vrijdag 15 juli 2022

Garmisch

 Ik moet toegeven dat ik er een zwak voor heb: huizen van componisten. Waar ze gewoond hebben, gewerkt of zelfs geboren zijn. Met het gevaar er meer aan te verbinden dan realistisch is, maar het kan toch geen kwaad je perceptie van de muziek erdoor te laten kleuren. Toen ik onlangs enkele dagen in het zuiden van Beieren verbleef kon ik de neiging dan ook niet weerstaan om Garmisch Partenkirchen met een bezoek te vereren. Voor de meesten is dat de plek waar op de eerste dag van januari het skischansspringen plaatsvindt. De muziekkenners weten dat Richard Strauss daar, met het geld verdiend aan Salome, een mooie villa heeft laten bouwen, waar hij de laatste veertig jaar van zijn leven tot rust kon komen en componeren. Het huis, waar hij in 1949 overleed, staat er nog en zelfs aan de inrichting schijnt weinig veranderd te zijn. Ideale omstandigheden voor een museum, ware het niet dat de kleinzoon Christiaan er nog woont. Althans zo staat op een van de naambordjes op het gesloten hek aan de Zoeppritzstrasse 42. Inmiddels heb ik begrepen dat hij enkele jaren geleden is overleden, maar het zal vast nog familiebezit zijn. Dat weerhield mij er niet even er wel even langs te lopen en de ligging te bewonderen, aan de rand van Garmisch, tegen de bergen aan, niet ver van de Loisach.

Om een indruk van het interieur te krijgen moet je bij het Richard Strauss Institut zijn, vanaf 1999 gevestigd in een statige villa aan de Schnitzschulstrasse, aan de andere kant van Garmisch. Daar wordt niet alleen onderzoek gedaan, maar er is ook een vaste expositie over leven en werk van de componist, toegankelijk voor belangstellenden. Op de deurbel wordt niet meteen gereageerd, de portier is even boodschappen doen, maar de ontvangst is uiterst vriendelijk. Zoveel bezoek zal er waarschijnlijk ook niet komen. Een wetenschappelijk medewerker, achter zijn bureau vandaan gekomen, krijgt de kassa niet aan de praat, waardoor geen toegangsprijs betaald kan worden. Dat heb ik later met de aanschaf van een brochure over de villa goedgemaakt. Een bescheiden tentoonstelling bevat veel vooral bekend fotomateriaal, maar het is vooral de interactieve rondleiding van kleinzoon Christiaan door de villa die mij toch een beetje het gevoel geeft bij hem thuis te zijn geweest. Bovendien is er in de kelder nog een tijdelijke expositie over dirigent Hermann Levi, die blijkbaar ook in Garmisch woonde. Ik ken hem als de Joodse dirigent die Wagners Parsifal in première bracht en door zijn samenwerking met Bruckner, maar hij blijkt ook een belangrijke rol in de loopbaan van Strauss te hebben gespeeld. En van de uitgebreide bibliotheek op de eerste verdieping vol boeken over Strauss, partituren, en andere publicaties waar je als gast vrij kunt rondsnuffelen kan ik helemaal enthousiast worden. Helaas liep het al tegen sluitingstijd.


We hebben daarna nog, op weg naar de villa, een indruk kunnen krijgen van het stadje, dat door een bezoek van de belangrijkste wereldleiders voor een G7-top net enkele dagen van de wereld was afgesloten geweest. De rust was weergekeerd, de talloze politiemensen waren weer vertrokken. En dan is het een aangenaam Beiers stadje, met uitzicht rondom op hoge bergen, waar Strauss zich vast prettig gevoeld zal hebben. Opvallend veel architectuur uit de jaren 30 overigens. De nazi-tijd wordt natuurlijk niet verzwegen in het instituut maar de nadruk lag toch op de zorgen om zijn Joodse schoondochter en zijn inzet voor Stefan Zweig als Joodse librettist van een van zijn opera's. Dat er in februari 1936 Olympische Winterspelen in Garmisch Partenkirchen plaatsvonden zag ik nergens vermeld, terwijl dat toch betekende dat Hitler en andere kopstukken als Goebbels en Hess zich enige tijd in de buurt van zijn huis zullen hebben opgehouden. De componist geldt niet als sportliefhebber, maar zou hij de stad misschien zelfs verlaten hebben?

De brochure vermeldt wel bij het jaartal 1936 de Olympische Spelen in Berlijn en de Hymne die Strauss daarvoor componeerde. Niet tot ieders genoegen. Het zijn vooral de illustraties die het 'm doen in dergelijke publicaties, maar je kunt vaak ook nog wel allerlei vaak onverwachte, meestal ook onbelangrijke details vinden. Een opmerking over de verlening van het Oostenrijkse staatsburgerschap aan Strauss in 1947 trok wel meteen mijn aandacht. Hij bevond zich toen in Zwitserland, nog niet vrijgepleit van politieke zonden, maar zijn Weense villa, nu inmiddels ambtswoning van de Nederlandse ambassadeur, was toen bezet door eerst Russische, later Engelse militairen. Ik weet niet of het ook betekent dat hij als Oostenrijker in 1949 gestorven is of dat hij toen een dubbele nationaliteit bezat. Wel leuk om te lezen is zijn liefde voor het autorijden en specifiek het merk Mercedes. Hij verzamelde, net als Willem Mengelberg, eglomisé. Valt dat onder kitsch? Intrigerend vind ik het ook om te zien dat op de begane grond van de villa vlak naast de ingang twee wc's zijn gebouwd. Waarom twee? Echtgenote Pauline was overigens hoogst verontwaardigd toen ze in het decor van de première van de opera Intermezzo het interieur van hun eetkamer herkende! Maar ik ben van dit bezoek toch weer wat wijzer geworden.