woensdag 19 december 2018

Vuurwerk

Het eind van ons jubileumjaar nadert met rasse schreden.
En wat voor einde!
Een einde met vuurwerk.
En dan bedoel ik niet ons muzikale aandeel aan het Nationale Vuurwerk bij de Erasmusbrug, als de laatste seconden van 2018 wegtikken.
Ik heb het over de laatste minuten op het podium in de Doelen, die we delen met Martha Argerich en Prokofjev. Het Derde Pianoconcert. Zo'n beetje haar lijfstuk.
Hoewel ik niet uitsluit dat daar nog een toegift na volgt.
Vierhandig met Lahav achter de vleugel, gok ik zo.
Het ongewone van deze concerten is dat ze pas laat in de agenda zijn gekomen.
Onze meeste concerten staan al ver van tevoren vast. Ik heb dirigenten regelmatig horen verzuchten hoe benauwend het is om nu al precies te weten wat je de komende jaren gaat doen.
Maar dit speelt zich echter af in de vrije ruimte.
En op ongebruikelijke tijdstippen.
Als aanvulling voor en na reguliere concerten met een Bach-programma.
Momenten van introspectie waarbij Lahav in het Pianoconcert nog een prachtige verrassing heeft bedacht.
Maar Argerich bleek beschikbaar en wil Prokofjev 3 spelen. En dan is de Klassieke symfonie, die we aleens met Lahav deden, een ideale combinatie. Opus 25 en 26.
Prokofjev zit sinds Gergiev wel zo'n beetje in ons dna. Nog niet zo heel lang geleden speelden we met hem alle pianoconcerten op één dag. En bovendien verwijzen deze twee stukken naar het geboortejaar van ons orkest, 1918. De symfonie ging toen op 21 april in Petrograd in premiere. Datzelfde jaar lastte hij een pauze in in de compositie van zijn Derde pianoconcert, dat hij uiteindelijk in 1921 voltooide.
Een ideale kroon dus op ons jubileumjaar.
En bovendien zo'n concert waarvan je van tevoren kunt verwachten dat het lang in het geheugen gegrift blijft, alleen al door Argerich.
Zij is een van die musici die je een keer meegemaakt moet hebben.
Niet gehoord op een cd of gezien op televisie, nee meegemaakt in de zaal.
Zoals ik ooit Horowitz van nabij heb mogen bewonderen, Svjatoslav Richter, Dietrich Fischer Dieskau, Sergiu Celebidache. Het zijn momenten die je je vele jaren later nog weet te herinneren.
Momenten waarop je moet constateren dat een opname slechts een afspiegeling is van de werkelijkheid.
En ik hoop dat veel jongeren zich dat realiseren. Pianisten en andere muziekliefhebbers. Die later kunnen zeggen dat ze Argerich nog hebben meegemaakt. De kans is er dit weekend in Rotterdam.

maandag 26 november 2018

Kitsch

Kitsch, but beautiful.
Zo introduceerde Michel Plasson voor de eerste repetitie de Orgelsymfonie van Saint-Saëns.
Hij kwam een heel Frans programma dirigeren en mag met zijn staat van dienst beschouwd worden als een expert in dat repertoire.
Ik was verrast door de uitspraak, maar misschien heeft hij wel gelijk.
En misschien past dat oordeel ook wel op de overige muziek van Saint-Saëns.
Inclusief die prachtige Zwaan.
En dan moet je kitsch niet als negatieve beoordeling beschouwen.
Wat Saint-Saëns schrijft is vaak vakkundig gecomponeerd, effectief, aangenaam om naar te luisteren, mooi. Maar diepgang is niet het eerste waar je aan denkt.
Hij kent zijn musici en het de noten zijn doorgaans heerlijk om te spelen.
Het Eerste celloconcert is verplichte kost voor elke serieuze cellist en klinkt ook nog weleens op het concertpodium. Maar hij heeft ook nog een Tweede geschreven, en een suite met orkest.
Ik had daar vroeger een cassettebandje van - ja, van die generatie ben ik - met een sensuele foto van celliste Christina Walevska op de voorkant. Heb ik, bij wijze van spreken, grijs gedraaid.
Nu herinner ik me weinig meer van de muziek, die ik toen toch heel mooi vond.
Walevska is ook geen blijvende naam gebleken, hoewel de biografie op haar website anders doet vermoeden: goddess of the cello.
Wat wel een blijvende naam lijkt te worden is die van de Franse componist Guillaume Connesson.
Hij is nog geen vijftig maar geldt al als een van de meeste succesvolle levende componisten.
Stephane Denève, die vorig seizoen bij ons zijn Celloconcert dirigeerde ziet hem als even belangrijk als veel van de klassieke componisten. Daarin kan ik nog niet helemaal meegaan, hoewel ik zeker verrast was door dat stuk, met een triomferende Gautier Capucon, en ook blij was met de Flammenschrift die Stutzmann deze maand bij ons dirigeerde. Muziek met een goede energie en lekker om naar te luisteren. Waard om regelmatig uitgevoerd te worden. En misschien ook wel een beetje kitsch. In de goede zin van het woord.
Het wordt duidelijk als je de vergelijking maakt met Debussy en Dutilleux. Die namen associeerde Plasson met elkaar, toen hij Le martyre de Saint Sébastien wilde aanprijzen. Bijzondere, integere en intrigerende muziek.
Le Cygne kwam deze week onverwacht weer voorbij in het programma met Lahav.
Hij had er een arrangement van gemaakt dat Alisa Weilerstein na het Schumann-concert als toegift speelde. Mooi gespeeld, goed gearrangeerd, maar misschien ook nog wel een beetje kitsch.
Of zouden de Fransen daar een ander woord voor hebben?
Niets mis mee. Lekker genieten.

maandag 15 oktober 2018

De zwaan

Het is zo'n stuk waarvan ik me moeilijk kan voorstellen dat je het nooit gespeeld hebt als cellist.
Zodra de duimpositie binnen je bereik komt en je de hogere regionen kunt bereiken is het verplichte kost. Dankbaar voor het instrument geschreven en eenvoudig te begrijpen. De zinsbouw kan bijna niet simpeler. Op maat gemaakt voor kinderoren en toch een juweel.
Le Cygne van Saint-Saëns. Het voorlaatste deel van de 14-delige cyclus Le Carnaval des Animaux.
Ik heb het hele werk vorige week weer eens mogen uitvoeren in een bijzonder luxe situatie: de akoestiek van de kleine zaal van het Amsterdamse concertgebouw met de gebroeders Jussen achter de vleugels. Niet dat het daardoor makkelijker wordt.
Want juist de eenvoud van die melodie maakt dat elke positiewisseling, elke streekwisseling, elke kleine vrijheid in tempo belangrijk wordt. Maar bij de voorbereiding kun je tegenwoordig via internet profiteren van een scala aan voorbeelden van hoe de grote meesters het hebben gespeeld.
Ook als je het niet zelf aan het studeren bent is dat het beluisteren waard.
Een paar voorbeelden.

Als je zoekt naar een maximum aan expressie in een langzaam tempo ben je bij Mischa Maisky meestal wel aan het goede adres. Larger than life. Niet helemaal mijn smaak. De eenvoud verdwijnt achter een zeer aanwezig vibrato en hij gaat wel erg met de bogen van de componist aan de haal.
Is het zijn Russische bloed?
Nee, dan Yo Yo Ma.
Altijd smaakvol, goed verzorgd, vol aandacht, een heel natuurlijk tempo, mooi vibrato.
Eigenlijk alles goed. Maar dan raak ik hem kwijt vanaf het hoogtepunt (2:11).
Het is vast een smaakkwestie, maar ik had liever gehad dat hij de lijn van het begin had volgehouden. Deze climax vind ik buiten proportie, verbreekt de betovering.
Wel grappig dat hij in de laatste maat nog een pizzicato-noot toevoegt. Het zou kunnen dat die uit de hier ontbrekende tweede pianopartij komt:
Dan de landgenoten van Saint-Saëns.
En er was een belangrijke Franse na-oorlogse generatie, Fournier, Gendron, Navarra niet te vergeten, die een grote stempel op de cellowereld heeft gedrukt. Ze staan allemaal op youtube, maar ik vind nog niet wat ik zoek. Dat ligt vast aan mij.

