woensdag 24 december 2014

Terugkijken

De laatste weken van december zijn elk jaar weer de tijd van terugkijken, van mijmeren over wat geweest is.
Afscheid nemen van het jaar.
Een jaar dat voor het orkest bepaald enerverend is geweest.
En waarin verschillende collega's het orkest hebben moeten verlaten.
Afgelopen vrijdag, op de valreep, was dat Wim Steinmann.

Na bijna 45 jaar, dus dat wordt dan ook wel tijd, zou je zeggen.
Hij heeft, als langstzittende, iedereen zien komen, dat is waar.
Maar als de kwaliteit van zijn spel en de wijze waarop hij zijn functie vervulde de maatstaf zouden zijn, zou hij nog vele jaren meekunnen.
Een opvolger is er nog niet, maar het is niet gebruikelijk dat je na je pensioen nog in je eigen orkest gevraagd wordt. Alleen de VS-tour in februari, en wat daar aan vast zit, zal hij nog zijn partij meeblazen.
Dus geen Vierde Tsjaikovski, geen Negende Beethoven, geen Concert voor Orkest meer met het piccolo-geluid van Wim. Onmiskenbaar en, alleen al door de aard van het instrument, niet te missen.

En ik zal het gaan missen.
Met sommige van de de vele tientallen collega's in het orkest bouw je een speciale band op.
En die tussen ons beiden was er zeker een.
Vooral vanaf het moment dat ik betrokken raakte bij Domestica Rotterdam, eind jaren '90, hebben we vele uren in artiestenfoyers, restaurants, vertrekhallen, hotellobby's en dergelijke doorgebracht met het maken van plannen en discussies over de toestand in de (muziek)wereld. Dat ging natuurlijk over veel meer dan de passie voor het vak en de kunst die we deelden.
Maar het ging de laatste jaren ook steeds meer over de geschiedenis van het orkest, over situaties die zich herhalen, over keuzes die vroeger gemaakt zijn. En dan blijken er veel meer overeenkomsten tussen de jaren '70 en de jaren '10 te zijn, dan je zou denken.
Wij 'jongeren' luisteren dan met belangstelling en relativeringsvermogen naar de verhalen in de categorie 'opa vertelt' en constateren steeds weer dat dat 'in het boek' moet komen.

Collega's die een dergelijk stuk geschiedenis op zo'n intensieve manier hebben meegemaakt, zouden verplicht moeten worden dat voor het nageslacht te bewaren. Niet iedereen kan dat natuurlijk even makkelijk verwoorden. Maar een goed verhaal houden kost hem, te horen aan zijn afscheidsspeech, toch niet veel moeite.
En ook Hans Ferwerda, onze artistiek manager, richtte daarbij een verzoek aan hem om bij te dragen aan de viering van 100 jaar RPhO metzijn ooggetuigenverslagen van de laatste helft van die eeuw.
Zo'n boek zal er toch wel komen.
Wim zelf sprak de hoop uit dat de directies van de Doelen en het orkest nog eens samengaan, zoals dat onlangs ook bij de overburen van de Schouwburg en haar bespelers gebeurde. Ik kan daar wel de voordelen van inzien, maar zou dan voor de langere termijn moeten zijn.
Beide sprekers werden tijdens de receptie nog voorafgegaan door Gergiev, die liet merken hoe belangrijk de emotionele band en het gezamenlijk verleden met ons orkest en met de individuele musici voor hem is en hopelijk nog lang zal blijven.
De geschiedenis van een orkest is de geschiedenis van mensen.
Een collectief dat zich laat vormen door dirigenten, door de muziek die ze spelen, door de zaal waarin ze spelen en door elkaar.
Iedere collega laat een stukje dna achter, genetisch materiaal dat door ons, en de mensen met wie we werken, meegenomen wordt naar de toekomst. Als bijdragen aan de identiteit van het orkest.
Daar zouden we de komende jaren best eens onderzoek naar kunnen doen.
Om in 2018 met een beeld daarvan te komen.
Of verschillende beelden.
Dat kan allemaal in 'het boek'.
En daar kunnen we Wim zeker nog goed bij gebruiken.

maandag 8 december 2014

Droom

What, wilt thou hear some music, my sweet love?

I have a reasonable good ear in music. Let's have the tongs and the bones.

