's uit het begin weer terug komen (10:00):
Bij de Vijfde gaat het anders verder, en staat het meer op de voorgrond, maar de overeenkomst is veelzeggend. En dat hoeft niet eens te betekenen dat Mahler terugwijst naar zijn vorige symfonie.
Misschien denkt hij in beide gevallen aan zijn jeugd, die hij doorbracht in de garnizoensstad Iglau, met dagelijks de klanken van de militaire kapellen.
Het lijkt op het signaal van de Generalmarsch, de oproep om met alle bepakking in het gelid te gaan staan, klaar om te marcheren. Alleen is bij Mahler het stijgende interval een kleine in plaats van een grote terts.
Dat heeft vast te maken met de treurmars die volgt.
Haydn had het signaal ook al eens gebruikt maar blijft in zijn Militaire symfonie (nr. 100) dichter bij het origineel (vanaf 5:04):
En Mahler doet ook nog iets anders; hij noteert hetzelfde ritme als Haydn, een triool als opmaat, maar schrijft vervolgens voor om die iets vluchtiger, iets sneller te spelen, bijna als een trommelslag: Die Auftakt-Triolen dieses Thema müssen stets etwas flüchtig (quasi accel.) nach Art der Militärfanfaren vorgetragen werden.
Dat zal vast gebaseerd zijn op zijn jeugdherinneringen.
Of zou de speelstijl in het Oostenrijkse leger in die honderd jaar veranderd zijn? 
Voor de trompettist zal het niet zoveel uitmaken, is het misschien wel lekker. 
Maar om dat vervolgens met het hele orkest te doen levert altijd wel wat gedoe op, temeer het alleen in de partituur genoteerd staat en niet in onze partijen:
 
Over de reden om juist hiermee de symfonie te openen kun je speculeren.
Het past zeker in het principe Per aspera ad astra, door de moeilijkheden naar het licht, wat aan deze symfonie, net als bij Beethovens Vijfde, ten grondslag ligt. En dan moet je natuurlijk in de modder, in de ellende beginnen.
Voordat dat licht bereikt wordt, voordat de sterren naderbij komen, valt er nog te genieten van het heerlijk romantische Adagietto, sehr langsam, seelenvoll, waarin blazers en slagwerk even op adem kunnen komen en de strijkers en harp de ruimte krijgen om hun hart te luchten.
Over de rol van dit toch wel onverwachte element in de symfonie is men tegenwoordig tamelijk eensgezind; een liefdeslied van Gustav voor zijn toekomstige vrouw Alma.
De basis voor deze veronderstelling is eigenlijk best mager. Meer dan een opmerking in de partituur van Willem Mengelberg is er niet. En Mengelberg had er nog weleens een handje van zichzelf als woordvoerder van de componisten naar voren te schuiven.
Ik kan me ook moeilijk voorstellen dat Alma Mahler, die zich altijd goed wist te promoten, vergat het te melden. Ze noemt wel een ander werk als liefdeslied, 'het enige dat Mahler ooit componeerde', namelijk het Rückert-lied Liebst du um Schönheit, met een toepasselijke tekst en heel andere muziek.
Het idioom van het Adagietto, wat wel degelijk ook het karakter van een lied heeft, zit veel dichter bij Ich bin der Welt abhanden gekommen. Dat zou kunnen betekenen dat de strekking van het vierde deel van de symfonie meer in die richting gezocht moet worden, maar Mahler zelf heeft er nooit iets over losgelaten.
En zolang kan Visconti met evenveel recht de muziek voor zijn film Morte a Venezia gebruiken als de firma Gucci voor een nieuwe promotie-campagne. Of toch niet?
Misschien heeft dirigent Juanjo Mena er andere ideeën over.
Dan zal hij dat vast melden in het voorprogramma van Core Classics van komende zaterdag.
Dat kan nog interessant worden.

donderdag 22 september 2016

Ouverture

Om op de hoogte te blijven van het reilen en zeilen in de klassieke muziekwereld kun je op internet een heleboel vinden. Er zijn bepaalde sites die ik daarvoor regelmatig bezoek.
Waar ik zelden op kijk is de website van ons eigen orkest.
Die zal mij weinig verrassends tonen. .
Toch is het goed om af en toe te zien welke blik de buitenwereld op het Rotterdams Philharmonisch Orkest geboden wordt.
In de nieuwe huisstijl uiteraard en met bovenaan een lijstje Top 5 best verkocht om te waarschuwen welke concerten uitverkocht dreigen te raken.
Dat noem ik goede dienstverlening.
Waar ik vraagtekens bij wil zetten is de concert-etiquette, die wordt uiteengezet aan de hand van 'meest gestelde vragen' onder het item Concertbezoek.
Goed dat die er is, zeker voor nieuw publiek, dat wil weten wat er van hen verwacht wordt.
Maar als laatkomers worden veroordeeld tot wachten tot de pauze, dan hoop ik dat dat een vergissing is.
Of misschien een overdrijving, omdat laat komen moet worden ontmoedigd.
Maar als onverhoopt alles tegenzit dan zou er na kwart over acht ook nog hoop moeten zijn.
Tenminste als er meerdere stukken worden gespeeld.
Als een stuk afgelopen is volgt er doorgaans applaus - ook daarover wordt men op de website geïnstrueerd - wat een acceptabel moment zou kunnen zijn om publiek te zaal in te laten zonder te storen.
Dat was ooit, in tijden dat men er minder waarde aan hechtte om op tijd te komen, ofwel extra waarde aan juist laat komen, een belangrijke reden om een programma met een kort stuk te beginnen.
Een ouverture bijvoorbeeld.
Die traditie is een beetje verouderd. De klassieke volgorde: ouverture-soloconcert-pauze-symfonie hoort inmiddels bij de uitzonderingen maar kan toch nog uitstekend van pas komen.
Zoals deze week bij de opening van de serie Goud, met een ouverture van Beethoven.
Het is een van zijn langste, ongeveer een kwartier.
Dus voor half negen moet iedereen wel binnen zijn, als je Arthur Jussen, een van onze jonge grote Nederlandse pianotalenten, niet wil missen.
Maar liefst gewoon op tijd, want ook de Beethoven is geweldige muziek.
Ouverture Leonore 2 is niet de tweede maar de eerste van vier (!) ouvertures die hij componeerde voor zijn enige opera, die uiteindelijk onder de titel Fidelio niet meer uit het repertoire is weg te denken. Die drie latere versies doen overigens niets af aan de kwaliteit van deze muziek.
Misschien beoogde hij steeds weer een ander doel met het begin van zijn opera.
Je wilt het kletsende publiek stil krijgen, de mensen in de stemming brengen voor de eerste scene of wel een tipje van sluier oplichten en iets van het hele verhaal laten horen.
Dat laatste doet Beethoven hier, inclusief happy end. Misschien werkte dat in het theater minder goed dan de uiteindelijke versie als Ouverture Fidelio, korter en krachtig en zonder thema's uit de opera zelf.
Leonore 1 is pas later ontdekt en heeft Beethoven waarschijnlijk later voor een afgelaste productie in Praag geschreven.
Deze klonk pas na zijn dood toen Mendelssohn de premiere in Leipzig dirigeerde.
Hij had het originele idee om alle vier de ouvertures op één avond te dirigeren, tot groot enthousiasme van Schumann, die erover in zijn tijdschrift berichtte: Als ik hem (Beethoven) ooit als krachtig ervoer, dan wel op deze avond, waar we, beter dan ooit, konden horen hoe hij in zijn werkplaats vormde, afwees, veranderde en voortdurend schitterde van inspiratie. Hij was het meest indrukwekkend in de tweede.(Schumann, 1840).
En die tweede, tegenwoordig minder populair dan nummer drie, klinkt deze week bij ons.
Dat een ouverture gecomponeerd is als opening van een opera of ander theaterstuk betekent niet dat het uitsluitend als begin van een concert geprogrammeerd kan worden.
In de eerste helft van de vorige eeuw werd daar waarschijnlijk vrijer mee omgesprongen dan tegenwoordig.
Als je bijvoorbeeld de programma's van de Duitse dirigent Wilhelm Furtwängler ziet, die rustig in een Beethoven-programma de ouverture Coriolan zet tussen de Vierde en de Vijfde symfonie.
Of eindigt met Leonore 3 na het Vierde pianoconcert.
De naam hoeft niet altijd letterlijk te worden genomen.
Ik dacht dat Ouverture vroeger als titel van het programmablad van het RPhO had gefungeerd, maar ik kom alleen de vermelding van Intermezzo tegen. Misschien was Ouverture wel beter geweest, net als Intrada en het Amsterdamse Preludium.
Ze fungeren toch als inleiding op het concertbezoek.
De website kan die rol ook steeds beter vervullen.
Zo staat er voor het programma van deze week een uitgebreide toelichting die je zelfs nog kunt uitprinten als je hem mee wilt nemen.
Ook dat is goede dienstverlening.    