Bij Gregor Piatigorsky is de kans waarschijnlijk groter. Hij is in zekere zin een cellogrootvader voor mij, als leerling van Godfried Hoogeveen. En ik zou ook best eens met zes charmante harpistes op het podium van Carnegie Hall willen zitten - die zaal staat ook nog op mijn bucketlist als orkestcellist - maar overtuigender vind ik de radio-opname uit 1944, inclusief zijn eigen aankondiging.
De overgang van d- naar a-snaar is niet altijd even subtiel, maar de manier waarop hij hier en daar naar een noot toe glijdt bevalt mij zeer. Die stijl zou ik best meer in mijn eigen spel willen integreren.
En het mooiste misschien, en ik herinner me weer de problemen die ik er bij het studeren mee had, is de verbinding die hij legt tussen de eerste drie noten en alle herhalingen van dat motief.
En het is moeilijk in woorden uit te drukken. De eerste noot is het belangrijkste, de tweede noot komt er uit voort, de derde noot moet er ook mee verbonden zijn maar zonder een te nadrukkelijk glissando en zonder het gevoel van een opmaat naar de vierde noot. Zoiets is het. Misschien. Maar dan veel subtieler. Het raakt me. Luister maar:
Maar de kampioen, de meester van de eenvoud, prachtig qua vibrato, heerlijk in het vrij boven de golven van de pianobegeleiding blijven zweven en ontroerend in de afsluitende frasen is voor mij Pablo Casals in een opname uit 1915. Kun je nagaan, toen leefde de componist nog!
Het kan een volgende keer weer anders zijn, en het merendeel van de alternatieven heb ik natuurlijk niet gehoord. Maar naar deze uitvoering ga ik, voordat we ons kunstje over een half jaar nog een keer mogen doen, zeker een aantal keren luisteren. Misschien niet eens om dingen over te nemen, maar zeker om ervan te leren en zelf dichter bij een overtuigende uitvoering te komen:

vrijdag 5 oktober 2018

De beste plek

Concerten met het orkest doen we meestal in onze eigen, grote zaal van de Doelen.
Of in een concertzaal elders, in binnen- en buitenland.
De meeste muziek die we spelen is daar ook voor geschreven.
Hoewel het je nog zou verbazen als je leest waar al die symfonieën en concerten voor het eerst zijn uitgevoerd. Dat staat meestal ver af van de afmetingen en akoestiek waar wij nu aan gewend zijn.
En het wordt natuurlijk al helemaal anders als we religieuze werken als een Matthäus Passion gaan spelen. Dat geeft niet. In de Doelen klinkt het ook mooi.
Maar het past wel beter in een kerk.
En dat is wat we komende week met Domestica Rotterdam gaan doen: religieuze muziek spelen in de Laurenskerk. We hebben daar al bijna tien jaar een serie lopen en nu zij hun 50-jarig jubileum vieren leek het ons een goed idee in onze programmering de kerk als gebedshuis centraal te stellen. Geloof, Hoop en Liefde heet de serie en het ligt voor de hand om bij het eerste concert dan ook religieuze muziek te spelen. Vivaldi, Monteverdi (Pianto della Madonna) en Corteccia, een nieuwe vondst uit het 16e eeuwse Florence, waar hij in dienst was van de familie De' Medici in de San Lorenzo.
Maar voor die tijd, komend weekend al, is het Bio Science Park van de Leidse universiteit onze speelplaats.
Er vindt daar een festival plaats, Wavelength, waarin de relatie tussen muziek en wetenschap wordt onderzocht. Wij delen het podium met neuropsychologe Rebecca Schaeffer, die over muziek en emoties zal gaan praten, uiteraard met een wetenschappelijke bril op.
En dan blijkt er nog heel veel onbekend te zijn over het effect van muziek op de hersenen.
Wij hebben een zeer uiteenlopend programma samengesteld, met repertoire van Machaut tot Kurtag, wat haar verhaal zal ondersteunen, becommentariëren, illustreren. Ik ben benieuwd in hoeverre de tekst de luisteraar en misschien ook wel onszelf zal beïnvloeden.
Maar een universiteitsgebouw voelt zeker als de meest passende plek om dit te laten plaatsvinden.
Als derde locatie deze week fungeert de kleine zaal van het Concertgebouw in Amsterdam.
In een besloten concert, zondagmiddag, zullen we de jeugd laten kennismaken met een van de succesnummers uit het repertoire, Carnaval des Animaux van Saint-Saëns, met als romantische ondertitel Grande Fantasie Zoölogique.
Het is misschien verleidelijk om zo'n stuk dan in de dierentuin te gaan spelen, maar volgens mij is het beter als de dieren in de fantasie van het publiek ontstaan. En in zekere zin is het werk ook een uitnodiging voor de kinderen om eens een echte concertzaal te betreden.
En met een stuk uit 1886 ben je dan in een zaal uit 1888, met die mooie rode gordijntjes helemaal op je plek. Hoewel een Parijse salon ook niet verkeerd geweest zou zijn.
Voor cellisten is Carnaval altijd een dankbare uitdaging met een van de meeste populaire melodieën in Le cygne, de zwaan. Het klinkt eenvoudig, maar het is werkelijk een uitdaging.
Daarover kan ik volgende week vast meer vertellen.


vrijdag 28 september 2018

Joodse Sjostakovitsj?

Ik heb afgelopen jaar voor de dvd-uitgave van de Yannick-documentaire en een beeldregistratie van de Vierde van Sjostakovitsj een verhaaltje mogen schrijven en daarin benadrukt hoe bijzonder de relatie is van het orkest met juist die symfonie. Het is opvallend hoe vaak we het stuk, dat elders niet zo heel populair is, hebben gespeeld en vooral ook welke topdirigenten daarbij betrokken waren. Van Rozhdestvensky en Haitink tot Gergiev en de zoon van de componist. En uit diverse recensies van de versie op cd, die in de jubileumbox is opgenomen, blijkt dat Yannick daar een zeer overtuigend en heel eigen verhaal aan heeft toegevoegd.
Maar op het programma van zijn eerste concerten als chef-dirigent, en zijn eerste buitenlandse tournee, met het orkest stond de Vijfde symfonie van Sjostakovitsj. Het zou interessant zijn beide uitvoeringen te vergelijken, met een afstand van bijna tien jaar, maar ik vermoed dat daar toen geen microfoons bij hebben gestaan.
Die komen deze week wel als Lahav deze week met ons dezelfde Vijfde op zijn 'inauguratie' uitvoert.
Zelfs de camera's van medici-tv zullen aanwezig zijn.
Die Vijfde is gebruikelijker repertoire dan de Vierde, zeker een van de meest gespeelde symfonieën van de Russische meester, maar ik beschouw het toch als een groot toeval dat beide heren exact dezelfde noten bij eenzelfde gelegenheid bij hetzelfde orkest dirigeren. Dat zal Lahav niet bewust hebben gedaan.
En je kunt Gergiev er zelfs bijna ook nog aan toevoegen want die dirigeerde de partituur al in zijn tweede programma in Rotterdam, vlak na zijn debuut, november 1988. Chefdirigent was hij toen nog niet, dat zou nog een paar jaar duren, maar het mag in dit verband toch zeker genoemd worden.
Zowel de Vierde als de Vijfde zijn nauw verbonden met een dramatische, misschien wel de meest dramatische periode in het leven van de componist. Van de ene op de andere dag was de uiterst succesvolle Sjostakovitsj in ongenade gevallen bij de machtige Stalin. Het was de dag dat er een vernietigende recensie over zijn opera in de Pravda verscheen. De Vierde was toen in wording maar kon uiteindelijk niet uitgevoerd worden. Te gevaarlijk. Die klonk pas een kwart eeuw later. De Vijfde viel wel goed, als 'antwoord van een Sovjetkunstenaar op terechte kritiek', aldus de componist. Velen dachten dat Sjostakovitsj gezwicht was voor de Partij, voor Stalin. Velen in het Westen en gelukkig ook velen binnen het Kremlin. Inmiddels weten we beter, luisteren we anders naar deze muziek.
De oude Kurt Sanderling, ooit een gewaardeerde en regelmatig terugkerende gast in Rotterdam, was ooggetuige en maakt veel duidelijk in deze registratie van repetitiefragmenten:
Laat u niet van de wijs brengen door de ondertitels maar luister vooral naar het goed verstaanbare Duits. Een boeiend verhaal.

