vrijdag 13 december 2019

Mariss

Het is inmiddels alweer bijna twee weken geleden maar het ging als een schok door de klassieke muziekwereld. Terwijl men wist dat het er aan zat te komen.
Het overlijden van Mariss Jansons.
En zelden zal er zo met superlatieven en warme woorden zijn gereageerd door collega's als in dit geval.
En dat verbaast me niet.
Ik herinner me dat Concertgebouworkest hem als chef koos en hoe goed dat voelde.
Je wist dat ze een mooie periode tegemoet zouden gaan, ook al was zijn gezondheid toen al een punt en moesten ze hem delen met de Bayerische Rundfunk in München.
Het was een dirigent die zijn vak serieus nam. Misschien weleens te serieus. Hij heeft, met de beste bedoelingen, het leven van zijn orkestmusici niet altijd makkelijk gemaakt. Maar hij bleef studeren in zijn partituren, wilde zijn interpretatie nog beter maken.
Hij had het vak van en bij zijn vader geleerd. Van jongs af veel kijken bij repetities. En dat bleef hij doen. Ik weet nog dat we, in een periode dat hij in Nederland was, met Kurt Sanderling, de oude maestro aan het repeteren waren en hij luisterend in de zaal zat.
Waarschijnlijk kenden ze elkaar uit hun tijd in Leningrad, maar ik vond een mooi en respectvol gebaar. En tekenend voor zijn houding.
In Leningrad heb ik hem voor het eerst meegemaakt, eind tachtiger jaren, waar ik met een kamerorkest op tournee was. Op een vrije avond gingen we naar zijn orkest in de Filharmonie luisteren. Een prachtige Mahler 3. In een bijzondere zaal. Zijn zaal. De zaal waar hij vorige week ook opgebaard lag.
Later speelde ik een aantal producties die hij bij ons in Rotterdam dirigeerde.
Alpensymfonie, Wonderbaarlijke Mandarijn, Tijl Eulenspiegel, dat soort repertoire.
Een belevenis. En het leek erop dat er nog veel zou volgen.
Concerten met Mahler 5 en met Bruckner 4 stonden gepland.
Toen kwam een ernstige hartaanval, april 1996, en moest hij heel veel afzeggen.
Rotterdam zou niet meer in zijn agenda terugkeren, helaas.
Maar ik voel me bevoorrecht met hem te hebben mogen spelen.
In Amsterdam heb ik hem weinig in de zaal beluisterd. Daar komt het dan weer veel te weinig van. Maar wat veel indruk maakte was een productie van Sjostakovitsj' Lady Macbeth bij DNO.
Natuurlijk vanwege de prestatie van Eva Maria Westbroek maar zeker ook van de intensiteit uit de orkestbak. Eigenlijk wel jammer dat hij relatief zo weinig in het theater heeft gedirigeerd.
Hij zal herinnerd worden als de man die in het begin van zijn carrière het orkest van Oslo groot heeft gemaakt, voor zijn aandacht voor detail en zijn enorme energie en passie, niet afgeremd door zijn lichaam.
Een kort afscheidsportret van de Bayerische Rundfunk:

woensdag 27 november 2019

Kan beter

Het was geen goed verhaal, mijn vorige bijdrage.
Er zat geen lijn in, losse eindjes samengevoegd.
Gelukkig waren er nog mooie plaatjes te genieten.
Toch laat ik 'm gewoon staan.
Dan kan ik er nog even rustig op reflecteren.
Misschien was het haast, tijdsdruk.
Soms wil je iets gewoon af hebben en door naar een volgend verhaal.

Er was een mooie tentoonstelling in Amsterdam en kunst heeft voor mij vele raakvlakken.
Ik had vanuit de schilderkunst naar de muziek willen gaan.
Daar zou Philharmonische notities uiteindelijk over moeten gaan.
Het combineren van twee grote kunstenaars en hun meesterwerken gebeurt tenslotte ook vaak in de concertzaal. Ook al werkt het daar natuurlijk anders. Daar kun je niet heen en weer kijken, nog eens teruglopen, in je eigen tempo de indrukken verwerken.
Muziek speelt zich af in de tijd, het ene stuk is afgelopen voordat het andere begint.
De volgorde, bepaald door de musici of de programmeur, is een factor in de beleving van de muziek.
Het programma met Savall hadden we vier componisten maar zijn Bach en Händel misschien wel vergelijkbare grootheden. En daar profiteerde de Vuurwerk-muziek, als laatste stuk van het programma, waarschijnlijk meer van dan het openingsnummer, Bachs Vierde orkestsuite.
Maar voor mij was Rameau's Boreades de grootste openbaring.
Misschien omdat we zoiets helemaal nooit spelen.
Luister bijvoorbeeld naar zo'n Contredanse en rondeau:
Het begin komt eindeloos terug en het verveelt nooit.
Niet pretentieus, juist niet, maar het raakt.
Net als zo'n prachtig stilleven van Adriaen Coorte in het Rijksmuseum.
Ook op de tentoonstelling.
Het zijn gewoon asperges....
Daar kan geen Spanjaard tegenop.
En dan moet ik me ook nog tegenover maestro Savall verontschuldigen.
Met een voornaam als Jordi ben je geen Spanjaard maar Catalaan.
En in hart en nieren, heb ik me laten vertellen.

En toen ik schreef over de unieke waarde van het bezoeken van live concerten en het van nabij ervaren van beeldende kunst had ik de verbinding kunnen maken met dat project rond De Nachtwacht.
Dat is weliswaar een extreem geval waar ze met de meest geavanceerde techniek ongelooflijk veel nieuwe ontdekkingen doen, maar je ziet zonder dat ook al zoveel meer wanneer je dicht bij het origineel kunt komen.
Het schrijven van dit stukje doet me denken aan de talloze keren dat je een discussie gevoerd hebt met iemand en een paar uur later nog veel beter weet wat je had moeten zeggen.
Daarom laat ik het vorige verhaal ook gewoon staan.
Zo'n blog is van nature toch vluchtig, een reactie op waar ik mee bezig ben.
Soms heb ik daar meer tijd voor, soms minder.
Soms verdwijnt het in de prullenbak, soms brei ik er snel een eind aan om nog op tijd gelezen te kunnen worden.
Misschien wordt het weer eens tijd om een langere serie rond een thema te maken.
Beethoven voor 2020?
Frau ohne Schatten zou ook kunnen.
Dat is pas in februari, maar vergt wel grondige voorbereiding.
Ik heb al wel gezien dat als we die in Parijs spelen de grote tentoonstelling in het Louvre rond Leonardo da Vinci nog niet is afgelopen.
Dat moet te combineren zijn. Dan kan daar ook weer over geschreven worden.

