woensdag 12 maart 2014

Goeie combi

Waarom combineren sommige componistennamen beter op een programma dan andere?
Bij Richard Strauss en Debussy, zoals de afgelopen weken enkele malen voorkwam, begint het bij mij altijd een beetje te schuren.
Bij Prokofjev en Stravinsky, zoals komende week bij het RPhO, lijkt het op voorhand al te kloppen.
En dan heb ik het nog niet eens over de stukken.
Het zal een gevoelskwestie zijn.
Iedereen zal dat verschillend ervaren.
Bovendien kunnen schurende combinaties ook juist spannend zijn.
Allebei Rus, leerlingen van de grote Rimsky-Korsakov en protégé's van de invloedrijke Diaghilev.
En toch zo verschillend.
Sergei Diaghilev bracht ze samen.
Prokofjev schrijft in zijn dagboeken over hun eerste samenzijn in Milaan in 1915.
Als ze Stravinsky van het station willen afhalen staat Diaghilev bij de verkeerde trein. Prokofjev staat wel goed, maar herkent zijn collega niet en ze treffen elkaar pas later in het hotel.
Daar hebben ze aangrenzende kamers. De tussendeur gaat van het slot en ze brengen veel tijd met elkaar door. Stravinsky is wild enthousiast over de muziek van Prokofjev, zijn Tweede pianoconcert en Tweede pianosonate. Echte Russische muziek! Samen spelen ze, voor een publiek van Italiaanse futuristen, de Sacre in de versie voor quatre mains.

Kijk hoe ze hier op de foto staan:
De kleine Stravinsky vooraan.
Dominant en zeker van zijn zaak.
Diaghilev kan trots op hem zijn, en zo ziet hij er ook uit.
Prokofjev, met een mooie hoed op zijn hoofd en een dikke partituur onder zijn arm, heeft nog meer de uitstraling van een jonge dandy.
De vierde van het stel lijkt ook een Rus, misschien wel meer dan zijn gezelschap.
Maar dat is dirigent Ernest Ansermet, een Zwitser.
Dit was in Londen, voor de uitvoering van Chout, het ballet dat Prokofjev voor Diaghilev componeerde op een idee van Stravinsky. Interessante muziek, die te zelden gespeeld wordt.

Maar er is nog een leukere foto van de twee componisten samen, een jaar eerder, in Parijs:

Igor had Sergei gevraagd om een proefdruk van de ouverture van zijn Pulcinella te controleren.
Doen componisten dat voor elkaar?
Of is hier sprake van vriendschap?
Hij meldt trots dat hij nog twee fouten ontdekte: 'Het ballet is gecomponeerd in een antieke stijl, en het is een buitengewoon toeval dat ik drie jaar eerder mijn 'Klassieke' Symfonie had gecomponeerd, en nu had Stravinsky, zonder dat hij daar iets van wist, een klassiek ballet geschreven.' Zo schrijft hij op 10 mei 1920 in zijn dagboek. Later die dag zou hij nog voor Diaghilev spelen, die overigens de aanzet tot Pulcinella en de muziek van Pergolesi had gegeven, dus zo toevallig was het misschien niet.
De dag eindigde nog met een ontmoeting met Ravel.

Hoe zou de muziekwereld er uit hebben gezien zonder de aanwezigheid van Sergei Diaghilev?




dinsdag 4 maart 2014

Benengeli?

In een eerste reactie onder mijn vorige stukje werd twijfel uitgesproken over de zin van een pleidooi voor de Alpensinfonie.
Dat ik daar nog niet op gereageerd heb, is vanwege een week vakantie in het buitenland.
Ik zat dus afgelopen week ook niet op het podium om het stuk te spelen, en kan daardoor weinig melden over het andere stuk van het programma, de muziek van Abrahamsen.
Ik ben het zeker met Gerard eens dat de uitvoering van die liederen meer aandacht verdient dan een bekend werk van Richard Strauss. Een Nederlandse premiere door een min of meer Nederlandse top-soliste, die het werk in korte tijd meerdere malen met verschillende belangrijke orkesten en dirigenten uitvoert. Een fantastisch initiatief. En van mijn collega's hoorde ik ook lovende reacties op de lastige maar dankbare partituur.

Het leek me desondanks zinvol om in te gaan op de muziek van Strauss, in dit jaar waarin we veel van hem gaan spelen. En ik daar dus ook vaker over kan schrijven.
Misschien levert het op die manier nog verrassende invalshoeken op.
Deze week zou Don Quixote, dat vanavond in Parijs en zaterdag tijdens een gala-avond in de Doelen op het programma staat, het logische vervolg zijn.
Mijn verblijf in Andalusië sloot daar eigenlijk goed op aan.
Het was tenslotte in een kerker in Sevilla, waar Cervantes ooit aan zijn meesterwerk begon.
Maar het is anders gelopen.
Het begon op een woensdagmiddag in Donner.
U weet wel; die boekhandel, die vanaf het moment dat er Polare op de gevel stond tot een trieste schaduw van zichzelf is verworden.
Ik heb er, sinds ik in Rotterdam ben gaan werken, vele mooie uren doorgebracht, en wilde mijn medeleven tonen op de eerste dag dat ze weer open waren, twee weken geleden.
Het kopen van een boek leek me de meeste natuurlijke steunbetuiging, en ik had nog wel ruimte voor leesvoer in mijn koffer.
Het werd De gouden eeuwen van Andalusië van M.R.Menocal.
Zo'n boek dat je met plezier openslaat, een mooie foto van de Mezquita in Cordoba op de voorkant, en een intrigerende inhoudsopgave aan de binnenkant. Na 'een korte geschiedenis' wordt de rest van het verhaal verdeeld in 'geheugenpaleizen': de momenten en plaatsen waar belangrijke gebeurtenissen plaatsvonden.
Het is het verhaal over de Arabische cultuur in Zuid-Spanje in een tijd waarin het mogelijk leek om als moslims, joden en christenen vreedzaam samen te leven. En het leverde niet alleen prachtige gebouwen op, maar ook enorme bibiliotheken vol poëzie, filosofische werken en andere literatuur.
Hoewel er wel het een en ander aan de inhoud valt aan te merken, zoals o.a. hier, heb ik er tijdens de reis met veel plezier in gelezen, en kan ik het iedereen aanbevelen.
Een boek om voor naar de boekhandel te gaan!