Overigens krijg ik niet de indruk dat deze achterliggende gedachten en verhalen een grote rol spelen voor Lahav. Hij is niet zo van de verhalen. Hij benadert de partituur vooral naar wat er in de noten staat. Ritme, dynamiek, accoorden, balans. En het wordt zeker weer heel anders dan wat zijn voorgangers hebben gedaan.
Ik weet niet zeker waarom hij dit stuk voor zijn inauguratie (gebruikten we deze term vroeger ook?) heeft uitgekozen, maar ik las wel ergens een theorie dat dit het eerste werk van Sjostakovitsj is waarin hij Joodse thema's heeft verwerkt. Hij was niet Joods maar vereenzelvigde zich nog weleens met het lot van hen die verdrukt en geïsoleerd werden, zeker in de Sovjet Unie van Stalin. Meestal wordt het Tweede pianotrio uit de oorlogsjaren, het Achtste kwartet en natuurlijk de liederen Uit Joodse volkspoëzie in dit verband genoemd.
Maar het thema dat de hobo in het Largo uit de Vijfde symfonie brengt, blijkt een citaat te zijn van het 'Amen' uit de Joodse liturgie. Hetzelfde thema gebruikt Bernstein later in zijn Jeremiah symphony (1942). Daar is het verband natuurlijk veel duidelijker.
En het biedt een extra reden voor Lahav, als Israeliër, om juist deze veel gespeelde symfonie bij ons te dirigeren. De hobo speelt het thema vanaf 5:18:   

maandag 24 september 2018

Over dirigenten

Het is alweer een tijdje geleden dat we met Yannick door Europa reisden.
Er is inmiddels een Gergiev Festival overheen gegaan en we bereiden ons alweer voor op de inauguratie van onze nieuwe chef.
We zouden mogen hopen dat die net zoveel aandacht gaat trekken in de vaderlandse pers als die van JAAP in New York. Nederland toont zich trots op dit buitenlandse succes en terecht.
En van Zweden laat in één moeite door in verschillende interviews weten dat hij open staat voor de vacature bij het Concertgebouworkest. Als zij hem willen zal hij geen nee zeggen.
De combinatie Amsterdam-New York zou geen unicum zijn. Willem Mengelberg ging hem lang geleden voor. Het zou dit levensverhaal nog meer op een ouderwets jongensboek doen lijken.
Ondertussen begint landgenoot Otto Tausk als nieuwe chef in Vancouver, een orkest bijna zo oud als Rotterdam. En deze week kwam het bericht van de benoeming van Gustavo Gimeno, toch ook een halve Nederlander, als opvolger van Oundjian in Toronto, het orkest waar Ozawa ooit begon.
Terwijl wij onze talenten over de plas sturen trekt Yannick zich de komende jaren voornamelijk weer terug in zijn eigen omgeving, New York, Philadelphia, Montreal. Je zou het met een auto kunnen rijden.
We rekenen er wel op dat we hem blijven zien. Komende maart alweer, met een heftig programma.
Meer muziek voor een barre winternacht dan voor het begin van de lente.
Maar tijdens onze jubileumtournee was het echt zomer, in alle opzichten.
Met een herfstig randje op de laatste avond in Berlijn.
Want het was natuurlijk ook wel een beetje een afscheid.
En een mooier afscheid konden we ons nauwelijks wensen.
Eerst het jubileumconcert in juni in Rotterdam en dan deze serie prachtige concerten in Europese centra die ertoe doen, Londen, Luzern, Berlijn, zodat ze ook in het buitenland kunnen horen wat de afgelopen jaren in Rotterdam bereikt is.
Daar kan Gergiev dan ook weer van profiteren en aan schaven.
Maar vanaf deze week zal het vooral Shani zijn die, met zijn eigen talent en inzichten, mag laten horen wat er nog meer in het orkest zit.
Wij zijn er erg blij mee, maar misschien mag ons Rotterdamse publiek zich ook best bevoorrecht voelen zoiets van dichtbij mee te maken. De eerste fase van de samenwerking met een jong en groot talent. Want waar het heen gaat weten we nog niet, maar dat het wel eens heel interessant kan gaan worden lijkt tamelijk waarschijnlijk.
En daar schijnen ze in Londen en Luzern ook wel benieuwd naar te zijn.
De Proms in Londen is altijd een feest om te spelen, alleen al voor de sfeer, en Luzern heeft niet alleen een prestigieus festival maar ook een van de mooiste zalen van Europa. Hoewel ik misschien wel mooiere herinneringen heb aan onze Tiende van Mahler daar, een van de beste dingen die Yannick met ons gedaan heeft, hebben we met Tsjaikovski 4 ook wel weer indruk gemaakt.
Maar de Philharmonie van Berlijn was voor mij nieuw.
En de laatste keer dat het orkest daar was stond de Muur er nog.
Hoewel relatief nieuw, geopend in 1963, is het een zaal met geschiedenis.
En dan vooral de geschiedenis van het orkest en dirigent Herbert von Karajan, die zeker zijn stempel op de inrichting van de zaal zal hebben gedrukt.
Door een vertraagde terugvlucht was er tijd voor een ochtendwandeling die me langs een boekenantiquariaat achter het Konzerthaus leidde. Ik kon het boekje over Karajan, en dan met name zijn vaak problematische samenwerking met de Philharmoniker, van intendant Stresemann daar niet laten liggen. Daar staan best interessante dingen in, ook over de orkestenwereld in het algemeen.
Niet in alle opzichten positief over de maestro overigens.
Hoe ontevreden hij was met zijn Berlijnse publiek, dat te laat ging applaudiseren, en daarom de laatste jaren geen abonnementsconcerten meer wilde dirigeren. Maar in de stad moet hij zich ook niet thuis gevoeld hebben want hij heeft er al die jaren nooit gewoond. Maar de stad heeft, aldus de auteur, wel deze prachtige en revolutionaire zaal aan Karajan te danken: 'Musik in der Mitte'.


Spelen in de zaal was voor mij een bijzondere ervaring, inderdaad zo midden tussen het publiek. 
Toch zijn er weinig zalen die het idee hebben overgenomen. Vredenburg in Utrecht gaat wel enigszins van hetzelfde idee uit, en in de Walt Disney Concert Hall in Los Angeles zit wel veel publiek naast en achter het orkest. Maar daar hebben we nooit gespeeld.
De Elbphilharmonie in Hamburg is het nieuwste voorbeeld. Daar spelen we komende maand met Shani. Dat wordt een interessante vergelijking.

Ter afsluiting nog even een tekening uit de Wall Street Journal van de twee in Manhattan beginnende
chefdirigenten. De halters bij Yannick begrijp ik, maar waar ze die fiets van Jaap van Zweden vandaan hebben?

donderdag 13 september 2018

Walküre

Ik vroeg het vandaag nog aan een collega die de hele Ring des Nibelungen gespeeld heeft.
Hij bevestigde, wat ik al dacht: dat Die Walküre voor cellisten de mooiste van de vier is om te spelen.
Wij doen in het Gergiev Festival alleen de eerste acte, maar daar zitten al genoeg prachtige cellomomenten in.
Bovendien gaat er nog een Tristan-Vorspiel aan vooraf.
De cellogroep in de schijnwerpers.
Richard Wagner moet een bijzondere band met ons instrument hebben gehad.
Of op zijn minst de klank met uitstek bruikbaar gevonden hebben voor zijn muzikale verhalen in het orkest. De verhalen over liefde en onheil. De klanken waar de zangers op mee mogen liften. Misschien klinkt dat wat oneerbiedig, maar voor mij speelt het mooiste van Wagner zich vooral af in de orkestbak.Voor het Gergiev Festival deze week verplaatst naar het podium van de Doelen.