donderdag 21 november 2019

Dialoog

Het was alweer een tijdje geleden dat ik naar een tentoonstelling geweest was maar Velázquez in het Rijks wilde ik niet missen. Een van de grote schilders uit de 17e eeuw die ik eigenlijk nog te weinig ben tegengekomen.
In Nederland hangt niets, voor zover ik weet, en mijn laatste bezoek aan Madrid was in de vorige eeuw. Dan is het een luxe dat een Nederlands museum het voor elkaar krijgt om een paar prachtige schilderijen enkele maanden te kunnen tonen.
Want, net als bij muziek, je moet zulke schilderijen van dichtbij kunnen zien, vanuit verschillende hoeken en afstanden, er zelf bij aanwezig zijn om ze tot je te laten doordringen.
En dat hadden ze mooi gedaan in Amsterdam, waar niet alleen twee grote meesters naast elkaar hingen maar ook twee werelden met elkaar werden vergeleken.
Niet als een wedstrijd.
Meer als een dialoog.
Een dialoog die tot verdieping leidt.
Zo hangen twee rijke echtparen naast elkaar aan één wand, ten voeten uit geschilderd.
Vier grote schilderijen.
De vrouwen aan de buitenkant, de mannen in het midden.
De man staat eigenlijk altijd rechts, voor de kijkers links, als dominante factor boven de vrouw.
Niet bij dit echtpaar aan het Spaanse hof. Zij was blijkbaar belangrijker als gouvernante of vanwege afkomst. En dat was een serieuze wereld daar aan het hof in Madrid.
Veel losser ging het eraan toe bij de gegoede burgerij in Amsterdam, die meer hun rijkdom wilde tonen dan hun positie en afkomst, zoals Marten en Oopjen.
Bij ons zat het geld bij de burgers, in Spanje was het de kerk en de adel.
Een hele katholieke wereld vol regels en protocollen.
De koning lachte nooit
Maar wat doen al die hofnarren, die dwergen, waarvan Velàzquez er een aantal schilderde, daar dan?
Dat had ik nooit zo gezien, maar hij portretteerde ze als mensen die hij serieus nam, gaf ze een waardigheid die misschien niet voor iedereen vanzelfsprekend was.
En dat is meteen een grote overeenkomst tussen beide meesterschilders. Je ziet echte mensen, mensen met gevoelens en met een verhaal.
Dat is natuurlijk bij Rembrandt een grote kracht van zijn groepsportretten zoals de Nachtwacht, die elders in het museum intensief onder handen genomen wordt. Dat is best spectaculair en voor iedereen via het internet te volgen.
Op de tentoonstelling hangt De Staalmeesters die wat intiemer van karakter is, die de kijker er meer persoonlijk in betrekt, alsof je met de heren in gesprek kunt gaan. Maar het is de interactie, zoals ze die met elkaar hebben, die nog meer inhoud krijgt in de vergelijking met een mythologische voorstelling van Velàzques. Bij hem geen keurige heren, zelfs geen goden, behalve Apollo misschien, maar halfnaakte arbeiders in een smederij. De baas, Vulcanus, krijgt te horen dat zijn vrouw vreemd is gegaan. Allemaal reageren ze anders op de mededeling, de een wil het niet horen, de ander kan het niet geloven, en hoe schijnheilig staat de boodschapper daartussen.
Grappig detail is dan het breekbare vaasje op de schoorsteenmantel. Hollands aardewerk?
Ook hier mensen en emoties die je nu zo op straat of in een televisieserie kan tegenkomen.
En ondertussen hebben we een Spaans-Nederlandse ontmoeting in de Doelen met dirigent Jordi Savall. Hij heeft de uitstraling van een edelman en de wijsheid van een filosoof.
En hij is musicus in hart en nieren en gaat er een aanstekelijk feestje van maken.




zondag 27 oktober 2019

Oppakken

En dan is het ongemerkt alweer twee maanden geleden dat het laatste item gepost is.
Niets te melden gehad?
Zou ik niet zeggen.
Er gebeurt genoeg waarover geschreven kan worden.
Te druk gehad?
Druk was het zeker maar tijd voor een klein stukje moet altijd te vinden zijn.

Blijkbaar ontbrak de drive.
Maar er zijn ook momenten dat ik het mis.
Met teksten ben ik altijd wel bezig.
Deze dagen moet er een toelichting over de laatste symfonie van Sostakovitsj en de ouverture voor de laatste opera van Rossini worden gemaakt.
Sjostakovitsj roept altijd vragen op. Wat verborg hij in zijn muziek? Deze Vijftiende lijkt echt vol met raadsels te zitten, waar het Rossini-citaat een van de meest opvallende is.
Maar die Guillaume Tell is ook een curieus geval.
Kenners beschouwen het als Rossini's beste opera - geschreven voor Parijs vlak voor de revolutie van 1830 - maar het was meteen ook zijn laatste. En dan dat originele begin met vijf cellosoli.
Er valt veel over te melden, dus de belangrijkste vraag lijkt: wat laat je weg? En ga je vragen beantwoorden of leg je het vooral bij de lezer neer?
Altijd weer een interessante uitdaging.
Zeker omdat het over muziek gaat waar ik van hou, die ik ken.
Of beter: denk te kennen. Want je ontdekt altijd weer zoveel nieuws.
We spelen het eind januari, met Gergiev.
Misschien is er tegen die tijd wel reden om er op deze plek nog wat dieper in te duiken.
Met het orkest hebben we een paar mooie weken achter de rug.
Het Gergiev Festival natuurlijk met een spannende Damnation.
Volop Lahav, waar Moois nog een boeiend item aan heeft gewijd.
Zonde dat dat programma op TV Rijnmond van de buis gaat.
En er was weer eens een mooie compositie voor ons orkest geschreven.
Prélude à une nuit américaine van Mathilde Wantenaar werd door musici en publiek hoog gewaardeerd. Ze is nog jong, dus daar kunnen we nog veel interessants van verwachten.
Tegelijkertijd was er deze week ook het trieste nieuws van Theo Verbeij, zeker nog niet oud, een beetje mijn generatie, die als componist prachtige werken heeft nagelaten maar zelf besloot een punt achter zijn leven te zetten.
Over generaties gesproken, vorige week werd ik met mijn neus op de feiten gedrukt.
Gianandrea Noseda keerde na zestien jaar voor het eerst weer terug bij ons orkest.
En dan behoor je bij de mensen die hem nog hebben meegemaakt, zoals ik, of niet.
Moet ik mij zelf al bij de ouderen gaan rekenen?
Het was een feestelijk weerzien met prachtige concerten.
Zo'n lange afwezigheid van een dirigent, ooit onze vast gast, die het internationaal heel goed doet, betekent toch dat er ergens iets is misgegaan toen of in de tussentijd.
Ik denk dat het herstellen van zo'n relatie ongelooflijk belangrijk voor een orkest kan zijn.
De terugkeer van David Zinman vorig jaar, na een nog veel langere periode, paste ook in die ontwikkeling. Maar toen hoorde ik nog bij de groep die hem nooit had meegemaakt.
Ik ben na meer dan 25 jaar tenslotte pas aan mijn derde chef-dirigent.
En kan nog elk jaar met ze alle drie muziek maken.
Dat is best een unieke situatie.