Het tijdperk waar het boek over gaat eindigt in 1492.
Niet vanwege Columbus, die ook nog wel even in het boek voorkomt, maar vanwege Boabdil, die als laatste islamitische vorst in Spanje de sleutels van het Alhambra overhandigt aan de Katholieke Koningen. Ondanks mooie beloften werden de moslims al snel gedwongen gedoopt en vervolgens toch nog verjaagd, en zal er van die rijke cultuur weinig meer overblijven.
Pas een halve eeuw later wordt Miguel de Cervantes in de buurt van Madrid geboren.
Zijn Don Quixote, volgens sommigen de grootste roman aller tijden, verschijnt in 1605.
Ver na het einde van de Moorse cultuur in Spanje.
Toch staat het daar niet los van.
Sterker nog: Cervantes verklaart zichzelf schatplichtig aan de Arabische teksten uit vroeger tijden.
Na het verhaal over de windmolens (dat iedereen kent en ook bij Strauss de nodige effecten losmaakt!), gaat de verteller op zoek in de Joodse wijk van Toledo, naar de afloop van de geschiedenis en verdere avonturen van de ridder (hoofdstuk 9).
Vroeger was het een buurt van boeken, schrijvers en vertalers, maar nu worden hier de boeken tot pulp verwerkt.

Daar komt hij een jongen met een stapel oud papier tegen.
De tekst is in het Arabisch, dus hij heeft een morisco aljamiado, een bekeerde christen, die de taal nog spreekt, nodig om het te vertalen. Die naam morisco, kleine Moor, is tekenend voor die tijd. Wel bekeerd, maar je hoort er toch nog niet echt bij. Het is tenslotte ook de tijd van de Inquisitie.
Hij vindt natuurlijk een vertaler en het blijkt te gaan om de 'Historie van Don Quichot van La Mancha' te gaan, geschreven door Sidi Hamid Benengeli, Arabisch geschiedschrijver.
De grootste roman aller tijden, het werk van een Arabier?
Menocal gaat dieper in op deze materie, waarbij zij de roman van Cervantes onder meer ziet als een verwijzing naar het roemvolle verleden van Toledo en van heel Spanje als het ongeëvenaarde centrum van van vertalingen en het brandpunt van verschillende religies, door het verval ervan te belichten.
Zou het toeval zijn dat ik dit boek uit de inboedel van Donner heb uitgekozen?
En hoe zit het met onze literatuur, onze bibliotheken en onze religieuze tolerantie?

Het heeft weinig te maken met Strauss en zijn symfonische gedicht.
Prachtig hoe hij die verhalen tot muzikaal leven wekt.
Maar Spaanse klanken, laat staan Arabische geuren, heb ik nooit kunnen ontdekken.
Het schijnt meer verband te houden met Nietzsche, maar daar heb ik nu even geen zin in.
Voor mij is Don Quixote nu even de roman van Cervantes, en verbonden met een cultuur, een Europees verleden dat ik niet kende.
En zo wordt Strauss de aanleiding om Cervantes eens goed te lezen.
Ik vrees dat daar dan wel een vakantie voor nodig is.
En dat citaat, dat Gerard in zijn andere reactie aanhaalt; ik merk meer en meer hoe lastig het is om je in een andere tijd te verplaatsen, hoe dichtbij ook.
Dat blijkt ook weer bij de herdenking van de Eerste Wereldoorlog dit jaar Hoe opgewekt en enthousiast niet alleen Duitsland maar ook andere landen die oorlog ingingen. En lees dan een tekst als Betrachtungen eines Unpolitischen van schrijver Thomas Mann, nog uit 1918.
Of het artikel dat vandaag in Trouw staat over de vernietiging van de universiteitsbibliotheek in Leuven in 1914. De Franse auteur Romain Rolland vroeg zijn Duitse collega Gerhart Hauptmann om een veroordeling: "Zijn jullie afstammelingen van Goethe, of van Athilla". Hij kreeg antwoord in een manifest van 93 Duitse intellectuelen: het was allemaal niet waar.
Ik weet eigenlijk niet hoe Strauss daar in stond, of hij daar ook bij hoorde.
Ik weet wel hoeveel achting en kennis hij had van cultuur in het algemeen, filosofie en literatuur.

Overigens ben ik van mening dat Donner behouden moet blijven.