Zo kunnen we prima meeleven met de drie zangers en hun teksten.
En niet alleen omdat ze dichtbij staan, maar ook omdat een aanzienlijk deel zichtbaar is in onze orkestpartij. Dat heb ik nog niet eerder zo meegemaakt.
Dit is een mooi voorbeeld hoe een uitgave, een nieuwe Urtext uit 2012, kan helpen bij de kwaliteit van de uitvoering. Want niet iedereen zal de tekst even goed kennen of verstaan tijdens de uitvoering terwijl het aandeel van het orkest zo belangrijk is, waarbij in timing en in klank mee geacteerd kan worden.
Uiteraard volgen we dan de dirigent maar we worden zeker enorm geholpen door deze informatie.
Dat het ook teveel kan zijn blijkt meteen aan het begin van het stuk.
Wagner schrijft daar Stürmisch boven. Dat zal wel een understatement blijken met Gergiev, die weet hoe je een echte storm moet neerzetten.
Toegevoegd zijn aantekeningen van de repetities voor de eerste uitvoeringen in 1876: Sehr rasches Zeitmass, alles heftig. En speciaal bij onze partij: Die Bassfigur stets mit grösster Deutlichkeit.
Dat wordt hard werken.
Maar de Urtext gaat een stap te ver als ze ook de opmerking Immer auf doppelten Saiten in onze partij zetten. Die is voor de begeleiding in de hogere strijkers, die hun losse d-snaren moeten verdubbelen met dezelfde noot op de g-snaar. 
Misschien had Wagner het bij Berlioz gelezen die in zijn Instrumentatieleer schrijft:
The cello, in a section of eight or ten players, is essentially a melodic instrument, and the tone quality of its two higher strings (A and D) is one of the most expressive in the orchestra. Nothing has such voluptuous sadness as a mass of cellos playing in unison on the A string, and nothing is better suited to expressing tender and languorous melodies.
En zo is het.
Maar we kunnen veel meer en laten dat in de eerste minuten van de Walküre ook horen. Ook op de laagste snaren staan we ons mannetje.
We hadden het al over de storm, die we samen met de contrabassen neerzetten. Een uniek moment in het operarepertoire. En voor de musici ook behoorlijk uitputtend.
Als die uitgeraasd is brengen wij op onze laagste snaren een Leitmotief van Siegmund:
En misschien nog wel het mooiste, als weinige minuten later, bij hem de liefde voor Sieglinde ontbrandt. Vanuit een enkele solocello die daarna vierstemmig door de sectie wordt begeleid. Liefde:
En als Sieglinde en Siegmund later, als Wälsungen, een gezamenlijk motief krijgen komt het ook weer vanuit de onderkant van het strijkorkest:
Allemaal gepresenteerd tijdens de eerste scene. En daar kan Wagner eindeloos een prachtig muzikaal web mee weven.
En Valery ook.
We zullen als orkest de balans in de gaten moeten houden, nu we niet in een orkestbak zitten.
Maar wie kan tegenwoordig nog zo mooi een Wagner-opera, met alle kleurschakeringen, subtiele rubati en diepte, neerzetten als Gergiev.
En voor deze week hebben we onze oude aanvoerder Floris Mijnders weer even terug.
Uit München, waar ze Wagner ook wel kennen.

dinsdag 21 augustus 2018

Amadeus

De vrije tijd die de vakantie biedt heeft ook dit jaar weer een paar mooie leeservaringen opgeleverd.
Ik zal hier niet al die boeken aanprijzen, maar één raakt nog wel de klassieke muziekwereld zonder als vakliteratuur te worden beschouwd. Ik herinner tenminste nog goed hoeveel impact de film Amadeus destijds, halverwege de jaren 80, had op de populariteit van de muziek van Mozart. En daarmee ook op de programmering van orkesten en ensembles.
Ook ik was erg enthousiast over de film van Milos Forman, met bepaalde scenes in mijn geheugen gegrift, en het heeft mijn beeld van deze componist en zijn muziek ook nog wel beïnvloed. Zonder de illusie te hebben, overigens, dat hier een historisch verantwoord verhaal werd verteld. Maar het liet op zijn minst een kant van Mozart zien die niet zo bekend was en de rol van de muziek werkte heel sterk.
Deze zomer kreeg ik, meelezend met de leeslijst van mijn dochter, de originele tekst van het toneelstuk van Peter Shaffer onder ogen. En dat was genieten!
Ik heb de film nooit als theaterstuk beschouwd, terwijl het wel degelijk een successtuk is van een van de grote Engelse toneelschrijvers. En dan merk ik hoe enerverend het is om een toneeltekst te lezen, met alle aanwijzingen die erbij staan. En hoe je daar in je hoofd een ideale voorstelling van kunt maken.Ik kan het iedereen aanraden.
Dat stuk zou eens moeten worden opgevoerd in een Nederlandse vertaling, denk ik dan.
Maar dat is natuurlijk allang gebeurd. Blijkbaar heeft Jeroen Krabbé er in 2005 zijn 40-jarig jubileum mee gevierd, maar ik moet toegeven dat ik het gemist heb.
In Londen gaat het nog steeds in ongetwijfeld een prachtige productie.
Met in de hoofdrol een acteur uit Zimbabwe, blijkbaar met groot succes.
Die hoofdrol, en oorspronkelijk ook de titelrol, is natuurlijk Salieri.
Ook in de film ideaal bezet met F. Murray Abraham:
Hij is overigens ook te horen bij de BBC als lezer van de tekst in de vorm van een monoloog.
Wat je allemaal niet kunt doen met zo'n meesterlijk drama!
Shaffer kan dat zelf nog het beste vertellen.

Er waren nogal wat elementen in de tekst die ik me niet herinnerde van de film.
Een film volgt natuurlijk andere regels, maar Shaffer is intensief betrokken geweest bij de vertaling naar het witte doek, dus de geest zal zeker behouden zijn.
Bij het lezen trof me nog sterker de motivatie van Salieri, die meer een strijd voert met God dan met een concurrent. Zijn vrome leven tegenover de losbol Mozart. En hoe onrechtvaardig het talent dan verdeeld is. Amadeus, de door God geliefde, door Salieri gehate.
Een speciale rol is weggelegd voor twee figuren, de 'venticelli' die regelmatig samen commentaar leveren. Een venticello is een briesje, maar hier zijn het een soort spionnen die Salieri van informatie voorzien.
En die aria uit Le nozze di Figaro die uit Salieri's welkomstmars ontstaat, in de film en in het stuk, hoort Salieri later weer terug als hij bij een opera-uitvoering in de zaal zit. Salieri helpt niet, zoals in de film, met het uitschrijven van het Requiem maar verschijnt als gemaskerde opdrachtgever.
Hij smeekt Mozart om te sterven: God does not love you, Amadeus! God does not love! He only use! (...) He had finished with you! All you can do now is die!'
Mozart roept zijn vader aan en keert terug naar de spelletjes uit zijn jeugd, sterft tenslotte in de armen van Constanze. Een sterk dramatisch verloop dat je zo voor je ziet.
Er zijn talloze verschillen, lees ook dit artikel, belangrijkste is dat de tekst ook zonder het beeld sterk werkt.
Veel van de muziek staat al in de tekst van Shaffer, soms anders dan bij de film, vaak ook hetzelfde.
Bij een uitvoering in het theater is dat nog wel een gedoe, bij het lezen kun je dat in je hoofd mee laten klinken.
Muziek zal bij andere stukken van Shaffer ontbreken, maar ik zal er zeker wat van gaan lezen.
Eerst met Mozart op tournee: de Haffner symfonie staat op het repertoire van onze jubileumtournee die donderdag in Santander begint en anderhalve week later in de Philharmonie van Berlijn eindigt: mijn debuut in de legendarische zaal.