dinsdag 20 augustus 2019

Vrouwen

En dan is die mooie zomer weer voorbij en staat er een aantrekkelijk seizoen op aanbreken.
In het begin is het altijd even wennen, al die mensen om me heen en al dat geluid, maar er staan al meteen veel spannende dingen te gebeuren.
Zoals die prachtige Vijfde van Bruckner met Lahav, en niet alleen in de Doelen maar ook in Amsterdam, Grafenegg, Locarno en Luzern.
Een Damnation de Faust met Gergiev, Berlioziaan bij uitstek, in het Festival.
En nog talloze andere prachtconcerten - daar komen we zeker nog vaak op terug - en heerlijk Carmen bij DNO. 
Bovendien hebben we een artist in residence, Nathalie Stutzmann.
Een bijzondere vrouw in een bijzondere rol.
Een zangeres die is gaan dirigeren en bijvoorbeeld dit seizoen alweer terugkeert in Philadelphia, het orkest van Yannick. Daar staat ze zelfs in een serie, geheel gewijd aan vrouwen onder de titel WomenNOW .
Bij ons doet ze overigens meer dan dirigeren.
Maar het is wel opvallend zo'n serie in Philadelphia.
Had dat een paar jaar geleden ook gekund?
Het lijkt wel of 'vrouwen' dit jaar internationaal een leitmotief is, zeker in Amerika.
Want Jaap van Zweden maakt het bij zijn orkest in New York nog bonter met project 19.
Daar gaat het om het 19e amendement, waarmee de Amerikaanse vrouwen stemrecht kregen in 1919.
En dat vieren we in Nederland toevallig ook. Honderd jaar vrouwenkiesrecht. Bij het Grachtenfestival is er zelfs een nieuwe opera aan gewijd, Vrouwenstemmen, van Meric Artac. Inderdaad, ook een vrouw.
In de klassieke muziekwereld is het de laatste jaren wel een actueel item, de ongelijke positie tussen mannen en vrouwen. Niet meer wat de bezetting van orkesten betreft, behalve misschien bij het Nieuwjaarsconcert van de Wiener Philharmoniker. Maar zeker wel in dirigentenland, waar de dames definitief lijken door te breken. Vooral het chefdirigentschap van Mirga Grazinyte-Tyla, kortweg Mirga, in Birmingham heeft de bakens verzet. En onlangs hebben ook de orkesten in Antwerpen, Den Haag en Hilversum, waar Karina Canellakis in oktober als chef van het Radio Filharmonisch, voor een vrouw gekozen.
Hoopvolle ontwikkelingen.
Bij componisten ligt het dan nog een beetje anders. In het huidige componeren staan ze al jaren hun mannetje, maar aangezien we vooral muziek van dode componisten spelen is daar in de concertpraktijk nog een grote achterstand, die moeilijk in te halen is.
Met Domestica Rottrdam doen we een bescheiden poging en niet alleen in de Laurenskerk, want we vieren eerst de 200ste geboortedag van Clara Schumann in de Fenix Music Factory.
In de serie in de Laurenskerk breken we een lans voor Barbara Strozzi, die deze maand 400 jaar zou zijn geworden, maar ook Isabella Leonarda en Elisabeth Jaquet de la Guerre komen aan bod, naast nog levende toppers als Sofia Goebaidoelina en Kaija Saariaho. Bovendien zal een viertal vrouwelijke compositiestudenten nieuw werk presenteren.
Geen negentien, zoals in New York, maar wij dragen zo ook ons steentje bij.
Dat dat samenvalt, daar hadden wij bij het bedenken van onze serie nog geen idee van.
Soms hangt iets gewoon in de lucht.











woensdag 17 juli 2019

Architectuur

Er zit bij ons orkest een prettige regelmaat in de tournees.
Meestal twee of drie reizen, waarvan één intercontinentaal, en zelden langer dan veertien dagen.
Na Oost-Azië is komend seizoen Amerika weer aan de beurt.
Maar Midden-Europa volgende maand vind ik zeker zo aantrekkelijk.
In Bremen hebben ze een leuk festival, in Grafenegg zijn we weer terug en hopelijk nu wel, met mooi weer, in de open lucht. Gstaad is nieuw, Rimini een oude bekende, wat mij betreft vooral vanwege een prachtig fresco in de Tempio Maletestiano, en het is ook geen straf om Verona en Locarno te bezoeken. En met een terugkeer naar Luzern, een jaar na ons vorige concert met Yannick, zetten we een mooi uitroepteken achter de tournee.
Je weet nooit van tevoren hoe zo'n serie concerten uitvalt, maar het was duidelijk dat de Azië-tournee in het teken van de architectuur zou staan, natuurlijk vooral vanwege het zalencomplex in Kaosiung, dat 'onze' Francine Houben daar heeft neergezet.
Ze was er ook en heeft ons rondgeleid, nog terug te zien in een leuk gefilmd verslag van Justus Cooiman voor tv Rijnmond. Je ziet daar ook mooi hoe zo'n gebouw in de omgeving werkt en hoe de omgeving daar mee omgaat.
Na afloop is een deel van ons ook nog rondgeleid bij het treinstation dat Mecanoo daar aan het bouwen is. Het heeft zo te zien wel iets weg van wat ze in Delft hebben neergezet. Ik heb het bezoek helaas moeten missen. Ik moest nog even langs een dokter omdat ik me aan een trapje bij de zaal had gestoten. Prachtig gemaakt maar ik had het over het hoofd gezien.
Het weer was misschien wat warm om te werken, maar ik hoop zeker dat we er nog een keer terugkomen.
Ook het bezoek aan Shanghai had een beetje een architectuur-tintje. We vierden daar 40 jaar samenwerking tussen Rotterdam en de Chinese havenstad en dan realiseer je je dat die hele wijk aan de overkant van de oude stad, met die iconische gebouwen er toen nog helemaal niet was. Je hebt er mooi zicht op over de rivier vanaf de Bund, En dan blijkt die promenade waar je over loopt Nederlands ontwerp, in 1986 gerealiseerd door Paulus Snoeren. Zes jaar later bouwde hij de hoge tv-toren in Beijing.
Het is mooi om te zien wat architectuur met een landschap en met de mensen kan doen.
Dat geldt ook voor concertzalen. Ik vind het een groot goed als bij het bouwen van nieuwe concertzalen het contact met de omgeving wordt geoptimaliseerd, als de mensen iets kunnen meebeleven van wat er binnen gebeurd, als ze zich voelen uitgenodigd naar binnen te gaan.
Dat lijkt ook steeds  meer een item bij de nieuwe zalen die gebouwd worden.