Aldus Titania en Bottom in Shakespeares A Midsummer Night's Dream. Die laatste zin wordt in moderner Engels:  Let’s hear someone play the triangle and the sticks.
Het is duidelijk: er zit magie en muziek in dit stuk. En Mendelssohn heeft er ook nog eens prachtige noten bij geschreven. De briljante, sprookjesachtige ouverture zelfs al als zestienjarige!
Het was een ideaal uitgangspunt voor de hernieuwd samenwerking tussen het Philharmonisch en Theater Terra, voruge week in de Doelen.
Bij hen nauwelijks tekst overigens. Het verhaal, of althans het gedeelte over Oberon en Titania, waarbij Puck en Bottom, met zijn ezelskop, natuurlijk niet kunnen ontbreken, wordt getoond. Poppenspel met grote poppen en de spelers duidelijk zichtbaar, een handelsmerk van hen, en ook wat schaduwspel achter drie lakens. Ik weet niet hoe helder het verhaal voor de kleintjes was, maar ik denk dat ze de magische sfeer goed hebben getroffen.
Het grootste deel van de tekst klonk al aan het begin van de voorstelling door een nep-dirigent die de binnenkomende lawaaierige klusjesmannen toeriep dat ze stil moesten zijn en hen vervolgens uitschold toen dat niet gebeurde. Met een zwaar Italiaans accent in zijn Engels, dus noemden wij hem al spoedig 'Daniele', met een knipoog naar onze Amsterdamse collega's. Het breken van het dirigeerstokje lukte niet erg, maar de zaal schrok er niet minder van. Uit het midden van de klusjesmannen - een subtiele verwijzing naar Bottom en zijn 'craftsmen'? - kwam toen een reserve-dirigent tevoorschijn, die de muzikale leiding overnam: Gustavo Gimeno.
Gimeno is van geboorte Spanjaard, maar, na vele jaren werkzaam als slagwerker in het Concertgebouworkest, toch ook een beetje Nederlander. En hij is vorig jaar begonnen met een sensationele carrière als dirigent. Na assistentschappen bij topdirigenten als Maris Janssons en Claudio Abbado, tot vlak voor zijn overlijden, heeft hij de sprong in het diepe gewaagd. Bij zijn eigen orkest maakte hij grote indruk met een invalbeurt voor Jansons en toen Maazel een tournee bij de Münchner Philharmoniker moest afzeggen viel de keus al snel op hem. Inmiddels stromen de uitnodigingen binnen en begint hij volgend jaar als chef bij het orkest van Luxemburg.
Al met al een droom voor elke jonge dirigent.
En prettig om dan te merken dat de samenwerking met ons orkest ook prettig loopt.
Behalve die Mendelssohn was dat ook een lastig programma met muziek van Penderecki, Prokofjev en Lutoslawski. Een belofte voor de toekomst!
Jaap van Zweden heeft die belofte natuurlijk al lang ingelost. Die geldt internationaal toch wel als de meest succesvolle Nederlandse dirigent na Haitink. En bovendien omringd door jongere collega's die van hem kneepjes van het vak willen leren. In ons land is hij niet erg vaak meer te bewonderen, dus de televisie-camera's waren er deze week ook bij toen hij, na twee weken met juichende recensies bij de New York Philharmonic, bij ons de Negende van Mahler kwam doen.
Een reus van een symfonie, waar ik bijzondere herinneringen aan heb.
De allereerste keer dat ik het werk hoorde was in 1985 in het Concertgebouw. Het was de opening van het Holland Festival en Leonard Bernstein dirigeerde. Ik was met stomheid geslagen. Een van de allermooiste concerten die ik ooit gehoord heb. DGG heeft de uitvoering(en) als live-cd uitgebracht, die ik uiteraard wilde beluisteren. Zelden ben ik zo teleurgesteld, ontluisterd. Ik kon het niet afluisteren. Wat in mijn herinnering zat, het geluidsbeeld van dat unieke concert, verschilde zoveel van wat de cd liet horen, dat het me duidelijk maakte dat een reproductie de werkelijkheid niet kan benaderen. Bij bijzondere concerten moet je zelf aanwezig zijn, moet je meebeleven.
Ik moest er deze week weer aan denken. Niet omdat de uitvoering van Van Zweden op dat concert leek. Geen enkele dirigent kan die herinnering nog benaderen. Maar als ik me goed herinner, was hij het, die toen als concertmeester de viool-soli speelde. Betoverend!

Maar de komende weken blijft het bij ons volop genieten.
Volgende week met Valery Gergiev en Janine Jansen, bij het naderen van de midwinternacht, in een heerlijk traditioneel programma.
Met Brahms, misschien wel het mooiste vioolconcert. En de onvermijdelijke Notenkraker, de droom waarin op kerstavond de pop tot leven wordt gewekt. En laten we wel wezen; er is niemand die de bloemenwals zo kan laten zweven als Valery. Bovendien is de suite van Rimksy Korsakov, ook op het programma, een te zelden gehoord kerstnummer.
In Rotterdam al uitverkocht, maar in Utrecht zijn nog plaatsen, zag ik.
En deze week een fantastisch programma met Yannick.
De Nocturnes van Debussy spelen we zoveel minder vaak dan bijvoorbeeld La Mer. Ongetwijfeld vanwege het bescheiden, maar o zo belangrijke, kooraandeel in het laatste deel. Maar zeker niet door de kwaliteit, die minstens zo hoog is.
Maar ook van het Stabat Mater van Poulenc verwacht ik veel. Yannick, met zijn wortels als koordirigent, samen met het Collegium Vocale, moet iets heel bijzonders worden.
En dan natuurlijk de Onvoltooide.
Een werk wat absoluut nergens mee te vergelijken is, als een komeet vanuit de ruimte, van een 25-jarig Weens genie.
Van Yannick's affiniteit met Schubert hebben we nog weinig kunnen genieten. Een Negende van bijna zes jaar geleden. Maar inmiddels heeft hij zich al weer zo ontwikkeld.
Voor mij is die Unvollendete overigens onlosmakelijk verbonden met mijn tijd als kleine jongen in het jeugdorkest. We hadden geen bassisten, terwijl je die onmogelijk kunt missen. Dus mocht ik, met nog een cellist, de baspartij spelen. Ik heb het toen zelf uit de partituur overgeschreven en, voor zover mogelijk, geoctaveerd. Dat ik daarmee die onsterflijke cellomelodieën aan me voorbij moest laten gaan heeft me nooit gedeerd. En inmiddels is dat ook ruimschoots ingehaald, terwijl de baspartij tot het verre verleden behoort.

Was het een droom?
Elk concert kan een droom-ervaring worden.
Voor Schubert was het misschien ook een eigen droom, of althans een droomvertelling, die hij in de vorm van een halve symfonie heeft verklankt (zie ook de toelichting op de weblog van het RPhO).
Een droom die gratis in de Doelen te horen is tijdens het lunchconcert van komende woensdag.