woensdag 15 augustus 2018

Gatti

Vakantie is een tijd om uit te rusten, om op te laden, de cello even weg te leggen, een paar goede boeken lezen, leuke dingen met de familie doen.
Het is ook heerlijk om dan een paar weken het wereldnieuws buiten beeld te houden. Het doorbreken van de regelmaat van de dagelijkse krant werkt verfrissend en relativerend. Bovendien ligt er dan bij thuiskomst een uitnodigende stapel die in willekeurige volgorde kan worden doorgespit.
Met de enorme toegankelijkheid van internet wordt dat wel steeds moeilijker.
En er was dit jaar zulk schokkend nieuws, dat me bijna niet kon ontgaan: een dramatisch verloop van gebeurtenissen, met een nog onzekere afloop, rond een topdirigent en een van onze belangrijkste orkesten.
Ik heb nog niemand van de betrokkenen gesproken dus ben alleen gevoed met wat in de media naar buiten is gekomen. Maar dat maakt het alleen maar makkelijker om erover te schrijven. Zonder een oordeel te willen vellen over of het KCO wijs gehandeld heeft in de affaire Gatti raakt het onze professie en de orkestenwereld zo grondig dat het uitnodigt tot een reactie.
Ik heb enig idee in welke ellende een orkest wordt gestort als op zo'n korte termijn zoveel afspraken moeten worden ontbonden. Ik twijfel er dan ook niet aan dat het een onvermijdelijke beslissing moet zijn geweest, dat er niet echt een alternatief was. Misschien komen er de komende weken nog details over naar buiten, iedereen is nieuwsgierig, maar dat zal vooral van belang zijn voor een eventuele rechtszaak die Gatti zal aanspannen.
Voor het orkest betekent dat allereerst dat ze vervangers voor de concerten moeten zoeken, en daarbij ook rekening moeten houden met partners als de zalen in het buitenland waar ze gaan spelen.
Voor de eerste weken lijkt dat goed gelukt..
Haitink kan zijn gemiste Amsterdamse uitvoering van Mahler 9 inhalen en hij heeft ook een nauwe band met Luzern en het festival daar. Bovendien krijgt zijn succesvolle vervanger en assistent een nieuwe kans. Honeck is een mooie keus voor Bruckner met zijn Weense achtergrond en met Hengelbrock halen ze een man terug in huis, die zich bewezen heeft als origineel en goed geïnformeerd over historische uitvoeringspraktijken.
Er zullen vast ook mensen in de zaal zitten, en wellicht op het podium, die deze wisselingen misschien wel een verbetering vinden.
Maar er is meer. De man waar ze de lijnen voor de toekomst mee hebben uitgezet verdwijnt ineens uit beeld. In zekere zin blijft een orkest dan verweesd achter, zelfs als de beslissing zelf genomen is. Er zal zeker al over verlenging van zijn contract gedacht en gesproken zijn. Ergens las ik zelfs dat er al een overeenkomst getekend zou zijn, maar dat lijkt me onwaarschijnlijk. Ik kan me wel voorstellen dat als er al besprekingen geweest zijn en het management van Gatti informatie over het artikel in de Washington Post, waar het allemaal mee begon, heeft achtergehouden, dat zou hebben kunnen bijdragen aan een vertrouwensbreuk. Maar dat is speculatie.
De relatie tussen een chef-dirigent en zijn of haar orkest is een gevoelige.
Waar de muziekwereld nu op wacht is de reactie van de andere orkesten waar Gatti de komende tijd gaat dirigeren. Op het moment dat ik het nieuws hoorde op mijn Toscaanse vakantieadres, gaf Gatti op een steenworp afstand zijn jaarlijkse dirigeercursus in Siena. Ik heb nergens iets gelezen over een afzegging daar, maar het moet toch een vreemde sfeer hebben opgeleverd.
De eerstkomende concerten die op zijn eigen website vermeld staan zijn dit najaar in het Verre Oosten. Later nog een operaproductie in Rome en een week bij de Bayerische Rundfunk. Voorlopig hebben ze elders nog wel tijd om ontwikkelingen af te wachten.
Ze zullen zich vast niet laten leiden door de beslissing in Amsterdam, maar onderlinge contacten zullen er zeker zijn.
Voor Gatti zelf, en zijn directe omgeving, is het hoe dan ook een groot drama.
Grote leegtes in zijn agenda en op zijn minst grote aarzeling bij orkesten om hem te contracteren.
Hij is niet de eerste topdirigent die op de zwarte 'metoo'-lijst is terechtgekomen. Maar, in tegenstelling tot James Levine en Charles Dutoit, zat zijn carriere nog in de lift, zouden zijn mooiste jaren nog moeten komen. En wat blijft daar nu van over?
In die zin kent deze affaire alleen maar verliezers.
En in hoeverre is hij een uitzondering?
Ik sluit niet uit dat er meer dirigenten van naam rondlopen die hier nerveus van geworden zijn.

Het Concertgebouworkest heeft een belangrijke beslissing voor de toekomst genomen.
Daar zullen de komende weken en maanden nog vele andere beslissingen en keuzes op volgen.
Ik benijd het management niet, en wens ze veel sterkte.
Ondanks, of ook door, de beperkingen kan het nog tot verrassende vervangingen leiden die ik met belangstelling zal volgen. Niet in het minst ook de zoektocht naar een nieuwe chefdirigent.
De kwaliteit die een orkest als het KCO verdient is dun gezaaid.


zondag 15 juli 2018

Vers bloed

Het was een mooie week, deze laatste week voor de vakantie.
Lahav kwam langs voor een korte opnamesessie.
Er liggen natuurlijk alweer plannen voor een reeks mooie cd's waarin we ons eigen publiek en de rest van de wereld kunnen laten horen waar we mee bezig zijn.
We hebben helaas ook afscheid moeten nemen van een waardevolle en aimabele kracht aan het hoofd van onze artistieke afdeling, Janneke Slokkers. Maar van haar zullen we zeker nog veel van horen.
Het beste nieuws is misschien nog wel de aanwas van nieuwe orkestleden.
In een reeks proefspelen hebben alle strijkersgroepen er een nieuwe kracht bijgekregen, zodat er minder beroep hoeft te worden gedaan op remplaçanten. Die aanwas heeft onder de vorige directeur een aantal jaren praktisch stilgelegen. Toevalligerwijze kwam Hans Waege deze weken in het nieuws vanwege een stakingsaanzegging bij zijn nieuwe orkest, het Nationaal Orkest van België, door moeilijkheden rond het personeelsbeleid en het verlies van twintig musici. Ik ken de discussie en ben blij dat wij weer investeren in de musici, uiteindelijk toch het kapitaal van een orkest.
Vijf strijkers hebben we aangenomen.
Twee dames voor beide vioolsecties, dat lijkt tegenwoordig haast onvermijdelijk, en drie heren bij de altviool, cello en basgroep. Vrouwelijke bassisten vormen ook nog steeds een minderheid.
Ik heb zelf alleen bij het celloproefspel mogen mee beslissen, en dat is altijd weer een interessante exercitie. Wat vind je belangrijk in het spel van iemand, wie zou je graag als buurman zien, wat zijn zwaktes van het moment en wat is structureel? Want ga er maar aan staan. Degene die als gelukkige uiteindelijk gekozen werd heeft gedurende de dag drie keer voor de commissie moeten spelen, waarvan twee keer achter een gordijn. Pas in de laatste ronde zagen we wie hij was: Clément Peigné.
Een Franse jongen, afgelopen jaar gestudeerd aan de academie van het KCO, met dank aan onze Amsterdamse collega's, en geboren in 1990.
Zo'n moment waarop je je oud begint te voelen.
Maar we zijn natuurlijk heel blij met het verse bloed. Bassist Ricardo Neto is met 24 jaar nog jonger, overigens.
Ik ben benieuwd of we ze alle vijf al zien bij de zomertournee in augustus.
Maar eerst ga ik van een paar weken vakantie genieten, om met nieuwe energie aan het volgende seizoen te kunnen beginnen.