maandag 27 mei 2019

Currentzis

Er zijn zo van die dirigenten die met een paar gesproken woorden voorafgaand aan een concert een waardevolle verbinding met het publiek tot stand kunnen brengen.
Meestal hebben ze het dan over de muziek die gespeeld gaat worden en is het de bedoeling om inzicht in het werk te verschaffen. Doorgaans gaat dat in het Engels, tenzij de dirigent een Nederlander is, zoals Jan Willem de Vriend, die dat prima kan. Van de buitenlanders herinner ik me bijvoorbeeld Wayne Marshall, die een bepaalde sfeer kan scheppen en Mark Elder, die ooit met zijn tekst over de Vierde van Sjostakovitsj zelfs het orkest wist te inspireren.
Misschien dat Lahav bij ons ook nog wel dergelijke actviteiten gaat ontplooien. Voorlopig richt hij zich vooral op korte filmpjes voor het internet, onder de titel Keynotes, waarin hij laat zien hoe helder hij de essentie van een bepaald stuk in woorden en muziekfragmenten kan vatten.
Ik weet niet of er iets dergelijk ook voor onze Derde Mahler komende week op stapel staat, maar voor dat stuk vond ik elders een prachtig voorbeeld hoe een dirigent zijn publiek mee kan nemen in alle mogelijke details van de partituur en de interpretatie. Het is een nieuw initiatief van Tedor Currentis bij het SWR Symphonieorchester, waar hij net als chef is begonnen.
En dit is de registratie van de bijeenkomst.
Currentzis is iemand die stof doet opwaaien en de muziekwereld verdeelt in 'believers' en 'non-believers'. Hij neemt zichzelf heel serieus en bereikt daar interessante resultaten mee. De ene keer dat ik hem live meemaakte, en voor mij is dat een maatstaf die ik hoger aansla dan het beluisteren van opnames, met zijn eigen orkest was ik teleurgesteld. Effectbejag, accenten zo sterk mogelijk, liefst nog iets te vroeg, uitersten opzoeken zonder voldoende rekening te houden met logica en samenhang. Het meest stoorde me nog zijn gebrek aan aandacht voor de baslijn. Er stond een kruk, maar hij danste er de hele tijd om heen in voortdurend contact met eerste violen en solo-blazers.
Dat was toen mijn indruk. De muziek was van Mozart en Beethoven.
Intussen vliegen de juichende recensies ons om de oren. Mozart-opera's, de Pathétique, de Sacre. Hij weet velen te raken en te verbazen. En ik moet zeggen: ik ben van deze aanpak, het concept Currentzis-Lab, zeker gecharmeerd. Het geeft inzicht in de muziek en in deze musicus op een manier die ik elders nog niet ben tegengekomen. Ook als je het niet overal eens mee bent biedt het zeker waardevolle stof tot nadenken.Zoals waarom Mahler geen metronoomcijfers gebruikt, terwijl hij zich voortdurend zo druk maakt over tempo en het risico te haasten of te vertragen: Nicht schleppen, Nicht eilen. ?
Currentzis luistert naar opnames van andere dirigenten en becommentarieert ze zonder namen te noemen, want daar gaat het hem niet om. Het gaat om de keuzes die gemaakt worden en het effect zoals hij dat ervaart. Hij beperkt zich tot de finale, maar dat lijkt me een goede keus. Misschien had hij nog meer de dialoog aan kunnen gaan met de dame aan zijn linkerhand en meer tijd uit kunnen trekken voor vragen uit de zaal, maar waarschijnlijk zal dit concept zich nog wel ontwikkelen.
Iets om in de gaten te houden. En geen miverstand: ik zou ook heel graag eens onder Currentzis spelen.
Wij spelen met Lahav de symfonie komende week deze prachtige symfonie en na het horen van dit verhaal zul je zeker anders luisteren naar dit laatste deel.
Was mir die Liebe erzählt.

donderdag 16 mei 2019

Sibelius

Van Furtwängler naar Sibelius lijkt niet de meest voor de hand liggende stap.
Wie kent hem als Sibelius-dirigent?
Toch vormen En Saga en het Vioolconcert ook onderdeel van die radio-opnames uit de oorlogsjaren.
Ze werden gespeeld op 7 februari 1943.
De opname van En Saga ken ik als krachtig en heel expressief.
Furtwängler zag Sibelius als impressionist, in de hoek van Richard Strauss, Debussy, Ravel en Reger. Daar valt wat voor te zeggen. In 1950 schreef hij nog in zijn 'Notebooks' over 'the monument of great and unbroken humanity' dat Sibelius met zijn muziek heeft opgericht. 'It is with admiration that the world remembers this man who has done so much more for his country than it is generally granted to a musician to be able to do.' In het Duits klinkt het misschien nog mooier. Wat de aanleiding was ontgaat me, want toen Sibelius overleed was Furtwängler al twee jaar dood.
Zijn antipode Karajan wist ook wel raad met Sibelius. Ik las ergens dat hij de favoriete dirigent van de componist zelf was, maar misschien was daar sprake van een verwisseling met Kajanus.
Robert Kajanus was een goede vriend van de componist en bij veel van diens muziek de eerste interpreet. En Saga was een opdracht van hem.
Maar Karajan kon er zeker ook wat van.
Hij zag Sibelius meer vanuit een verwantschap met Bruckner.
Hij dirigeerde de Zesde in 1938 in Stockholm en in die jaren vast ook in Duitsland.
Zeker ook in zijn tijd als chef in Berlijn, hoewel misschien niet altijd tot ieders genoegen.
Ik was verbaasd door het verhaal van Saraste, die zei dat Sibelius' muziek na de oorlog besmet was door het enthousiasme van Hitler voor die muziek, met name in Duitsland. In Engeland bijvoorbeeld is hij altijd populair geweest.

Saraste was al vaker bij ons, al vanaf begin jaren 90, en behoort inmiddels tot de oudere generatie van topdirigenten die Finland de laatste decennia heeft afgeleverd. Aangezien het idioom van Sibelius nauw verbonden is met de Finse taal, is dat voor de promotie van zijn muziek een goede zaak.
Wat dat betreft heeft Saraste in violist Kuusisto een ideale bondgenoot. En nu eens niet met het beroemde Vioolconcert maar met de zelden gespeelde Humoresken. Echte juweeltjes, zeker in zijn handen, die ik nog nooit gehoord had.

