zaterdag 24 februari 2018

Portret van Pauline Strauss

Sir Mark Elder is weer terug bij ons orkest en dat is altijd heel plezierig.
Hard werken met een fikse dosis droge Engelse humor.
Hij praat soms misschien wat veel, maar weet wel waar hij het over heeft.
Deze week brengt hij bij Ein Heldenleben uiteraard mevrouw Strauss ter sprake.
Ik had het er de vorige keer in verband met Mahler al over. Een componist die zijn echtgenote muzikaal uittekent in een grote vioolsolo.
Dat moet een bijzonder heftig vrouwspersoon geweest zijn. Elder beschrijft haar in de woorden van Alma Mahler, als diva, die vond dat haar man maar tien passen achter haar moest blijven lopen.
Ik waag te betwijfelen hoe betrouwbaar Alma in het algemeen is, maar nog extra in het geval van Pauline Strauss, die ze niet kon luchten of zien. Misschien was er ook sprake van jaloezie, want Pauline kon wel haar kunst voortzetten als sopraan, onder meer met talloze liederen en een enkele operarol die Strauss voor haar schreef, terwijl Alma door Gustav werd beperkt in haar artistieke mogelijkheden.
Ja, tot het eind van zijn leven, toen zij allang niet meer zong, componeerde Strauss de mooiste muziek voor de sopraanstem. En het huwelijk heeft, ondanks alles, tot zijn dood op zeer hoge leeftijd standgehouden. Is de muziek van de Vier letzte Lieder daar niet het mooiste bewijs voor?

Elder heeft zijn verhaal uit de biografie die Alma over haar man schreef. Na een succesvolle opera-uitvoering weigerde Pauline met haar man mee naar het diner te gaan, woedend omdat ze vond dat hij een waardeloze prestatie had geleverd. Als hij vraagt haar dan tenminste naar hun hotel te mogen brengen, mag dat alleen als hij ver achter haar blijft. Later verontschuldigt Struass zich met de woorden: Mijn vrouw is vaak erg onbehouwen, maar weet u, dat heb ik nodig. Aldus Alma.
Het kan waargebeurd zijn, maar in andere anecdotes komt vooral het beeld naar voren van een diva, een actrice die graag speelt met de aandacht van mensen. En van haar man. En die je niet altijd al te serieus moet nemen.
Temperamentvol zal ze zeker geweest zijn en zo heeft Strauss haar ook verklankt in Heldenleben.
Aan Romain Rolland heeft hij toegegeven dat het een portret van Pauline was: C'est ma femme que j'ai voulu faire. Elle est très complexe, très femme, un peu perverse, un peu coquette, jamais semblable à elle-même, differente à chaque minute minute de ce qu'elle était - à la minute précédente.
Het is een beruchte concertmeesterssolo, waarin bij iedere maat ook weer iets anders staat: heuchlerisch schmachtend, leichtfertig, etwas sentimental, übermütig  enzovoort. Igor speelt het weer prachtig.
Op youtube staat een filmpje uit de jaren 60 waarbij Willy Boskovsky, de concertmeester van de Wiener Philharmoniker die later de nieuwjaarsconcerten leidde, de speelt. Dat komt dus dicht bij de componist vandaan:

Is dit portret van zijn vrouw al uniek voor een componist, van beeldend kunstenaars zijn we dat meer gewend, zij krijgt nog twee keer een grote rol. In de Sinfonia Domestica  wordt het huiselijke leven, met vrouw en zoonlief uitgetekend. Maar eigenlijk is dat meer een situatieschets dan een verhaal.
Dat verhaal laat hij in de opera Intermezzo op het toneel zien.
Meteen in de openingsscene, waarin hij als dirigent op reis moet en zij helpt met inpakken, wordt zij niet al te gunstig neergezet. Halverwege de opera zal ze om een scheiding vragen, vanwege een vermeende buitenechtelijke affaire, maar eindigt het natuurlijk toch weer goed.
Net als in Ein Heldenleben dus, gelukkig thuis met zijn vrouw, verliefd en zonder inmenging van de buitenwereld.
Ook van Intermezzo is een interessante registratie uit de 60-er jaren te zien. Keilberth was een gerespecteerde Strauss-dirigent, maar regisseur Rudolf Hartmann had een aantal opera's van Strauss in premiere gebracht. Van Jean-Pierre Ponnelle, die voor de decors en kostuums tekende, zouden we later nog veel horen: 
  



donderdag 8 februari 2018

Nachtmuziek

Er gaat geen seizoen voorbij zonder een symfonie van Mahler.
De een wat vaker dan de ander.
Nummer 1 is een populaire, de Vierde heb ik inmiddels ook al vaak mogen spelen.
Dat de Achtste een zeldzaamheid is is eenvoudig te verklaren aan de hand van de kosten.
Maar waarom nummer 7 voor mij al meer dan tien jaar geleden is, heeft vast ook met toeval te maken. Extra leuk dat ze nu binnen anderhalve maand allebei klinken.
In maart met de chef, deze week met de eredirigent.
En met Valery was het ook dat ik beide stukken voor het laatst heb gespeeld.
Ik herinner me Praag en ik herinner me Brussel, en een Gergiev Festival.
2007, met Liebesnacht als titel en Tristan und Isolde, inclusief de videobeelden van Bill Viola als hoogtepunt. En die Zevende, 'Lied der Nacht', paste natuurlijk perfect binnen het thema. Ik geloof zelfs dat toen, net als nu, ook een combinatie met Dutilleux werd gemaakt; zijn Vioolconcert, L'arbre des songes.
Dat het lang geleden is heeft voordelen. Je staat weer fris tegenover de muziek, bent extra nieuwsgierig naar de details. Maar ik weet niet of dat voordeel bij deze symfonie zo groot is. Bij het studeren ervaar ik de muziek vooral als weerbarstig. Als materie waar je nooit helemaal in doordringt. Een grotere uitdaging dan bij al die andere symfonieën, als je het mij vraagt.
En dat zit 'm ook in de technische moeilijkheden. Niet zozeer lastige loopjes, hoewel die er ook wel zijn, maar het volgen van de dynamiek die voorgeschreven staat is een hele klus. Een beetje zoals de stukken van Webern, die we vorige maand in ons kamermuziekprogramma speelden. Die moest je ook talloze keren herhalen voordat je tevreden kon zijn.
Zomaar even een voorbeeld van de cellopartij uit de finale:
Je bent nauwelijks met een crescendo bezig of je moet alweer subito zacht gaan spelen.
Maar het bevredigt wel als het steeds beter lukt, zeker met zijn tienen, of met het hele orkest.
En het is even fascinerend als tijdrovend om in de materie te duiken.
Wat was Mahlers idee achter deze muziek?
Antwoorden heb ik niet, maar de vragen zijn interessant genoeg.