woensdag 7 september 2016

Hoogtepunten

Het lijkt misschien riskant om zo vroeg in het seizoen al over hoogtepunten te speculeren, maar voordat op 22 september de abonnementsseries bij het RPhO van start gaan hebben we er zeker al een paar gehad.
Als eerste de benoeming van de toekomstig chef-dirigent. Het is weliswaar geen artistieke prestatie maar wel een moment waarop je je als orkest hecht met elkaar verbonden voelt. Wat in de pers hier en daar nog als risico wordt beschouwd, wat het natuurlijk altijd ook is, zien wij orkestbreed met groot vertrouwen en gretigheid tegemoet.
Zijn leeftijd kreeg de meeste aandacht - de jongste ter wereld! - maar eigenlijk is dat geen wezenlijk issue. Er zijn dirigenten die op jonge leeftijd al een grote overtuigingskracht en diep inzicht in de muziek tonen. Dat soort mensen zoeken wij in Rotterdam en weten we gelukkig ook nog steeds te vinden en aan ons te binden.
Yannick is daar het sprekende voorbeeld van. Toen we begonnen was hij niet alleen jong, maar ook voor veel zalen nog te onbekend om tournees mee te boeken. Inmiddels staat de hele wereld voor hem in de rij! Afgelopen weken hebben we met hem weer ons visitekaartje bij verschillende Europese festivals afgegeven.
Edinburgh natuurlijk, altijd heerlijk om te zijn. Met Mahlers Zesde hebben we daar een paar jaar geleden hoog gescoord. Dit keer zat de Tiende in onze bagage; een problematisch stuk, waar vele orkesten en dirigenten hun tanden al op hebben stuk gebeten. Ik weet niet zeker of we er helemaal zonder kleerscheuren vanaf zijn gekomen, maar het publiek reageerde laaiend enthousiast.
Missie geslaagd.
Voor de festivals van Schleswig Holstein en Stresa hadden we Sibelius 2 paraat, aangevuld met een onbekende Haydn ouverture en de broers Capucon in het concert van Brahms.
In Stresa, aan het prachtige Lago Maggiore voert Gianandrea Noseda al jarenlang de artistieke scepter. Noseda is een dirigent waarmee het helaas minder goed gelukt is om een ooit stevige band te continuëren. We hebben hem daar niet gezien, maar ik hoop dat we hem de komende jaren weer eens in Rotterdam kunnen ontvangen.
Mahler 10, aangevuld met liederen van vrouw Alma, klonk onderweg nog op het Rheingau Festival in klooster Eberbach. Een prachtige abdij, midden tussen de wijngaarden, die ooit dienst deed als decor in de film In the name of the rose. Voor de snellere delen van de Mahler was het geen ideale akoestiek, maar vooral het slotdeel kreeg een bijzondere, bijna religieuze lading.
Nergens bracht de onverwachte diepe trommelslag zo'n schok teweeg als in Eberbach.
Hoewel hij ook wel goed werkte KKL in Luzern, waar we de tournee afsloten.
Voor mij was dat het hoogtepunt, waarbij Yannick de diepste diepten van de partituur opzocht en wij hem moedig volgden. De zaal, een van de mooiste van Europa, was daarbij een grote steun.
We waren ook wel wat verplicht, in zo'n festival met louter toporkesten en dirigenten.
En we komen gelukkig snel weer terug.
De dag na ons was het de beurt aan Valery Gergiev met zijn Duitse orkest, de Münchner Philharmoniker, dit keer niet met Floris Mijnders, die ons nog een laatste keer vergezelde, maar wel met Herman van Kogelenberg, ook een oud-collega.
En deze week staat Valery ook weer in zijn eigen festival Rotterdam, met louter Prokofjev.
Een onverslaanbare combinatie zou ik zeggen.
Dat moet garant staan voor nog meer hoogtepunten in ons prille seizoen.
En als het al niet door de dirigent en het orkest zou zijn, dan vormt de line up van solisten in de complete serie pianoconcerten absoluut een unicum:
Alexander Toradze als oude bekende, die de hele serie ooit met Gergiev op cd heeft uitgebracht, Daniil Trifonov, die geldt als de grootste sensatie in het pianospelen van de laatste jaren, de nieuwe Argerich, en zeker ook Alexander Gravylyuk, die met de laatste twee pianoconcerten de zwaarste taak op zijn schouders heeft.
Voor ons wordt het ook nog een hele klus, maar een dankbare.
En gelukkig hebben we daarna even rust voordat het seizoen officieel losbarst.
Met daarin ongetwijfeld nog meer hoogtepunten.