donderdag 9 mei 2019

Furtwängler

Wat kun je doen als twee van je helden met elkaar botsen?
Kun je de één zomaar van zijn sokkel laten vallen, zodat de ander onbeschadigd blijft?
Of is het beter om te onderzoeken waar de frictie vandaan komt?
Dat laatste is in dit geval zeker interessant.
Waar het om gaat: ik ben een fan van Alex Ross, de Amerikaanse muziekjournalist die een blog onderhoudt met de titel van zijn grote succesboek over klassieke muziek in de twintigste eeuw als web-adres. Wat mij betreft een uniek boek. Listen to this, werd veel minder bekend, maar is zeker ook het lezen waard.
Ik volg hem eigenlijk vooral op internet en in The New Yorker.
En daar verscheen afgelopen week een minder dan vleiend artikel over een dirigent die heel hoog op mijn lijst van interessante musici staat: Wilhelm Furtwängler.
De titel laat aan duidelijkheid niets te wensen over: The disquieting power of Wilhelm Furtwängler, Hitler's court conductor.
In het eerste fotobijschrift is meteen al sprake van een 'nimbus of greatness' die gedemythologiseerd moet worden. Demythologiseren kan heel goed zijn, maar wil ik dit wel lezen?
Natuurlijk heb ik het gedaan en het is zeker het lezen waard.
Wat mij betreft meer door de vragen die het oproept dan de mening van de auteur.
Laat ik er een paar van noemen.
Natuurlijk gaat het over zijn rol tegenover en mogelijk in samenwerking met het Hitler-regime in een tijd dat vele collega's het land moesten of besloten te verlaten. Daar zijn boeken over volgeschreven en er wordt verschillend over geoordeeld. Interessanter in dit verband is de vraag of dat het luisteren naar deze opnames moet beïnvloeden.
Aanleiding voor deze bespreking is het verschijnen van een box met 22 cd's van live-registraties van de Berliner Philharmoniker uit de jaren 1939-45. Een deel van de opnames, 8 cd's bij DGG, heb ik al vele jaren in mijn bezit en regelmatig met bewondering en fascinatie beluisterd. Daarbij zit bijvoorbeeld een prachtige uitvoering van Schumanns Celloconcert door 'onze' Tibor de Machula, destijds nog in Berlijn werkzaam. Ross betrekt de luisteraar van destijds erbij en citeert uit een toelichting bij een Beethoven-concert: 'It is our world that sounds forth when the bows are set in motion, the world of a spirit that no enemy air raid can destroy, nor any bomb'. Beethoven als symbool van de kracht van de Duitse cultuur die niet gebroken kan worden door de geallieerde bombardementen.
Daar kun je op verschillende manieren naar kijken. Ik weet niet wie er naar deze concerten konden komen luisteren, maar dat Beethoven zo in Duitsland gespeeld werd lijkt me geen slechte zaak. De urgentie in het spel van de musici zal niet bij allen vanuit eenzelfde motivatie komen. En die urgentie wordt vast een overdaad, wring significance from every phrase zoals Ross schrijft, als je teveel opnames na elkaar beluistert. Maar ik word totaal gegrepen door die Ouverture Coriolan.
Niet om vandaag de dag zo uit te voeren. Ook toen was het een eenmalige gebeurtenis die je eigenlijk alleen goed kunt ervaren als je er in de zaal bij bent. Maar ik vind het prachtig hoe zinvol er bijvoorbeeld met vrijheid van tempo wordt omgegaan. Om een tweede, lyrischer thema langzamer te spelen was toen wel een soort traditie, die voor mij bij iemand als Mengelberg nog weleens geforceerd overkomt. In deze uitvoering overtuigt het mij volkomen, zeker de laatste keer na de lange noot in de hoorns (6:22). En ik ben blij dat ik daar nu weer eens naar geluisterd heb. In dat opzicht geen demythologisering voor mij. En het chauvinisme waar Ross tegenaan loopt, en dat bepaald niet beperkt blijft tot die duistere jaren, stoort mij nauwelijks.
Waar in het artikel meer de nadruk op is gelegd is dat de dirigent (en componist) het tonale muzieksysteem superieur acht aan de atonaliteit, die vanaf het begin van de eeuw met Schönberg weliswaar een belangrijke factor in het componeren is geworden, maar nog steeds de aansluiting met het publiek mist. Dat is uiteraard tegen het zere been van Ross, die zich altijd met een bewonderswaardige energie inzit voor de huidige avant-garde. Maar ik vind het niet fair als hij een verbinding maakt tussen uitspraken van Furtwängler over atonaliteit van Arnold Schönberg als biologically inferior en de Holocaust. Een Joodse, entartete componist die biologisch inferieur bezig zou zijn. Dat kan verontwaardiging oproepen die niet op zijn plaats is.
Op zoek naar de bron, die Ross niet noemt, kwam ik een bundel teksten tegen, Gespräche über Musik, waarin het laatste gesprek inderdaad uit 1947 stamt. De dirigent spreekt daarin over het probleem dat het publiek het contact met het hedendaagse componeren steeds meer kwijtraakt. Hij zet tonale en atonale muziek tegenover elkaar en ziet de tonale als een zich organischer, van binnenuit, op basis van cadenzen, van de tegenstelling spanning-ontspanning, ontwikkelende muziektaal. Atonale muziek heeft zeker ook kwaliteiten, maar is in biologisch opzicht in het nadeel. Diese biologischen Minderwertigkeit mag eine intellektuelle Hochwertigkeit gegenüberstellen; das ändert an die Tatsache an sich nichts. Daarover kun je van mening verschillen, maar het is wel een heel ander verhaal dan Ross suggereert. En de verbinding met wegblijvende publiek vind ik niet zo raar.
Overigens was Furtwängler degene die Schönbergs Varitionen opus 31 ooit in Berlijn in wereldpremière bracht. En welke dirigent heeft dat tegenwoordig nog op zijn repertoire? 
Het zijn interessante vragen die het artikel oproept en misschien wel aanleiding om weer eens wat dieper in de materie te duiken. Zo'n ouverture van Beethoven is in wezen nog een redelijk onschuldig voorbeeld, maar ook één van mijn favoriete uitvoeringen van de Negende komt van deze dirigent met dit orkest in dezelfde zaal, maart 1942. Wat zouden ze toen gedacht hebben bij Alle Menschen werden Brüder!?


woensdag 17 april 2019

Woord

Er zijn weinig bijbelteksten die ik nog in mijn geheugen heb zitten maar het begin van het Johannes-evangelie is daar één van.
In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God.
Misschien wel de mooiste openingszin uit de hele Bijbel.
En een onmiskenbare verwijzing naar Genesis 1.
Ik moest er aan denken toen ik me op de concerten van deze week ging voorbereiden.
De Johannes Passion. Weleens maar niet vaak gespeeld.
En dan ontdek je weer dat de tekst van Johannes zo anders is dan die van Mattheus.
En hoe Bach dat in zijn muziek vertaalt.
En dat dirigent Gardiner daar beeldend over kan vertellen in zijn boek Music in the Castle of Heaven.
Hij kent de gave van het woord.
Johannes gebruikt veel minder woorden dan Mattheus. Soms zelfs te weinig voor Bachs doel en dan put hij nog wat uit het andere verhaal, zoals het moment van Petrus na zijn verloochening: und weinete bitterlich. Ook het beven van de aarde en scheuren van de voorhang komt bij Mattheus vandaan.
Alles kost in deze Passion minder tijd. Nauwelijks heeft Pilatus toegegeven aan het volk of Jezus is al met zijn kruis onderweg naar Golgotha. En voor het moment van overlijden gebruikt de evangelist zijn kortste recitatief. Één enkele maat: Und neiget das Haupt und verschied.
Kort maar krachtig. Heel krachtig.

De rol van Pilatus is een interessante en niet eens onsympathiek. Vooral de tegenstelling tussen de confrontatie met het publiek buiten en de dialoog, als het ware onder vier ogen, met Jezus binnen werkt heel sterk. En de momenten die Bach kiest om het verhaal te onderbreken voor een reactie van de gemeente, zoals wanneer Jezus over zijn koningschap heeft gesproken, Ach grosser König, na het bevel van Pilatus tot geselen, de bas- en de tenoraria, en als Pilatus een manier wil vinden om hem vrij te kunnen laten, Durch dein Gefängnis.
Ook onze dirigent van deze week, John Butt, heeft al menige tekst gepubliceerd, zelfs een boek over de beide passies van Bach, Bach's dialogue with modernity.  Hij benadrukt ook tijdens de repetities dat het voor Bach in deze muziek niet alleen om de gebeurtenissen rond de jaartelling ging, maar meer nog om zijn eigen tijdgenoten en, in het verlengde daarvan, om de luisteraar van nu. Die luisteraar wordt in de Doelen ook deelnemer desgewenst. Het publiek mag twee koralen meezingen.
Butts aanwijzingen voor het koor gaan met name over de tekst, het belang van bepaalde woorden en daarmee ook de manier waarop ze worden uitgesproken. De evangelist zou tevreden zijn.