woensdag 27 juni 2018

Offenbach

Het seizoen is alweer bijna afgelopen.
Een serie educatieve voorstellingen, een cd-opname, een aantal proefspelen.
En nog een paar voorstellingen van Les contes d'Hoffmann in Amsterdam.
Het is een reeks van acht uitvoeringen maar wel verspreid over meer dan vier weken dus in een enkel geval zit er zelfs een week tussen.
Je zou bijna het gevoel hebben dat het al vakantie is.
Maar het is altijd goed voor een orkest om opera te doen, zeker als het niet tot je dagelijkse routine behoort. En dat geldt dan nog extra voor deze muziek van Offenbach, die, hoewel bedoeld als serieuze opera, toch erg tegen het operette-idioom aan schuurt.
Niet onze natuurlijke habitat, zullen we maar zeggen.
Toch is het ook leuk om te doen, zeker met een prima cast op het podium.
John Osborn, de titelrol, herinneren we ons nog van Benvenuto Cellini  een paar jaar geleden.
De muziek lijkt ook nog wel een beetje op elkaar.
Vooral de dirigenten zijn heel verschillend, de Italiaan Carlo Rizzi en de Engelsman Sir Mark Elder.
En wat is Offenbach dan eigenlijk, Duitser of Fransman?
In de muziek en de taal zit weinig Duits maar hij is toch echt in Keulen als Jakob Offenbach geboren.
In 1819, dus wellicht begint er binnenkort een spannend of meer amusant Offenbach-jaar.
Zijn operettes kunnen wel een revival gebruiken.
Ik las ergens dat de Weense satiricus Karl Kraus, eigenaar van Die Fackel en nauw bevriend met de componisten van de Tweede Weense School, een fanatiek Offenbach-liefhebber was.
Hij beschouwde het als tegengif tegen de Wagner-cultus en gaf in de jaren 20 en 30 talloze solorecitals van de operettes ten beste.
Dat moeten curieuze bijeenkomsten geweest zijn.
Er zijn zelfs nog opnames van.
Een ander element in de opera is natuurlijk E.T.A.Hoffmann, de schrijver die als verliefde dronkenlap wordt opgevoerd in drie van zijn eigen verhalen.
En wie leest er nu nog Hoffmann?
Ook daar zou een herwaardering op zijn plaats zijn.
Prachtige 'fantastische' verhalen. Een wereld die volop is doorgesijpeld in de muziek van de Duitse romantiek tot en met Wagner. En eigenlijk al vanaf Beethoven. De recensie die Hoffmann van de Vijfde symfonie schreef is nog altijd een eye-opener.
Een prachtige verhaal is de geschiedenis van Antonia, onze derde acte, uit Rat Krespel.
Daarin zingt zij na de dood van haar moeder een motet van Padre Martini zo mooi, net als haar moeder ooit had gedaan: Der Klang von Antoniens Stimme war ganz eigentümlich und seltsam, oft dem Hauch der Äolsharfe, oft dem Schmettern der Nachtigall gleichend. Die Töne scheinen nicht Raum haben zu können in der menschlichen Brust. Dat soort taal.
Of ze in dat verhaal ook sterft door te zingen, door haar vader verboden, blijft ongewis. Hij droomt dat zij zingt en vindt haar vervolgens slapend in bed. Denkt hij. Sie war aber tot.
Sterven door musiceren, door de liefde eigenlijk, is vaker een thema in romantische verhalen.
Een van de mooiste vindt ik Thomas Mann in Tristan.  
'Unter ihren arbeitenden Händen vollzog sich die unerhörte Steigerung, zerteilt von jenem beinahe ruchlosen, plötzlichen Pianissimo, das wie ein Eingleiten des Bodens unter den Füssen und wie ein Versinken in sublimer Begierde ist.'  Der Gattin Herrn Klöterjahns speelt Isoldes Liebestod.
En dan zijn we toch weer bij Wagner.  

vrijdag 22 juni 2018

Poco fa

Het was een moment waar we lang naar uitgekeken hebben.
Een moment dat we tegelijk zo lang mogelijk wilden uitstellen.
Of, zo lang mogelijk laten duren.
Want wat was het mooi!
Een artistiek hoogtepunt waren de twee jubileumconcerten voor het honderdjarig bestaan.
Twee absolute hoogtepunten
Zelfde programma, zelfde uitvoerenden, maar toch ook weer heel verschillend.
En beide bewaard voor het nageslacht.
Zaterdagavond is opgenomen door medici.tv.
Zondag was radio 4 in de Doelen aanwezig.
De beelden van zaterdagavond waren ook rechtstreeks op het Schouwburgplein te zien en je kunt zien hoe bijzonder het was. Want bijzonder was het hoe aanvankelijk een paar losse musici, maar uiteindelijk een klein orkest, in het tempo en de belichting van een begrafenisstoet, het podium betrad. Met in hun midden soliste en dirigent.
E vivo encora? waren de eerste woorden uit de goddelijke keel van superdiva Joyce DiDonato
En daarmee was de toon gezet.
Het ene prachtige nummer na het andere, in een ongebruikelijke programmaopbouw, waar goed over nagedacht moet zijn.
'Ben ik nog in leven?' lijkt een terechte vraag voor een honderdjarige.
Maar de honderdjarige, die moeilijke tijden gekend heeft, blijkt springlevend.
En in topconditie, al zeg ik het zelf.
En de aria uit Händels Ariodante, die op dit recitatief volgt begint als: Scherza infidante.
'Vermaak jezelf, o trouweloze!' zou met een knipoog de boodschap aan Yannick kunnen zijn.
De chef, die ons na tien jaar verlaten heeft voor zijn nieuwe liefde, de Metropolitan Opera in New York. En het is waar dat het zijn besluit was om er na tien jaar een punt achter te zetten, maar de punt is gelukkig een komma geworden. Hij blijft aan ons verbonden als ere-dirigent met de belofte om regelmatig terug te keren. Voor de komende seizoenen staan de afspraken al in de agenda.
Dus voor eventuele woede en wraakgevoelens uit de volgende Händel-aria (Svegliatevi) was geen enkele reden. Maar wel lekker dat zij die, naadloos aansluitend aan de eerste, nog even zong.
Parto, parto op de muziek van Mozart, met een prachtige rol voor Julien Hervé op zijn nieuwe bassetklarinet in bes, benadrukt natuurlijk weer ons verdriet verlaten te worden door de geliefde chef. Maar het zijn dan toch de laatste woorden die blijven hangen: Ah qual poter, oh Dei! Donaste alle belta. O goden, welke kracht hebben jullie de schoonheid gegeven! Het bewijs werd ter plekke geleverd.
Na de pauze moeten we de teksten vooral niet meer letterlijk nemen.
Dopo l'oscuro nembo? Integendeel. We denken terug aan mooie tijden en Yannick zal wel degelijk terugkeren. Overigens: wat heerlijk om zo weer eens Bellini te doen!
Una voce poco fa gaat natuurlijk ook over de liefde, maar met een zeer daadkrachtige en hoopvolle dame. Iemand vertaalde het met 'Een stem doet weinig', maar dat klopt natuurlijk niet.
En zou een lachertje zijn als we het over Joyce DiDonato hebben. Menige traan heeft gevloeid.
Misschien nog wel de meeste bij de toegift, die ze op zondag aankondigde met een verhaal over Yannicks optimisme, dat we allen hard nodig hebben in deze wereld.
Toen klonk Morgen van Richard Strauss, met een hemelse vioolsolo van Marieke Blankestijn.
'und auf uns sinkt des Glückes grosses Schweigen...'

Een weekend om nooit te vergeten.

zondag 27 mei 2018

Tussen Milaan en München

We zijn alweer een tijdje terug van onze reis en wat valt er eigenlijk over te melden?
Er ging een filmer mee die elke dag een aardig item voor de achterblijvers maakte, en de recensies staan inmiddels ook online dus kunnen we over tot de orde van de dag.
De orde van DNO, inmiddels, met komende week de premiere, maar daarover later meer.

