zaterdag 20 oktober 2012

Silence please



Het was een leuke avond daar op Katendrecht.
Goeie energie.
Veel enthousiaste mensen en een prachtige locatie.
Met zicht op Hotel New York en de Erasmusbrug.



En bruggen werden er binnen in de Feniksloods ook geslagen.
Niet allemaal bereikten ze de overkant, zoals de 'a' die we van de dj moesten overnemen.
Maar we bereikten wel veel mensen die ons nog nooit in de Doelen hadden gehoord.
En die ons, tussen de nummers, door enthousiast aanspraken.
Een gesprek was niet heel makkelijk te voeren, maar de boodschap was duidelijk.

Contact was er ook tijdens het spelen, met de mensen aan de rand van het podium, aan alle vier de kanten.
Dat is wel een groot verschil met de gewone concertzaal.
Bovendien konden we nog genieten van andere acts, die allemaal onderdeel waren van het feest.


Misschien moet zoiets uniek blijven, dat je er bij geweest moet zijn.
Maar het vraagt ook om een vervolg.
Deze mensen, daar willen we ook voor spelen.
Wel jammer, dat het nooit helemaal stil is.
Dat blijft dan voorbehouden aan de traditionele concertzaal.
Hoewel hoesters daar ook nog weleens iets zeldzaams van kunnen maken.



Het betekent wel dat je de muziekkeuze daar nog beter op moet aanpassen.
Dat lied van Mahler kan niet met zulke aanwezige achtergrondgeluiden, dan gaat er teveel verloren, maar de Mozart-aria hield wonderwel stand. Soliste Christiane Karg heeft zich overigens ongelooflijk coöperatief opgesteld in deze lastige omgeving. Petje af!
Het scherzo uit Tsjaikovsky's Pathétique is eigenlijk te banaal. Binnen de dramaturgie van de symfonie, als tegenstelling tot de innerlijke strijd, moet het schrijnend werken. In deze omgeving miste ik de spanning.
Stravinsky en zijn Vuurvogel is natuurlijk ideaal. Ritme, kracht, dissonanten, energie.
Maar het meest opvallend vond ik de werking van Verdi en zijn Forza del destino. Verdi gaat direct naar het hart. En niet in de eerste plaats het hart van de intellectuele elite, maar vooral de grote groep mensen die mee wil kunnen zingen en huilen, als het verdrietig wordt.
Een Traviata-ouverture zal in zo'n loods niet werken, ik geloof vast dat er genoeg Verdi is om tijdens een volgende Blown away, in Verdi-jaar 2013, een blokje te vullen. En dan misschien nog met iets meer muzikale interactie tussen orkest en dj.




maandag 8 oktober 2012

Een hemels slaapliedje?

We hebben 'm al vaak gespeeld, die Vierde van Mahler, waarschijnlijk vaker dan alle andere.
In de finale gaat een sopraan, die vaak het hele stuk al voor op het podium zit, opeens meezingen. met de sopraan die in de finale mee gaat zingen.
Maar wat zingt ze eigenlijk?



Een slaapliedje.
Een van de Duitse volksliedjes uit Des Knaben Wunderhorn.
Wel een merkwaardige manier om een kind in slaap te sussen.
Niet met het zandmannetje, maar met een hand vol heiligen, die ik niet allemaal ken.
Daar wreekt zich mijn protestantse afkomst.
Petrus die vanuit de hemel toekijkt en Johannes met het lam, dat gaat nog wel.
Lucas ken ik ook, maar bij Martha en Ursula wordt het toch even googelen.
Onder de patroonheiligen is het lang zoeken naar Martha, maar ver weg blijkt ze zich over de huisvrouwen te ontfermen. Ze mag bij ons koken, wat in dit eetfestijn geen onbelangrijke taak is.
En de lachende Ursula, met haar elfduizend maagden, zorgt voor de schoolkinderen en -juffen.
Het kind kan, zonder honger, veilig en gezond gaan slapen.



Één sint heeft Mahler overigens uit het versje geschrapt: Sankt Lorenz.
Uitgerekend de heilige Laurentius, patroonheilige van de stad Rotterdam en van een hele serie beroepen, waaronder de traiteurs en de bakkers. Maar het zijn hier de engelen die het brood bakken. Blijkbaar had hij hem niet nodig of vond hij de tekst te lang.
Er zijn ook wat gerechten in de vuilnisbak terecht gekomen: karper, snoek, forel, stokvis, verse ansjovis.De vis die Petrus met zijn net gaat vangen blijft bij Mahler ongenoemd. Was hij vooral een carnivoor?
Vlees van het lam en de os, van reebok en haas, het kan niet op. Brood erbij, allerlei kruiden, asperges, bonen en gelukkig ook fruit: appels, peren en druiven. Slaap lekker!
En als de organisatoren van Blown away, waar we dit liedje ook spelen, nog inspiratie nodig hebben voor de hapjes kunnen ze bij Mahler terecht.