Maar hij heeft het ook over de symmetrie in het werk, met als centrale punt het koraal Durch dein Gefängnis: 
Het vormt als onderbreking midden in de berechtingsscene een moment voor de gemeente om de centrale theologische boodschap te overdenken over de vrijheid die de mensen gegeven is door de opoffering van Christus. Het koor ervoor en erna hebben dezelfde muziek in een verschillende toonsoort, eerste over de Joodse wet en vervolgens over de gehoorzaamheid aan de keizer.

Ik heb als tutti-cellist niet heel veel te spelen, de meeste noten zijn voor de cellist in het continuo, maar het is fantastisch om al die koralen te spelen. Eenvoudige melodieën die steeds op een verrassende en expressieve manier zijn geharmoniseerd. Wat een rijkdom.
En de kans om lekker te luisteren naar de zangers. De alt-aria met gamba, Es ist vollbracht, is dan een van mijn favorieten, en niet in de eerste plaats omdat Beethoven die melodie in zijn Derde cellosonate heeft gebruikt. De reden daarvan - of zou het toeval zijn? - hoop ik nog eens te ontdekken.

.

donderdag 4 april 2019

Eredirigent

En het was inderdaad een hele bijzondere week met Yannick.
Er was natuurlijk die Dertiende Sjostakovitsj, die we nooit eerder gespeeld hadden.
Met een klankwereld die we van het Tweede celloconcert kennen, dat gelukkig wel steeds meer gespeeld wordt, maar dan toch weer anders. Waanzinnige muziek.
Het effect van zo'n grote groep mannen die, eensgezind en eenstemmig, de dialoog aangaat met de solist is heel uitzonderlijk en werkt heel goed. En die solist was een klasse op zich.
We kennen Michael Petrenko inmiddels goed. Na de, nog wat jonge, koning Marke die hij met Valery in 2007 in het Gergiev Festival zong was hij de laatste aflevering een overtuigende Hunding. Hij zong Verdi's Filips II met Yannick bij DNO in 2012 en was er ook bij in het Requiem. Maar voor deze partij van Sjostakovitsj staat hij absoluut op eenzame hoogte. Zijn lengte had deze keer voor mij nadelen want hij ontnam mij herhaaldelijk het zicht op de dirigent, maar het was geen straf om met hem op zo'n korte afstand het verhaal intens mee te beleven.
Maar met Yannick werken was een groot feest der herkenning.
We hebben natuurlijk al zoveel met elkaar meegemaakt. We moeten ons in deze nieuwe relatie wel weer even vinden, maar het voelde alsof hij er kort geleden nog was, terwijl er toch alweer een half jaar tussen zat. Tijd waarin hij, net als wij, zijn eigen ontwikkeling doormaakt. En zo zal het komende jaren verder gaan.
Ik vind het heel spannend om te zien wat het leiden van een groot operahuis met hem als dirigent gaat doen. Vroeger, een eeuw geleden, was het operatheater de plaats waar je als dirigent het vak leert, van het repeteren met zangers tot het assisteren van orkestrepetities tot het af en toe invallen. Dat is niet meer de weg van de jonge dirigeertalenten. Dirigenten die in het theater beginnen lijken de uitzonderingen. Ik weet niet zeker of dat een verlies is.
Ik verwacht wel dat, hoewel Yannick al heel wat opera-ervaring heeft, ook met ons bij DNO, zo'n vaste plek in de Met hem nog weer meer, en op een andere manier, zal doen rijpen. En daar verheug ik me enorm op.
Dat is nog wel even wachten, maar dan komt hij ook meteen met een grote, een hele grote Strauss-opera en een prachtige Mahler-symfonie. Mahler was zo'n dirigent die zijn muzikale leven grotendeels in de orkestbak doorbracht. Ik kan me voorstellen dat opera-ervaring een dirigent ook kan helpen bij het doorgronden van Mahlers idioom.
Maar het wordt natuurlijk vooral Die Frau ohne Schatten waar we het avontuur gaan beleven. En niet alleen in Rotterdam, maar ook bij onze vrienden in Dortmund en Parijs, die ons deze keer ook weer zo hartelijk ontvangen hebben.
Ik zou iedereen die er iets van mee wil pikken aanraden om er snel bij te zijn met kaarten bestellen.
Losse kaarten komen pas 15 mei in de verkoop, maar hou het in de gaten.
We gaan met Yannick een bijzondere tijd tegemoet.

dinsdag 19 maart 2019

Dertien

Je denkt dat je op een gegeven moment alle symfonieën van Sjostakovitsj weleens gespeeld hebt in Rotterdam maar het heeft er alle schijn van dat de Dertiende een premiere voor het orkest is.
Toch wel opmerkelijk voor een van zijn meest aangrijpende werken. Zeker één die hemzelf zeer na aan het hart lag. En waarbij hij bovendien lang heeft geaarzeld of het wel een symfonie moest worden.
Hij was gegrepen door een tekst, door poëzie.
Een gedicht van Jevtoesjenko waarmee hij een vinger op een zeer gevoelige plek had gelegd.
Over een gebeurtenis die te erg voor woorden is en waar dan ook lang over gezwegen is.
De motivatie om het gedicht te schrijven, om aan de symfonie te beginnen was het onrecht dat daarmee wordt aangedaan, aan de tienduizenden slachtoffers en aan de mensheid.

Er staat geen monument bij Babi Jar
De steile afgrond is als een ruwe grafsteen
ik ben bang.

Zo begint de verpletterende tekst van Jevtoesjenko.
We kunnen ook nog naar overlevenden luisteren:

Gruwelijke details.
Zou het toeval zijn dat Sjostakovitsj hiermee zijn Dertiende symfonie begint? Aanvankelijk dacht hij nog aan losse symfonische gedichten, maar er ontstond onvermijdelijk een sterke samenhang.
Niet alleen nummer 13, ook nog opus 113 en een obscure toonsoort bes mineur.

En alleen maar mannenstemmen voor de tekst. Een groot koor wat bijna voortdurend unisono zingt en een solist. Een echte Russische bas. Sjostakovitsj heeft moeten zoeken naar een geschikte zanger. Wij hebben met Michael Petrenko zeker een van de besten in huis die sinds onderstaande opname uit 2006 alleen maar beter geworden zal zijn:

En wat mij betreft zit de urgentie deze week niet alleen in de partituur.
Het is bijzonder voor het orkest, opgevoed in het idioom door Gergiev, voor het eerst dit stuk te spelen met Yannick. Zijn terugkeer naar Rotterdam, voor het eerst als eredirigent zou een feestelijk moment moeten zijn, maar in de muziek, ook de Mahler, is weinig vrolijkheid te herkennen.
Maar een feest wordt het zeker, en Yannick verbindt de muziek ook meteen met de actualiteit van de aanslagen dezer dagen in Nieuw-Zeeland en in Utrecht.

De tekst van de vijf delen gaat over meer dan antisemitisme en eindigt met Carrière eigenlijk best luchtig, vrolijk bijna. Het lang liggende slotaccoord in de strijkers en de celesta-partij doen denken aan de Vierde, die Yannick zou overtuigend bij ons heeft opgenomen, maar vlak daarvoor wordt het onschuldige fluitwijsje nog door een enkele viool en altviool gespeeld. Dat is voor Sjostakovitsj volstrekt origineel. En met de buisklok in de laatste maat brengt hij ons weer terug bij de gewijde sfeer van het begin. Meesterlijk.
Alles wijst erop dat het deze week een bijzondere belevenis gaat worden en ik ben blij dat Medici tv erbij is om het voor de internationale buitenwereld en voor het nageslacht vast te leggen.
Maar het meest aangrijpend zal het toch zijn om er deze week in Rotterdam, Parijs of Dortmund zelf bij te zijn.

dinsdag 12 maart 2019

Van Parsifal tot Petroesjka

Er zijn van die combinaties tussen componisten, ofwel composities die schuren, die ongemakkelijk voelen, die pijn doen aan je ogen.
Door zo'n combinatie werd ik onlangs verrast: Wagner en Stravinsky.
Muziek die je niet snel op één programma zult tegenkomen.
Of het zou te maken moeten hebben met Venetië, waar Richard overleed en Igor begraven is.
Nee, waar het hierom gaat is Petroesjka.
Je zou zeggen: wat heeft Wagner daarmee te maken?
Het was Debussy die, vol enthousiasme over het nieuwe ballet, de componist een brief schreef, die begint met: Dankzij jou bracht ik een heerlijke paasvakantie door in het gezelschap van Petroesjka, de verschrikkelijke Moor en de verrukkelijke ballerina. En verderop: Bovendien is er een orkestrale onfeilbaarheid die ik enkel nog vond in Parsifal. U zult begrijpen wat ik bedoel natuurlijk. (...).
Ik weet niet of Stravinsky dat begreep maar voor mij is het nog niet zo helder.
Wat kan Parsifal nog voor Debussy betekenen?
Zijn enige opera Pelléas et Mélisande is doordrenkt van de wonderklanken uit Parsifal en ook wel uit Tristan, maar dat was 1902. Deze brief  schreef hij tien jaar later, als hij inmiddels met La Mer, Images, La martyre de saint Sébastien en de klarinetrapsodie duidelijk afstand lijkt te hebben genomen van die invloedssfeer. Ook Jeux, uit 1912, hoort bij die categorie, wat mij betreft.
Interessant dat Debussy juist in verband met die laatste partituur Parsifal weer aanhaalt in een brief die hij vier maanden later schreef. Hij heeft het dan over de problemen van de wereld, die hij bij het componeren even kon vergeten. Zo werd het vrolijke muziek, met vreemde bewegingen, waarvoor hij een orkest zonder voeten zou moeten uitvinden. En hij denkt daarbij aan een orkestklank, dat 'van achteren lijkt te worden belicht, waarvan enkele prachtige voorbeelden te vinden zijn in Parsifal.'
Is het de meesterlijke beheersing van het orkest, de perfectie die Wagner op dat gebied in zijn laatste opera bereikt had?
Ik had er nooit bij stil gestaan, maar natuurlijk kende Stravinsky Parsifal. Valery Gergiev had het er laatst nog over hoe belangrijk Wagner juist ook voor het Russische muziekleven was. De jonge Igor bezat een partituur en heeft die zeker intensief bestudeerd. De opera mocht tot 1913 niet buiten Bayreuth worden uitgevoerd, dus gehoord heeft hij hem niet, maar hij heeft zich er wel door laten inspireren bij zijn Scherzo fantastique. In Bayreuth zou hij hem nog wel te horen krijgen, maar pas in de zomer van 1912, toen hij daar met Diaghilev had afgesproken. Diaghilev zag er wel wat in om na 1913 met deze Wagner te touren, maar daar is het nooit van gekomen.
Sterker nog. Stravinsky hoorde Parsifal een half jaar later ook nog in Monte Carlo bij een besloten voorstelling, die men wegens juridische redenen maar een repetitie noemde, maar daar kon hij niets van het gebeuren zien. Wat misschien nog wel een voordeel was.
Maar toen was Petrushka al lang en breed, in 1911, in premiere gegaan.
Hopelijk krijg ik deze week bij de repetities en de concerten met Lahav nog een helder moment over de gedachten van Debussy.

vrijdag 8 februari 2019

Opstelling

Het is onze vaste publiek zeker al opgevallen en nu las ik het ook in één van de recensies van het programma van afgelopen week.
Specifiek over de Orchesterstücke van Berg schreef Aart van der Wal op opusklassiek.nl: 'Wat daarbij zeker heeft geholpen was zijn keus voor de Duitse orkestopstelling, met de violen I en II respectievelijk links en rechts van de dirigent, met de contrabassen links en de altviolen en celli zo ongeveer in het midden. Een dergelijke opstelling dwingt de violisten - door de aldus tussen hen gecreëerde afstand - echt geconcentreerd naar elkaar te luisteren, terwijl voor het publiek dit belangrijke visuele element nog eens extra bijdraagt aan de klankbeleving.'
Met een nieuwe chefdirigent komt vaak ook een nieuwe visie over welke orkestopstelling het beste resultaat oplevert. En Lahav lijkt bij een groot deel van het repertoire een voorkeur te hebben voor een, zoals wij dat noemen, 'Duitse' opstelling te hebben, met als belangrijkste kenmerk dat de beide violengroepen tegenover elkaar zitten.
Waar wij als orkest de laatste decennia het meest mee gewerkt hebben is wat we de Amerikaanse opstelling noemen. Ik dacht altijd dat die met dirigenten als Stokowski in zwang was gekomen, in de tijd dat er steeds meer geluidsopnames werden gemaakt. Een belangrijk voordeel van die opstelling is dat de violengroepen makkelijker kunnen samenspelen. Maar in een uitgebreide studie van Jach D Smith lees ik dat Henry Wood daar in 1911 al mee begon bij de London Philharmonic Society.
Bij ons waren het jarenlang vooral de 'authentieke' dirigenten als Frans Brüggen en Philippe Herreweghe die vasthielden aan Duits, historisch gemotiveerd, hoewel zowel Gergiev als Yannick er ook mee geëxperimenteerd hebben. Opvallend genoeg is een opstelling waarbij de violen bij elkaar zitten en de altviolen aan de buitenkant bij ons, in mijn tijd, hoogst zelden gebruikt.
Meer en meer komen ook traditionelere dirigenten met het verzoek om een Duitse opstelling, zoals Herbert Blomstedt en Mark Elder. Yannick en Lahav zijn er ook mee bezig. Voor veel componisten was het vanzelfsprekend en een aantal hebben het effect ook duidelijk benut. Het begin van de Negende van Mahler klinkt toch anders als de melodie in het begin eerst van rechts komt en daarna van links in plaats van beide keren uit dezelfde hoek. Het zijn interessante overwegingen die we regelmatig aan de hand van het repertoire op tafel moeten leggen.
Een van de meest sprekende voorbeelden klinkt overigens deze week: de Pathétique van Tsjaikovski. Ik herinner me niet dat we die eerder in een Duitse opstelling hebben gespeeld, maar het maakt opeens wel veel duidelijk, wat meestal verborgen blijft. De manier waarop de componist het tragische dalende thema aan het begin van de finale heeft verdeeld over beide violengroepen is heel opvallend.
Om dat te horen moet je echt in de zaal zitten en dan nog het liefst zo dat je beide violengroepen apart kunt horen. Deze week in de Doelen, dus.
Voor Blomstedt is deze passage een belangrijke motivatie om de Duitse opstelling als uitgangspunt te nemen:

