maandag 15 oktober 2018

De zwaan

Het is zo'n stuk waarvan ik me moeilijk kan voorstellen dat je het nooit gespeeld hebt als cellist.
Zodra de duimpositie binnen je bereik komt en je de hogere regionen kunt bereiken is het verplichte kost. Dankbaar voor het instrument geschreven en eenvoudig te begrijpen. De zinsbouw kan bijna niet simpeler. Op maat gemaakt voor kinderoren en toch een juweel.
Le Cygne van Saint-Saëns. Het voorlaatste deel van de 14-delige cyclus Le Carnaval des Animaux.
Ik heb het hele werk vorige week weer eens mogen uitvoeren in een bijzonder luxe situatie: de akoestiek van de kleine zaal van het Amsterdamse concertgebouw met de gebroeders Jussen achter de vleugels. Niet dat het daardoor makkelijker wordt.
Want juist de eenvoud van die melodie maakt dat elke positiewisseling, elke streekwisseling, elke kleine vrijheid in tempo belangrijk wordt. Maar bij de voorbereiding kun je tegenwoordig via internet profiteren van een scala aan voorbeelden van hoe de grote meesters het hebben gespeeld.
Ook als je het niet zelf aan het studeren bent is dat het beluisteren waard.
Een paar voorbeelden.

Als je zoekt naar een maximum aan expressie in een langzaam tempo ben je bij Mischa Maisky meestal wel aan het goede adres. Larger than life. Niet helemaal mijn smaak. De eenvoud verdwijnt achter een zeer aanwezig vibrato en hij gaat wel erg met de bogen van de componist aan de haal.
Is het zijn Russische bloed?
Nee, dan Yo Yo Ma.
Altijd smaakvol, goed verzorgd, vol aandacht, een heel natuurlijk tempo, mooi vibrato.
Eigenlijk alles goed. Maar dan raak ik hem kwijt vanaf het hoogtepunt (2:11).
Het is vast een smaakkwestie, maar ik had liever gehad dat hij de lijn van het begin had volgehouden. Deze climax vind ik buiten proportie, verbreekt de betovering.
Wel grappig dat hij in de laatste maat nog een pizzicato-noot toevoegt. Het zou kunnen dat die uit de hier ontbrekende tweede pianopartij komt:
Dan de landgenoten van Saint-Saëns.
En er was een belangrijke Franse na-oorlogse generatie, Fournier, Gendron, Navarra niet te vergeten, die een grote stempel op de cellowereld heeft gedrukt. Ze staan allemaal op youtube, maar ik vind nog niet wat ik zoek. Dat ligt vast aan mij.

Bij Gregor Piatigorsky is de kans waarschijnlijk groter. Hij is in zekere zin een cellogrootvader voor mij, als leerling van Godfried Hoogeveen. En ik zou ook best eens met zes charmante harpistes op het podium van Carnegie Hall willen zitten - die zaal staat ook nog op mijn bucketlist als orkestcellist - maar overtuigender vind ik de radio-opname uit 1944, inclusief zijn eigen aankondiging.
De overgang van d- naar a-snaar is niet altijd even subtiel, maar de manier waarop hij hier en daar naar een noot toe glijdt bevalt mij zeer. Die stijl zou ik best meer in mijn eigen spel willen integreren.
En het mooiste misschien, en ik herinner me weer de problemen die ik er bij het studeren mee had, is de verbinding die hij legt tussen de eerste drie noten en alle herhalingen van dat motief.
En het is moeilijk in woorden uit te drukken. De eerste noot is het belangrijkste, de tweede noot komt er uit voort, de derde noot moet er ook mee verbonden zijn maar zonder een te nadrukkelijk glissando en zonder het gevoel van een opmaat naar de vierde noot. Zoiets is het. Misschien. Maar dan veel subtieler. Het raakt me. Luister maar:
Maar de kampioen, de meester van de eenvoud, prachtig qua vibrato, heerlijk in het vrij boven de golven van de pianobegeleiding blijven zweven en ontroerend in de afsluitende frasen is voor mij Pablo Casals in een opname uit 1915. Kun je nagaan, toen leefde de componist nog!
Het kan een volgende keer weer anders zijn, en het merendeel van de alternatieven heb ik natuurlijk niet gehoord. Maar naar deze uitvoering ga ik, voordat we ons kunstje over een half jaar nog een keer mogen doen, zeker een aantal keren luisteren. Misschien niet eens om dingen over te nemen, maar zeker om ervan te leren en zelf dichter bij een overtuigende uitvoering te komen:

vrijdag 5 oktober 2018

De beste plek

Concerten met het orkest doen we meestal in onze eigen, grote zaal van de Doelen.
Of in een concertzaal elders, in binnen- en buitenland.
De meeste muziek die we spelen is daar ook voor geschreven.
Hoewel het je nog zou verbazen als je leest waar al die symfonieën en concerten voor het eerst zijn uitgevoerd. Dat staat meestal ver af van de afmetingen en akoestiek waar wij nu aan gewend zijn.
En het wordt natuurlijk al helemaal anders als we religieuze werken als een Matthäus Passion gaan spelen. Dat geeft niet. In de Doelen klinkt het ook mooi.
Maar het past wel beter in een kerk.
En dat is wat we komende week met Domestica Rotterdam gaan doen: religieuze muziek spelen in de Laurenskerk. We hebben daar al bijna tien jaar een serie lopen en nu zij hun 50-jarig jubileum vieren leek het ons een goed idee in onze programmering de kerk als gebedshuis centraal te stellen. Geloof, Hoop en Liefde heet de serie en het ligt voor de hand om bij het eerste concert dan ook religieuze muziek te spelen. Vivaldi, Monteverdi (Pianto della Madonna) en Corteccia, een nieuwe vondst uit het 16e eeuwse Florence, waar hij in dienst was van de familie De' Medici in de San Lorenzo.
Maar voor die tijd, komend weekend al, is het Bio Science Park van de Leidse universiteit onze speelplaats.
Er vindt daar een festival plaats, Wavelength, waarin de relatie tussen muziek en wetenschap wordt onderzocht. Wij delen het podium met neuropsychologe Rebecca Schaeffer, die over muziek en emoties zal gaan praten, uiteraard met een wetenschappelijke bril op.
En dan blijkt er nog heel veel onbekend te zijn over het effect van muziek op de hersenen.
Wij hebben een zeer uiteenlopend programma samengesteld, met repertoire van Machaut tot Kurtag, wat haar verhaal zal ondersteunen, becommentariëren, illustreren. Ik ben benieuwd in hoeverre de tekst de luisteraar en misschien ook wel onszelf zal beïnvloeden.
Maar een universiteitsgebouw voelt zeker als de meest passende plek om dit te laten plaatsvinden.
Als derde locatie deze week fungeert de kleine zaal van het Concertgebouw in Amsterdam.
In een besloten concert, zondagmiddag, zullen we de jeugd laten kennismaken met een van de succesnummers uit het repertoire, Carnaval des Animaux van Saint-Saëns, met als romantische ondertitel Grande Fantasie Zoölogique.
Het is misschien verleidelijk om zo'n stuk dan in de dierentuin te gaan spelen, maar volgens mij is het beter als de dieren in de fantasie van het publiek ontstaan. En in zekere zin is het werk ook een uitnodiging voor de kinderen om eens een echte concertzaal te betreden.
En met een stuk uit 1886 ben je dan in een zaal uit 1888, met die mooie rode gordijntjes helemaal op je plek. Hoewel een Parijse salon ook niet verkeerd geweest zou zijn.
Voor cellisten is Carnaval altijd een dankbare uitdaging met een van de meeste populaire melodieën in Le cygne, de zwaan. Het klinkt eenvoudig, maar het is werkelijk een uitdaging.
Daarover kan ik volgende week vast meer vertellen.