Mijn theorie is dat alle symfonieën vanaf de Zesde, misschien al een beetje de Vijfde, verbonden met, ontsproten zijn aan zijn liefde voor Alma. De vrouw die hij op 41-jarige leeftijd trouwde zou voortaan, op een extreme manier, zijn leven en zijn kunst beheersen. Ze moest een dienende rol spelen, maar hij kon niet zonder haar.
Wat zou hij gecomponeerd hebben als zij elkaar nooit ontmoet hadden? Hoe zou het afgelopen zijn als zij hem zou hebben verlaten voor een van haar aanbidders?
In de Zesde heeft hij haar in een lyrisch thema neergezet. De Achtste heeft hij aan haar opgedragen. Het Ewig Weibliche uit Goethes tekst zag hij vast ook in haar.
In deze Zevende zou ik het zoeken in het Meistersinger-citaat in de finale. Mahler vergeleek zijn relatie, vanwege het grote leeftijdsverschil, wel met die tussen Hans Sachs en Eva, in Die Meistersinger von Nürnberg van Wagner. Sachs is de wijze hoofdfiguur in het verhaal, maar uiteindelijk gaat Eva er toch met Walther, de jonge tenor vandoor. Was het onzekerheid?
Toevallig speelden we vorige week een filmbegeleiding tijdens het IFFR. Het was Phantom Thread, een film die nog niet in de bioscoop gedraaid heeft en kans maakt op enige Oscars, onder meer voor Daniel Day-Lewis. Deze speelt een succesvolle modeontwerper, verliefd op een jong meisje genaamd Alma. Toeval? Het zal vast niet bedoeld zijn, maar er waren scenes, zoals wandelend langs het water, dat hij uiterlijk iets weg had van Mahler.
Wij speelden onder de film wel hier en daar klassieke muziek, maar vooral Schubert, Debussy en Berlioz. Die laatste is wel duidelijk verwant met Mahler in zijn symfonieën, maar het zal wel gewoon een rare associatie van mij geweest zijn.
Waar Alma, en zijn liefde voor haar, in deze symfonie hoorbaar zou moeten zijn, is niet in het Allegro ordinario (fascinerende tempo-aanduiding!) van de finale, maar in het Andante amoroso van het vierde deel. Misschien de vioolsolo, waar het mee begint. Richard Strauss had tenslotte zijn vrouw, met al haar hebbelijk- en onhebbelijkheden, ook in een vioolsolo (Ein Heldenleben) gestopt. 
En natuurlijk zit ze ook in het tweede thema van het eerste deel, Mit grossem Schwung.
Maar er zit ook nog zoveel meer aan andere elementen in dit stuk, uitersten, van de meest intieme muziek naar carnavalsliedjes. En dat vaak vlak naast elkaar, gemonteerd als in een film.
En als je aan Mahler en film denkt, denk je aan Morte a Venezia, hoewel ik die figuur van Aschenbach in de film, Dirk Bogarde, moeilijk met de componist kan associëren. Misschien gaat dat makkelijker in het verhaal van Thomas Mann, maar waar is Alma dan gebleven.
Misschien komt Mann wel veel dichter bij Mahler in zijn Doktor Faustus . Er is een mooie passage tegen het eind van het boek, dat naadloos past op het tweede deel, de eerste Nachtmusik, uit de Zevende. Hoewel de muziek van componist Adrian Leverkühn, de hoofdpersoon uit het boek, meer verwantschap lijkt te vertonen met die van Schönberg of Berg moet dit bijna wel Mahler zijn. Het gaat om het instrumentale slotdeel van een (fictieve) Faust-cantate:

Eine Instrumentengruppen nach der anderen tritt zurück, und was übrigbleibt, womit das Werk verklingt, ist das hohe g eines Cellos, das letzte Wort, der letzte verschwebende Laut, in Pianissimo-Fermate langsam vergehend. Dann ist nichts mehr, - Schweigen und Nacht. Aber der nachschwingend im Schweigen hängende Ton, der nicht mehr ist, dem nur die Seele noch nachlauscht, in der Ausklang der Trauer war, ist er nicht mehr, wandelt den Sinn, steht als ein Licht in der Nacht.

Ik had graag gehad dat Mann meer over Mahler geschreven had, vooral over de Achtste. Hij was tenslotte bij de wereldpremiere in 1910 in München aanwezig.
En ik ben benieuwd of ik na deze Zevende anders tegen de Achtste aankijk, als we die in maart met Yannick gaan spelen. Nu moet ik vooral maar weer aan de noten gaan studeren, zodat Valery de komende dagen een paar mooie Zevendes kan neerleggen.
En dan zijn we toch gewoon weer bij Weense muziek.