Ik weet overigens niet zeker of hij gelijk heeft in zijn uitleg van de gedachtegang van Tsjaikovski.
Ik kan me ook voorstellen dat hij in de op en neer gaande melodielijnen een kruissymboliek verwerkt zag, als lijdende persoon, of in het kruisen van beide stemmen een vorm van omarmen, als blijk van (verboden, homoseksuele) liefde. In beide gevallen goed verborgen, en ongetwijfeld met opzet.
Dat zou er zelfs voor kunnen pleiten om het zoveel mogelijk verborgen te houden en dus de violengroepen bij elkaar te zetten. Maar daar zijn dan weer al die andere concerten voor.
Wat mij betreft mag het ook deze week in de recensies verwerkt worden.






donderdag 31 januari 2019

Voll

Lange tijd geleden had ik het plan opgevat om regelmatig passages uit orkestpartijen, waarin opvallende verschijnselen aan het licht kwamen, hier te laten zien. In veel partijen zijn leuke details te spotten, maar blijkbaar mis ik de discipline om dat idee vol te houden.
Misschien dat er op de langere termijn nog wel een aardige verzameling kan ontstaan.
Een van de partijen van deze week nodigt er wel weer toe uit. Hij zit vol aanwijzingen. Overvol kun je wel zeggen. Zo vol dat we bijna twee hele repetities gebruikt hebben om door het stuk van nog geen twintig minuten te raken. Dat ligt zeker ook aan de dirigent, die minutieus te werk gaat.
Die dirigent is Lahav Shani en de muziek is het opus 6 van Alban Berg, zijn Drei Orchesterstücke.
Het is zijn eerste keer, en dat geldt ook voor mij.
Een fantastisch en lastig stuk dat veel te weinig gespeeld wordt.

Ik heb een bladzijde van mijn partij gefotografeerd:
 Het is een passage halverwege het tweede deel, Reigen, als de langzame wals net begonnen is.
Niet alleen die wals, maar ook veel van de aanwijzingen doen erg Mahleriaans aan.
Misschien is het niet erg duidelijk leesbaar, maar het tempo wisselt voortdurend: etwas belebend, immer fliessender, ruhiger und etwas zögernd, nicht eilen, sehr ruhig.
Op de laatste regel is ook een noviteit te ontdekken: Berg ontwikkelde als een van de eerste een systeem waarin hij, soms maar een paar noten, benoemt tot Hauptstimme of Nebenstimme, aangeduid met hoofdletter H en N. Alle andere noten in het enorme orkestapparaat moeten daaraan ondergeschikt blijven. In maat 43 krijgt de solocello dus twee noten Hauptstimme, weliswaar piano maar zonder demper en 'etwas hervor'. Hoe subtiel kun je het krijgen. Die Hauptstimme was anderhalve maat eerder geëindigd met een frase van vier noten, unisono gespeeld door drie trompetten, piano, espressivo en eveneens zonder demper.

Wat ik ook een mooie vind, en die zal ik even groter maken, is ons pizzicato in maat 37:
Met demper (mit Dpf.), in piano, op de toets (am Griffbrett, dus waar het waar het milder klinkt) maar wel voll!. En daarin gaat Berg wel degelijk verder dan Mahler. En je kunt er als cellist eindeloos mee bezig zijn om je dat effect voor te stellen en te bereiken.

Vooruit, nog eentje uit hetzelfde deel:
We hebben daar halverwege de tweede regel weer een Hauptstimme, met ongelooflijk onhandige grote sprongen die toch ergens gebonden moeten klinken, te beginnen met een lange noot, fortississimo. Heel sterk dus en met nadruk zonder streekwisseling te spelen.
Maar het mooiste nog is de tempoaanduiding: derb bewegt. 
Ik weet niet precies wat ik me daarbij moet voorstellen, maar daar hebben we gelukkig een dirigent voor.

vrijdag 18 januari 2019

Fitzenhagen

Tsjaikovski en de cello.
Een celloconcert heeft hij niet gecomponeerd, maar wel iets dat er nauw mee verwant is, een variatiewerk voor cello en orkest. Variaties op een Rococo-thema, whatever that may be.
Hij heeft het thema zeker zelf bedacht, maar liet zich daarbij, of misschien vooral bij de variaties, inspireren door Mozart. Dat had hij wel vaker gedaan. Zijn beeld van Mozart verschilt wel veel van dat van ons.
Maar wat tegenwoordig doorgaat voor de Rococo-variaties is eigenlijk alweer een variatie op het origineel, geknipt, geplakt en bewerkt door tijdgenoot Wilhelm Fitzenhagen.
Fitzenhagen, een Duitser, was de belangrijkste cellist en celloleraar van Moskou. Hij was bevriend met Tsjaikovski en had de meeste van zijn kamermuziekwerken in première gebracht.
Maar die vriendschap zal wel een deuk opgelopen hebben toen Fitzenhagen met de Rococo-variaties aan de haal ging.
Tsjaikovski had het stuk voor hem geschreven, misschien wel op zijn verzoek, maar de cellist heeft het zodanig aangepast, volgorde omgedraaid, zelfs een hele variatie geschrapt, om zelf als uitvoerder meer succes te vergaren. De componist was daar uiteraard niet blij mee, maar in deze versie heeft het stuk wel de wereld veroverd, zonder dat men besefte dat het niet de originele versie betrof.
Het verhaal kwam naar buiten, of althans onder mijn aandacht, in de tijd dat ik op het conservatorium studeerde aan de hand van een plaatopname met Raphael Wallfisch uit 1983. Ik was, zeker toen, erg geïnteresseerd in urtexten, kocht de plaat en vond zelfs een Russische partituur van de echte Rococo-variaties. Ik heb zelf maar een pianopartij in elkaar geflanst, het stuk bij mijn leraar gestudeerd, en was toen zo naief om te denken dat ik dan bij de eersten zou horen en de cellowereld snel zou volgen.
Dat is niet gebeurd. De versie die deze week op onze lessenaars staat is de 'normale' uitgave, de bewerking van Fitzenhagen.
Meer details hierover en een vergelijking tussen beide versies zijn hier te lezen.
Een paar namen van cellisten die wel de componist boven de bewerker hebben gesteld, zoals Isserlis en Moser, worden hierin genoemd. Maar ze behoren tot een minderheid.
Er is ongetwijfeld ook veel te zeggen voor de bewerking. Fitzenhagen wist wel wat hij deed. Maar waar ik nooit aan heb kunnen wennen zijn de herhalingen die hij in het thema heeft aangebracht. Ik snap de reden daarvoor ook niet. Die klinken voor mij nog steeds overbodig.
Opmerkelijk is toch ook wel dat zelfs bij het Tsjaikovski Concours in Moskou, waar het natuurlijk een verplicht werk is, de componist aan het kortste eind trekt.
Bij de laatste editie, in 2015, hoorde ik voor het eerst de Spaanse cellist Pablo Ferrandez. Hij won de vierde prijs, maar van mij had hij de winnaar mogen zijn, zoals ik toen ook schreef, en verkeerde met Gidon Kremer in goed gezelschap.
En ik vind het wel heel leuk dat hij nu bij ons soleert, al is het dan met de verkeerde versie.







PF-Tsjaikovski concours - toch Fitzenhagen