Het schijnt dat hij het lied, toen hij het in 1892 componeerde, had bedoeld als tegenhanger voor een ander Wunderhorn-lied: Das irdische Leben. Ook daar is eten een centraal thema. Een kind smeekt zijn moeder herhaaldelijk om brood, die hem tot geduld maant. Als het brood eindelijk gebakken is, leeft de kleine niet meer.   
Met een lege maag sterven of met een volle maag in slaap vallen, dat is nogal een tegenstelling.
Of begint dat eten pas als hij ingeslapen is, aangekomen in de hemel?
Van opeten is in de tekst eigenlijk geen sprake.

En dat inslapen kan ook best de overgang naar de hemel zijn.
Mahler heeft in zijn jeugd regelmatig kinderen zien sterven, waaronder zijn jongere broer Ernst, die een lang ziekbed kende.
In 1901, het jaar dat hij de Vierde symfonie voltooide, begon hij aan de liederencyclus Kindertotenlieder. Het gegeven heeft hem nooit losgelaten.



Het is niet alleen curieus wat er in de woorden wel staat, zeker zo merkwaardig is wat er ontbreekt.
Want ondanks de titel, zoals die in de volksbundel staat, Der Himmel hängt voll Geigen, is er pas in het laatste couplet sprake van muziek. Stemmen van engelen en de heilige Cecilia met haar hofmusikanten, maar geen viool te bekennen. Het is wel het moment dat de sfeer opeens verandert en een nieuwe toonsoort bereikt wordt: Kein' Musik ist ja nicht auf Erden, die unsrer verglichen kann werden.
Tegen de tijd dat het lied klinkt als finale van de Vierde geldt dat eigenlijk niet meer. De muziek klonk eerst als zelfstandig lied en daarna nog in verschillende passages van de Derde, waar het ook ooit het laatste deel zou vormen, met als ondertitel: Was das Kind mir erzählt.



Is het dan een kind dat de tekst zingt?
De sopraan krijgt als aanwijzing om 'mit kindlich heiterem Ausdruck' te zingen.
En voor alle zekerheid: ohne Parodie.
Leonard Bernstein ging bij zijn opname en concerten in Amsterdam zover om voor een jongenssopraan te kiezen. Een interessant experiment wat vooralsnog weinig navolging heeft gekregen.
Het is wel belangrijk om die naïviteit, die ook in de orkestpartijen zit, met alle soorten dierengeluiden en andere effecten, in de keuze van de stem en de voordracht te laten domineren.
Ik ben benieuwd wat Christiane Karg er deze week van zal 'bakken'.
En het verschil met Kate Royal, die het stuk in december met ons zal zingen.

Het kan de vorm van een slaapliedje hebben, en het karakter, maar nauwelijks de inhoud.
De tekst, die misschien niet zo ver verwijderd is van de sprookjeswereld van de gebroeders Grimm, eindigt zelfs met het woord 'erwacht', 'ontwaakt', waarna de muziek zachtjes uitdooft.
Een tekst die Mahler na aan het hart lag:



Symfonie nr. 4: Wir geniessen die himmlischen Freuden


Wir genießen die himmlischen Freuden,
Drum tun wir das Irdische meiden,
Kein weltlich Getümmel
Hört man nicht im Himmel!
Lebt alles in sanftester Ruh'!

Wir führen ein englisches Leben!
Sind dennoch ganz lustig daneben!
Wir tanzen und springen,
Wir hüpfen und singen!
Sankt Peter im Himmel sieht zu!

Johannes das Lämmlein auslasset,
Der Metzger Herodes drauf passet!
Wir führen ein geduldig's,
Unschuldig's, geduldig's,
Ein liebliches Lämmlein zu Tod!

Sankt Lucas den Ochsen tät schlachten
Ohn' einig's Bedenken und Achten,
Der Wein kost' kein Heller
Im himmlischen Keller,
Die Englein, die backen das Brot.

Gut' Kräuter von allerhand Arten,
Die wachsen im himmlischen Garten!
Gut' Spargel, Fisolen
Und was wir nur wollen!
Ganze Schüsseln voll sind uns bereit!