Ik denk dat we tevreden kunnen terugkijken op de concerten.
En elke stad had zo zijn aantrekkelijke kanten en mooie momenten.
Zo'n Scala in Milaan ademt een flinke brok geschiedenis. Natuurlijk de voetsporen van legendarische zangers, regisseurs en dirigenten, maar voor mij in de eerste plaats toch Verdi. En die kon ik deze reis verbinden met die andere operagigant, Mozart in München: het Cuvilliés-Theater, waar ooit de Idomeneo werd gecreëerd.
Daar hebben we weliswaar niet gespeeld, maar ik kon er wel in om een idee van de omstandigheden te krijgen. Uiteraard heeft het de Tweede Wereldoorlog niet overleefd.
Terugkijkend blijkt de reis voor mij in het teken van de verbinding te hebben gestaan.
Een tournee werkt eigenlijk altijd verbindend, binnen het orkest, maar dat was hier tussen Yannick en ons zeker ook weer het geval. Op het podium leverde de communicatie steeds mooiere momenten op, met als hoogtepunt waarschijnlijk Wenen, of toch München. En in een tijd dat we bijna afscheid van hem gaan nemen is dat een belangrijke constatering. Een afscheid dat geen afscheid is. Want we gaan hopelijk nog jaren met elkaar door. Er staat een mooie tournee in augustus en een prachtig programma volgend jaar maart. Zorg dat je op tijd kaarten hebt!
Ook mooi was de vertoning van de film Yannick in Parijs waar 'ons' theater en onze ambassade een feestje voor het honderdjarige orkest hadden aangericht. Een verbinding om te koesteren.
Daardoor hadden we in Parijs een dag extra en vond ik de moed om weer eens de mensenmassa in het Louvre te trotseren. Met een paar specifieke doelen. Die leken alweer deels in het water te vallen toen suppoosten me verzekerden dat de vleugel met Noord-Europese schilderkunst die dag gesloten was. Dat bleek gelukkig mee te vallen, maar eerst stonden er een paar Italianen op het menu: Mantegna en Piero della Francesca. Piero volg ik al jaren, sinds begin jaren 90, toen een vakantie in de buurt van Arezzo een rijke oogst opleverde. En Rimini verlaat ik nooit zonder even langs de Tempio Malatestiano te lopen. Dan verbaast het me telkens weer hoe weinig mensen zich op dat moment aan die sublieme kunst laven. Niet beroemd genoeg. Dat was zo bij het altaarstuk in de Brera in Milaan, die natuurlijk niet op maandag, maar wel dinsdagochtend vroeg openging, en dat was zo bij het krachtige portret van dezelfde Malatesta uit Rimini in het Louvre.
Dan kun je ongestoord een kwartier voor een schilderij blijven staan. Heerlijk. En met de luxe van deze reis om verbindingen te leggen, met overal orachtige musea. Caravaggio, sinds vorig jaar Napels toegevoegd aan mijn favorieten, maakte op mij meer indruk in Milaan dan in Parijs, maar fascineert steeds door zijn directheid, zijn contact met de onderkant van de samenleving en met de onderbuik. Rubens is een nieuwe liefde. Een onverwacht kado was een hele zaal in het Louvre - toch niet afgesloten - met meer dan twintig schilderijen voor Maria de Medici. Wat een energie, fantasie en kleurenrijkdom! En rust. Iedereen in het Louvre lijkt alleen maar geïnteresseerd in Da Vinci en zijn Mona Lisa. En dan vooral om op de foto te zetten. Dat is dan wel weer ontluisterend.
Later in de Alte Pinakothek in München, als verrassing en kers op de taart, bleken studies voor de cyclus te hangen.
Waar ik wel weer op voorbereid was: twee geschilderde zelfportretten van Dürer. En in de juiste volgorde. Eerst de versie uit 1493 met distel. Baanbrekend in die tijd. Een jonge twintiger. En dan dat Jezus-portret uit 1500, frontaal, intrigerend in alle details. Waar zou dat zelfbewustzijn vandaan komen?
Rembrandt kwam dit keer wat minder aan bod dan anders.
Maar natuurlijk ben ik zaterdag wel vanuit het Muziektheater naar de Hermitage gelopen om de nieuwste aanwinst met eigen ogen te zien. Een prachtig verhaal, en dan nog wel van een Six.
Maar bij het zien kon ik me ook wel voorstellen dat niet iedereen deze als Rembrandt heeft herkend. Hoe mooi hij in veel opzichten ook is. Kwaliteit herkennen is geen sinecure.
En dat geldt natuurlijk ook in ons vak.

zondag 22 april 2018

Mineur

Wij gaan in mineur op tournee.
De lente mag zich dan laten bewonderen in zomerse temperaturen, het orkest rijgt de ene jubileumviering aan de volgende, met gisteren nog een spetterend gala, maar de toonsoort van het programma waarmee we de komende week Europa doorkruisen is f mineur.
Iets minder uitgesproken dan in een eerdere planning, toen Yuja Wang nog met Chopins Tweede pianoconcert op de rol stond. Rachmaninovs Vierde staat in g klein, toch aleer een hele toon hoger.
En wat maakt dat uit?
In vroeger tijden werden er aan toonsoorten karakters, gevoelsladingen toegekend.
Bij een bepaalde emotie hoorde een toonsoort en musici en luisteraars waren zich daar ook van bewust. Dat bewustzijn is grotendeels verdwenen, maar een hele avond in één toonsoort gaat ook ons tegenwoordig niet in de koude kleren zitten.
F klein staat voor: depressie, rouw, vertwijfeling, 'unaussprechlich tiefe Schwermut, Grab verlangende Sehnsucht' 'Grauen oder ein Schauder verursachen' , of volgens Grétry (1797) schrijft: la plus pathétique de toutes. In dat soort termen werd er over gedacht.
En het past natuurlijk naadloos op die Vierde van Tsjaikovsky, geschreven in emotionele nood na de dramatische vergissing van zijn huwelijk. Pathetischer dan de Pathétique. En Tsjaikovsky is wel gewend in mineur te schrijven en met veel mollen, zoals het overbekende Eerste pianoconcert in bes, of zijn laatste strijkkwartet in es, met wel zes mollen aan de sleutel.
En het valt misschien wel mee want de symfonie doorkruist nog talloze andere toonsoorten en eindigt gewoon in majeur. Juichend en uitbundig! In Yannicks versie houden we ons bepaald niet in, met wellicht een extra schrijnend effect.
Uitzonderlijker is de toonsoort voor Joseph Haydn.
Meer dan honderd symfonieën schreef hij, maar slechts een achttal in mineur..
En Haydn toont zich meer de meester van de beperking.
Elk deel in de hoofdtoonsoort, op een charmant Trio in majeur na.
Maar wat een drama! Het voelt als theatermuziek.
De ondertitel La passione suggereert de kerk, maar ik ga voor het operatheater.
De Scala  in Milaan bijvoorbeeld.
En daar beginnen we, als vitale honderdjarigen, onze tournee.
F mineur:

woensdag 11 april 2018

Now&Wow

Bij het programmeren van klassieke muziek is de actualiteit niet altijd makkelijk te vinden.
Dat hoeft misschien ook niet.
De uitvoering en de kwaliteit van het werk kunnen het een actualiteitswaarde verlenen.
Voor onze serie in de Laurenskerk hadden we dit seizoen het thema Vrienden gekozen.
Een tijdloos thema dat in de actualiteit rond Facebook misschien wat vervaagt maar des te belangrijker voor ieder persoonlijk is.

Drie schrijvers, of mag ik zeggen:schrijfsters, hebben het met een hele persoonlijke tekst ingevuld.
Sanneke schreef voor het concert van vanavond een indringend verhaal over een vriend van haar, Hans Merts. Hans moet dealen met de ziekte Parkinson en daar heeft hij zijn vrienden hard bij nodig.
Om een idee te geven:
Ik herinner me nog wel dat Sanneke met het idee kwam om hierover te schrijven.
We waren enthousiast, maar konden toen nog niet vermoeden hoe toepasselijk het verhaal zou worden voor 11 april, de geboortedag van Dr. Parkinson en Wereld Parkinson Dag!

Ook componist Hans Koolmees heeft zich met zijn gloednieuwe bijdrage bij het thema gevoegd: een swingende compositie voor twee violen en ensemble onder de titel: Now&Wow.
Dat verwijst naar een stukje Rotterdamse cultuurgeschiedenis waarin Hans Merts een belangrijke rol heeft gespeeld, de befaamde discotheek van Ted Langenbach.
Hoe actueel wil je het hebben?
En dan combineren we dat natuurlijk met oude muziek.
Telemann staat nog steeds centraal, maar wat in combinatie met Koolmees, en voor de sombere kanten van het thema, wel heel sterk werkt is de bewerking van een Lamento van Heinrich Isaac.
Hier het origineel:



dinsdag 3 april 2018

Vijf ballen

Al lange tijd schrijf ik programmatoelichtingen voor concerten van het orkest.
Niet veel, een paar per seizoen.
Net genoeg om een soort van routine te behouden, zonder dat het al teveel tijd gaat kosten.
Maar dat ik er meer uren in stop dan de meeste van mijn schrijvende 'collega's' lijkt me niet onwaarschijnlijk.
Die routine behouden is ook maar betrekkelijk, want tegenwoordig worden alle toelichtingen in een beperkte periode voor het hele seizoen verzameld.
Nu is de tijd voor seizoen 18/19 en is me gevraagd twee verhalen te schrijven.
De toelichting die ik voor de Achtste van Mahler voor afgelopen week gemaakt had is dan ook van meer dan een jaar geleden. Ik wist inmiddels niet goed meer wat mijn insteek was geweest, heb er altijd moeite mee mijn eigen teksten nog eens te gaan lezen, maar kreeg al wat positieve geluiden vanuit het publiek.
Of orkestleden de tekst gelezen hebben weet ik eigenlijk niet.
We hadden een drukke week en wie voelt zich dan geroepen zo'n toelichting op de website op te zoeken?
En als de concerten eenmaal afgelopen zijn is die daar ook niet meer te vinden.

Maar dan is het extra leuk om onverwacht een positieve waardering in de krant te lezen.
Peter van der Lint gaf niet alleen het concert in Trouw de hoogste waardering, vijf ballen, waarbij Yannick uiteraard en terecht veel lof kreeg toegezwaaid. Maar en passant werd zelfs mijn naam voor de toelichting en als lid van de cellogroep, voor de gelegenheid aangevoerd door Quirine Viersen, ook geprezen.
Ik heb mijn best gedaan en had een heerlijke week met partituur en dirigent, maar dat je dan als tutti-strijker op een meer dan overvol podium wordt genoemd is toch wel uitzonderlijk:
Ik denk dat er andere auteurs zijn die betere toelichtingen schrijven.
Maar ik vind het leuk om het af en toe te doen en denk dat het ook een meerwaarde heeft als musici zich hiermee bezig houden, zodat de muziek dan beschouwd wordt vanuit het gezichtspunt en met de ervaring van mensen die de muziek uitvoeren.
Dat maakt bijvoorbeeld ook zo'n boek over Bach van Gardiner voor mij extra waardevol.
Zonder me met zo iemand te willen vergelijken, natuurlijk.
En het is voor mij een manier om me op een onderwerp te concentreren, me niet te snel weer door iets anders laat afleiden. Het vergt discipline.
Sjostakovitsj 13 is een opdracht voor volgend jaar.
Het trekt misschien minder de aandacht dan Mahler 8 maar gaat zeker zo indrukwekkend worden. Zelden wordt het stuk gespeeld, ongetwijfeld vanwege het grote mannen(bassen!)koor, maar wat een ongelooflijk krachtige en originele partituur is dat!
Dat Yannick met Sjostakovitsj overweg kan heeft hij bij ons inmiddels wel bewezen, vorig jaar nog met een sterke Vierde, maar met deze Dertiende heeft hij zelfs bij de Berliner Philharmoniker zijn sporen verdiend.
Toen ook met onze Russische vriend Michael Petrenko, ongetwijfeld een ideale casting.
Kortom: kopen die kaartjes voordat het te laat is!
Ik ben nog aan het worstelen met een waardige toelichting. Hoe vertel je in minder dan duizend woorden wat voor meesterwerk destijds de machthebbers in het Kremlin tot in het diepst van de ziel geraakt zou hebben, als ze naar de premiere hadden durven komen.
En wie deze week nog wat mooie cellosolo's wil horen; Quirine Viersen zit er weer en behalve heerlijke romantische melodielijnen in de Zemlinsky laat zij zich horen in misschien wel de mooiste solo uit het repertoire, Brahms' Tweede pianoconcert.




woensdag 28 maart 2018

Dichter bij Bach

Vroeger hield ik erg van het lezen van biografieën.
Componisten, historische figuren, kunstenaars, wat al niet.
Ik vond het fascinerend om me in te leven in hun wereld, hun omgeving, in wat er met hen gebeurde.
Die fascinatie is er nog steeds, maar ik zoek nu liever naar directe bronnen.
Brieven, handschriften, het werk zelf.
Als er dan zo'n bericht over de uitgave van Bachs bijbel, de vertaling van Luther met vele persoonlijke aantekeningen van de componist, langskomt word ik wel onrustig. Maar de prijs, hoewel voorlopig nog 700 euro goedkoper, stelt me weer gerust. Dat ga ik er toch niet aan uitgeven. Ik bekijk 'm graag een keer in een bibliotheek.
Het spelen van de Matthäus Passion is ook een manier om dichter bij het genie en de persoon Johann Sebastian Bach te komen. Het getal van zijn naam 41, JSBACH, wordt meteen door ons lage strijkers neergezet aan het begin van het openingskoor met precies dat aantal herhalingen van de grondtoon.
Alsof hij meteen zijn handtekening zet, zoals Rembrandt die zichzelf schildert bij de mensen die Jezus van het kruis afnemen.
Bij het orkest gaat het stuk min of meer jaarlijks, maar meestal zit ik daar niet bij.
Richard Egarr, met al zijn kennis en misschien wat overmatige energie, is een boeiende dirigent om weer eens goed in de materie te duiken.
Hij strooit gul met talloze wetenswaardigheden, die meestal ook bepalen hoe we de muziek moeten spelen. Als je een as tegenkomt, bijvoorbeeld, of de toonsoort As groot, weet je dat je diep in modder zit.
Hij begon ook nog over een geit, fis klein?, maar dat heeft hij (nog) niet verder uitgelegd.
En ik zie nu de kans, hoewel er altijd weer te weinig tijd is, om boeken open te slaan die daar al te lang op wachten.
Het boek van John Eliot Gardiner, Music in the Castle of Heaven, is  alleen al door de mooie uitgave uitnodigend om vast te pakken. En ik vind de combinatie van zijn wetenschappelijke achtergrond en zijn ervaringen als musicus zeer aantrekkelijk.
Maar ik heb ook geen spijt van de aanschaf van De passies van Johann Sebastian Bach van H. Brandts Buys, al jaren alleen nog antiquarisch te krijgen. Jan Willem de Vriend raadde het me ooit aan, en ik lees dat ook mensen als Koopman en Leonhardt zich ooit door deze Nederlandse collega van Gardiner, die in 1959 overleed, hebben laten leiden.
Ik weet niet of Gardiner veel herhaalt wat in andere boeken al genoemd staat, maar zijn beeld van het openingskoor als gelovigen die de berg Sion beklimmen, spreekt mij wel aan. Een andere berg dan die van Goethes Faust vorige week, maar we gaan ook weer omhoog.
Onze pedaaltoon, de 41 e's, plaatst hij in de stijl van de Franse tombeau.
En Maarten Luther is alom aanwezig. De protestantse eredienst, waarin voorafgaand aan deze passie het koraal O Lamm Gottes unschuldig al geklonken heeft en dus meteen herkend zal worden.
Het openingskoor vergelijkt hij met een groot altaarstuk van Veronese of Tintoretto.
En de musicus Gardiner die bij het begin van het slotkoor van de eerste helft, O Mensch, bewein dein Sünde gross, altijd even moeite heeft met de overgang naar een andere 'versnelling': 'it lasts only a few seconds and then all is well again.' Heb ik dat ook?
Talloze details noemt hij nog. Hij stelt een indeling in vijf actes met een proloog, voor beide helften een exordium en aan het slot een conclusio, voor. Als een klassiek drama.
Dat vind ik wel een mooie structuur om bij de concerten mee te voelen.
Brandts Buys heeft natuurlijk een achterstand van meer dan een halve eeuw in Bach-onderzoek en uitvoeringspraktijk. Dat merk je vooral in wat uitgelegd wordt, in hoe lezers aangesproken worden. Maar ook dat verhaal biedt veel meer dan wat ik in deze paar dagen verwerken kan.
Hij onderzoekt de structuur op verschillende manieren, en komt onder meer tot een kruisvorm, die ik elders ook weleens gelezen had. Het blijft verbazingwekkend.
Zelfs tijdsduur probeert hij erbij te betrekken, in de zin van een verdeling in minuten in plaats van maten of noten, waarbij vooral de zeven- en veertientallen gezocht worden, aan de hand van gemiddelden van de uitvoeringen.
En dan lees je dat Willem Pijper het stuk in 150', als een van de snelsten, dirigeerde!
Daar zullen dan vast coupures in gezeten hebben, zoals ook in de beroemde opname van Mengelberg.
Zinvol vind ik de ruime aandacht die hij aan de verschillende koralen besteedt. Je luistert er makkelijk overheen, als overgang naar de volgende evangelietekst of aria, maar ze zijn eigenlijk heel belangrijk en ongelooflijk gevarieerd.
Dus dat worden voor mij zeker drie mooie avonden.