Gut Äpfel, gut' Birn' und gut' Trauben!
Die Gärtner, die alles erlauben!
Willst Rehbock, willst Hasen,
Auf offener Straßen
Sie laufen herbei!

Sollt' ein Fasttag etwa kommen,
Alle Fische gleich mit Freuden angeschwommen!
Dort läuft schon Sankt Peter
Mit Netz und mit Köder
Zum himmlischen Weiher hinein.
Sankt Martha die Köchin muß sein.

Kein' Musik ist ja nicht auf Erden,
Die uns'rer verglichen kann werden.
Elftausend Jungfrauen
Zu tanzen sich trauen!
Sankt Ursula selbst dazu lacht!

Cäcilia mit ihren Verwandten
Sind treffliche Hofmusikanten!
Die englischen Stimmen
Ermuntern die Sinnen,
Daß alles für Freuden erwacht.


De website van de Gustav Mahler Stichting biedt voor de liefhebber nog een Nederlandstalige versie op rijm:  
















.

woensdag 3 oktober 2012

Encore

Het zijn van die momenten dat je op het podium even onderuit mag zakken.
Je strijkstok op je lessenaar.
Je ogen dicht, en wegdromen.
Geen dirigent meer die je aandacht vraagt, maar alleen nog een solist.
Een solist waar het publiek nog geen genoeg van heeft.

Pianisten hebben het dan makkelijk, bij hun keuze.
Het grootste deel van hun repertoire is geschreven voor soloklavier.
Bij strijkers, violisten, cellisten, ligt dat al minder voor de hand. Die spelen hun recitals meestal met een pianist samen. Bach is dan, met de partita's en cellosuites, een rijke bron.
Hoeveel hebben we daar niet van gehoord?
En dan kan een overtuigende Tsjaikovsky soms ruw contrasteren met een hulpeloze Bach.
Vaker gebeurt misschien toch dat iemand in de toegift juist zijn sterkste kant laat horen. Voor een soloconcert wordt je gevraagd, de encore kun je zelf uitzoeken.

Maar niet altijd beperken ze zich tot een solo-stukje. Het enthousiasme van het publiek kan tenslotte de gezamenlijke prestatie gelden. Emanuel Ax is zo iemand, die na uitvoeringen van Brahms' 2e Pianoconcert steevast een deeltje cellosonate met de betreffende solocellist ten gehore brengt.
Celliste Sol Gabetta had voor haar Elgar-concert een speciale toegift van Elgar (Sospiri) meegenomen, met begeleiding van strijkorkest. Maar je kunt zo'n begeleiding ook ter plaatse opzetten, zolang het bij eenvoudige noten blijft, quasi improviserend, zoals Vadim Repin met zijn Il Carnevale di Venezia van Paganini, dat in verschillende versies op youtube staat:

Het zijn voor ons overigens niet alleen momenten om onderuit te zakken.
Het zijn ook momenten waarop repertoirekennis getest wordt, want zelden noemen de solisten hun keuze.
En als het dan om stukken voor je eigen instrument gaat, valt dat meestal nog wel mee. Maar het pianorepertoire is voor de meesten van ons toch iets verder weg.
Cédric Tiberghien koos afgelopen week na zijn Gershwin voor Franse muziek, waar ik niet direkt een titel bij wist. Ravel, dacht ik, of toch Debussy? Collega's waren ook niet eenduidig in hun vermoedens.
Uiteindelijk bleek het om een van Debussy's bekendste Preludes te gaan: La cathédrale engloutie.



Dat had ik misschien wel moeten weten.
Maar ik bleef het antwoord schuldig aan de opvallend veel bezoekers die me de vraag in de pauze stelden.
'Wanneer horen we dat?' vroeg iemand. 'Kan het niet op de website?'.
Ik vind het leuk als mensen zo geïnteresseerd zijn, omdat ze het blijkbaar bijzondere muziek vonden, dus dat zou gehonoreerd moeten kunnen worden.
Ik weet niet of zoiets nog eens op de RPhO-website komt. Het is wel een leuke service, maar wie houdt het bij en voor hoeveel mensen zal het belangrijk zijn.
Ik heb wel beloofd dat ik de vraag bij ons op kantoor neer zou leggen, en dat heb ik gedaan.

Ondertussen geef ik zelf op deze plaats alsnog het antwoord op de vraag. Althans wat de donderdag en vrijdag betreft. Op zaterdag speelde hij iets anders. Ook Debussy, geloof ik......
Voor de liefhebbers nog eens La cathédrale engloutie, door een van de meest legendarische Debussy-vertolkers: