zaterdag 20 mei 2023

Platenkast 2 Mahler

Ik heb er weer met volle teugen van kunnen genieten, die Tweede Mahler afgelopen week. Ook al heb ik hem al vaker gespeeld, het is altijd weer een bijzonder spektakel. Dat geldt misschien voor elke symfonie van Mahler, bij ons ook meestal voorbehouden aan de chef of een andere hoog gewaardeerde dirigent, maar deze Tweede heeft nog wel wat meer toeters en bellen, koor, solisten, koperblazers achter het podium en een orgel als kers op de taart, dan de meeste andere. Zonder oneerbiedig te willen klinken, want het is prachtige en over de verschillende delen zeer gevarieerde muziek. Dat moet voor de collega’s die deze symfonie, of zelfs Mahler, wel voor het eerst speelden een overweldigende ervaring zijn geweest. Ook Lahav had hem nooit eerder gedaan, zei hij, wat verbazing wekt als je hoort hoe diep hij al in deze partituur is doorgedrongen. Ooit was Mahler voor mij onbekend terrein,  als speler en als luisteraar. De eerste noten die ik gespeeld heb waren de Lieder eines fahrende Gesellen, toevallig misschien wel de meest laagdrempelige binnenkomer. Met de Vierde symfonie als volgende halte viel het ook nog wel mee. Inmiddels is alles wel meerdere keren langs gekomen. Het nieuwe is er af, maar het blijft een zoektocht.

Bij het begin van die zoektocht had ik veel profijt van mijn platenspeler. Het was hard werken, het bleef lange tijd een weerbarstige materie om in door te dringen, maar ik had gelukkig die grote zilveren box van Philips, die alleen al door zijn volume meteen in het oog springt in mijn platenkast. Zestien zwarte schijven waarop Bernard Haitink zijn, toen nog niet koninklijke, Concertgebouworkest dirigeert in Mahlers Complete Symphonies. Echt compleet vind ik het niet zonder Das Lied von der Erde. De Tiende, door anderen voltooid, is dan nog een ander verhaal. Daarvan dirigeerde Haitink, net als Abbado en Bernstein alleen het Adagio, overigens de enige Mahler die ik ooit met hem in Rotterdam heb mogen spelen. Over zijn Tweede in 1990 hoor ik nog steeds veel lovende verhalen van collega’s die er wel bij waren en bij de Zevende, kort daarna, zat ik helaas ook nog niet in het orkest. Maar ik ben dus wel door Haitink de wereld van Mahler binnen geleid.

Ze golden indertijd als de standaard, deze platen, bekroond met een Edison, en ik kan nog wel horen waarom. Evenwichtig opgebouwde uitvoeringen met een helder klankbeeld, waardoor je prima hoort wat je moet horen. Ideaal dus voor mijn toen onervaren oren, die er nog steeds van kunnen genieten. De naam van opnameleider Jaap van Ginneken moet daarbij genoemd worden. Later, zeker na een overweldigend concert van Bernstein met de Negende, ging ik zoeken naar wildere uitvoeringen, extremer, spannender, dramatischer, hoewel de concertervaring, zo essentieel bij Mahler, met een opname nooit benaderd kan worden. Maar de uitvoering van Otto Klemperer, opgenomen tijdens een Holland Festival, ook weer in diezelfde zaal, komt aardig in de richting. Met deze ervaren dirigent, die ooit nog in aanwezigheid van de componist het bühneorkest in de Tweede gedirigeerd had, en die, net als Mahler, gepokt en gemazeld was in het operatheater en een soliste die weet dat ze niet lang meer te leven heeft ontstond in de zaal een uniek drama. Met haar unieke stem zong Kathleen Ferrier ontwapenend vanuit haar hart Der Liebe Gott will mir ein Lichtchen geben, wird leuchten mir bis an das ewig selig Leben, vlak voordat het orkest zich met een daverende Schreckensfanfare  in de finale stort. Hier hou je je ogen niet droog:

Het zou kunnen zijn dat deze week mijn laatste keer Mahler 2 maar zeker niet de laatste Mahler. Ik zie volgend seizoen alweer een uitdagende Zesde gepland. Iemand vroeg mij deze week naar mijn favoriet. 'Degene die we nu spelen' is dan een logisch en zeker ook eerlijk antwoord, maar los daarvan kies ik dan waarschijnlijk voor de symfonie die geen symfonie genoemd mocht worden, die ontbreekt in de zilveren box van Philips, Das Lied von der Erde. Twee prachtige platen had ik later aangeschaft, beide legendarische opnames. Op de ene dirigeert Klemperer, op de andere zingt Ferrier, met Bruno Walter als dirigent. Walter stond nog veel dichter bij Mahler en dirigeerde na diens dood de wereldpremière. Toch heb ik voorlopig een lichte voorkeur voor Klemperer, met Christa Ludwig en Fritz Wunderlich als prachtige solisten. Misschien moet ik ze toch nog eens rustig vergelijken.



maandag 8 mei 2023

Naar Mahler met een podcast?

De podcast als medium kan zich in een snel groeiende belangstelling verheugen. Onze koning bedient zich er van en ikzelf kan me, tot mijn eigen verbazing, inmiddels ook tot de fans rekenen. Ik moet er nog wel een geschikt tijdstip en plek voor vinden - onderweg, in de sportschool - en een weg zoeken in het enorme aanbod dat voorhanden is. Op dit moment zijn er een paar favorieten zoals Vullings en Van der Wulp voor de politiek, Femke van der Laan voor persoonlijke interviews en Benjamin McEvoy voor de wereldliteratuur. Af en toe een nieuw gedicht laten voordragen en toelichten door Ellen Deckwitz kan me inspireren maar op het gebied van de klassieke muziek heb ik het nog niet erg gevonden. Hoewel een nieuw initiatief van vier collega's er veelbelovend uitziet.


En als ik dan denk aan een groot, misschien wel ondoorzichtig, orkestwerk als de Tweede van Mahler, die we deze maand een paar keer spelen, kan ik me dat best voorstellen als geschikt onderwerp voor een podcast. Je zou er als luisteraar baat bij kunnen hebben als iemand je de weg wijst in het Mahleriaanse labyrint. Boeken zijn er genoeg, maar wie gaat die lezen? Er is gelukkig nog altijd een programmatoelichting die in de zaal zal liggen en via de website wordt aangeboden. Maar ons orkest biedt sinds enige jaren ook een podcast aan, waarin Floris Don, de man die de programma's verzint en Bart Diels, de man die ze verkoopt, met elkaar een boom opzetten over te spelen repertoire. Ik heb ze nog niet gehoord over deze Mahler maar het zijn twee wandelende muziekencyclopedieën, dus ik ga ervan uit dat er weer genoeg zinvolle informatie over het repertoire en wat dat voor ons orkest betekent in begrijpelijke taal over tafel zal gaan. 

Iets laagdrempeliger en meer gericht op de rol van de musici op en achter het podium is de gloednieuwe podcast die een 'blik onder de motorkap' belooft met als titel Een toontje lager.  Geen recept om het songfestival te winnen, zo is inmiddels gebleken, maar dat is ook niet hun bedoeling. Vol humor en persoonlijke verhalen boden ze in de eerste afleveringen bovendien regelmatig onverwacht interessante inzichten in de stukken die we spelen, dus dat kan bij Mahler ook iets boeiends op gaan leveren. Een aanrader!

Ook elders is wel wat te vinden. Onze klassieke radiozender heeft al een heel archief aan podcasts waaronder een Mahler-serie die in 2020 werd opgenomen voor het (afgelaste) Mahlerfestival in Amsterdam. Presentator Hans van den Boom, een voor velen bekende stem, praat hierin vol enthousiasme over de Tweede als de favoriete symfonie van zijn favoriete componist. Het gaat niet heel diep maar dat is misschien juist wel geschikt vooral voor degenen die nog kennis moeten maken met dit grootse werk.

Voor wie tijd heeft, dieper wil doordringen in de materie en een beetje Engels verstaat ben ik enthousiast over het initiatief van de Amerikaanse radioproducer Aaron Cohen: Embrace Everything. Elk seizoen, in chronologische volgorde, behandelt hij, samen met een groot aantal medewerkers, musici en wetenschappers, een van de symfonieën van Mahler. De Tweede is al aan de beurt geweest en dus terug te luisteren. Wat ik mooi vind aan deze podcast is dat ze het onderwerp van veel kanten bekijken, behoorlijk de diepte in gaan, voldoende muzikale voorbeelden laten horen en het zo redelijk laagdrempelig houden. Zo worden er verbindingen gelegd met Beethoven, Mozart, Bach, Schubert en Wagner. Goethe en Schopenhauer komen ter sprake maar natuurlijk ook de sprookjeswereld van Des Knaben Wunderhorn die in de delen 3 en 4 zo'n grote rol speelt. Er wordt vanuit de uitvoerenden gedacht, een trompettist, een bassist, de kunst van het rubato spelen, van het glissando, het idioom van de volksmuziek. Al die zaken die zo bepalend zijn voor een goede Mahler-uitvoering. Je moet er wel, zoals gezegd, even de tijd voor nemen maar het levert volgens mij zowel de kenner als de nieuwkomer een schat van informatie op om nog meer te genieten van een uitvoering, die zonder twijfel prachtig gaat worden. 









 

vrijdag 5 mei 2023

Platenkast 1

De Intrada van vorige maand bevatte niet alleen mijn gebruikelijke column maar ook een interview met mij voor de rubriek De platenkast. Het bleek een onderwerp dat me nog steeds na aan het hart gaat. Meer dan ik verwacht had, dus kon ik er in de column verder op door mijmeren en ga ik hier rustig nog een paar afleveringen door. De platenkast als beeld van een deel van je muzikale verleden. En vast nog meer dan het muzikale deel. Vele gelukkige uren heb ik met mijn lp's doorgebracht. Luisterend, zoekend in platenwinkeltjes. Een gevoel van weemoed, van nostalgie kleeft er inmiddels aan de grammofoonplaten die nog in mijn kast staan. Gelukkig doet de platenspeler het nog, hoewel enige revisie geen kwaad kan, dus wat let me om die weer eens vaker te gebruiken?

Ik weet nog niet of deze zoektocht naar de ervaringen van toen veel op gaat leveren. Ik ben wel vaker aan ambitieuze projecten begonnen om toch vroegtijdig te stoppen. De nieuwe ervaringen van het beluisteren kunnen het onderzoek in de weg staan. Misschien kan Proust me nog een beetje helpen. Het eerste deel van zijn Op zoek naar de verloren tijd ligt toevallig, in twee Nederlandse vertalingen, voor herlezing naast mijn bed. Hoe werkt de herinnering, hoe dichtbij kun je komen bij je luisterervaringen van toen? De onbevangenheid van de eerste keer is sowieso weg. En alles wat je in de tussenliggende jaren gehoord en gespeeld hebt kun je moeilijk negeren, dus misschien wordt het een heilloze onderneming, die meer over nu dan over toen zal gaan. We zullen zien.


Een logische plaat om mee te beginnen, ook genoemd in het interview, is de opname waar pianist Glenn Gould zijn muzikale leven mee afsloot: de Goldbergvariaties. Ik heb in een eerdere tekst al uitgesproken hoe dat stuk in de loop der jaren steeds weer bij mij terugkeerde, me gezelschap hield, tot de concerten afgelopen weken met Domestica Rotterdam in de Laurenskerk en het Museum van Oudheden in Leiden. En ook daarmee was het nog niet afgelopen. Jean Rondeau, de klavecinist die onlangs bij het Philharmonisch als solist optrad, en die ik in de vorige aflevering had voorgesteld met een filmpje over diezelfde Goldbergvariaties, koos het thema na een van de concerten als toegift. Vanuit een improvisatie kwam hij uit bij de Aria en het voelde alsof het speciaal voor mij was, op de dag van mijn verjaardag. 

Bach. The Goldberg Variations. Glenn Gould. Een grote afbeelding van de pianist vult de voorkant van de platenhoes. Hoe vaak heb ik die niet in mijn handen gehad? Een dubbele hoes is het, die je kunt openslaan met ook tekst en foto's binnenin en op de achterkant. Geen verhaal over de muziek van Bach maar over de uitvoerder en de manier waarop zijn debuut-album ooit in 1955 insloeg als een bom. En in zekere zin gaat ook deze uitvoering uit 1981 daarover. De ene uitvoering als commentaar op de andere. Maar die oudere kende ik nog niet. Als ik de plaat opzet en naar de Aria luister - het begin heb ik zeker het vaakst gedraaid - hoor ik in de eenvoudige noten een verhaal vol emoties, in een langzaam tempo met talloze schakeringen in de klank, eerder melancholisch dan opgewekt. Het lijkt een persoonlijke geschiedenis over wat hij allemaal heeft meegemaakt met deze noten. En dat is niet mis. Het meezingen was ik een beetje vergeten maar heeft mij nooit gestoord en vind ik nu eerder een hulp om mee te bewegen met de uitvoering, om ook op die manier te horen wat de musicus voelt en in de muziek wil uitdrukken. Want dat het meer over de musicus dan over de muziek gaat is mij wel duidelijk.


Dat begin is een magisch onderdeel van de werking van het hele stuk, waardoor je meteen in de juiste sfeer gedompeld wordt. Bijna zoals het openingskoor van de Matthäus Passion. Terwijl het niet meer is dan een simpel stukje dat Bach eerder geschreven had voor het Notenbüchlein van zijn vrouw Anna Magdalena. Is dat persoonlijk, is dat de interpretatie, heeft dat met herinneringen te maken? Aan de hand van dertig 'veranderingen' laat Bach vervolgens horen welke rijke schat er verborgen zit in dit materiaal. Na die reis keer je als een veranderd mens, 'sadder and wiser' terug bij dat thema. Het wonderlijke aan deze opname is dat Gould dat in groter perspectief ook met deze muziek heeft gedaan, die het begin en eind vormde van zijn loopbaan als pianist. Voor zover die zich in de opnamestudio afspeelde, maar dat was vanaf 1964  de enige plek waar hij nog te horen was. Hij keerde terug naar waar hij begonnen was. Je zou willen denken dat hij dat zelf zo gepland heeft maar dat kan natuurlijk niet. Je kunt je wel afvragen of hij ander werk ook een tweede keer zou hebben opgenomen als hij langer geleefd had.

Het zijn vooral de verstilde passages waar ik een duidelijk gevoel bij krijg. De bijna agressieve aanslag van zo'n eerste variatie bevalt me nu minder. Ik vermoed dat ik de hele aanpak destijds beschouwd heb als de waarheid, als enige versie waar ik toen naar luisterde. Fascinerend vond ik toen zeker ook de werking van de meerstemmigheid, de balans tussen de stemmen, waar niet alleen de uitvoerder keuzes in maakt maar waar je als luisteraar ook nog enige vrijheid lijkt te hebben. Zoals bij de vissen & vogels van Escher. Een prachtig moment van inkeer is de gigue van variatie 7. Heldere tweestemmigheid, een linker- en een rechterhand, die in al hun eenvoud wonderen tot stand brengen.

En natuurlijk nummer 25, het grote Adagio in mineur. Als ik me de nachtelijke luistersessies, in het donker op bed, herinner is het vooral deze Erbarme dich onder de variaties. Ik kan me bijna niet voorstellen dat de associatie me toen ontgaan is, maar onlangs realiseerde ik me (weer?) hoe passend die luisterhouding was. Niet alleen wegens het verhaal dat Bach de muziek componeerde voor een vorst die niet kon slapen maar misschien meer nog Glenn Gould die nog weleens zijn dag-nacht-ritme verwisselde en graag de rust van de nacht opzocht om productief te zijn.
De stilte, het zich naar binnen keren, is wat ik toen vooral steeds opzocht. Een stilte die Gould nog verder verdiepte in de terugkeer van de aria, na de dertig variaties. En natuurlijk de gevulde stilte na de laatste noot, die, anders dan voor de eerste variatie, zonder voorhouding wordt gespeeld. Die is me zeker sterk bijgebleven. Dat gevoel waar ik mee achterbleef. Spijt dat het voorbij is en dankbaarheid dat ik het heb mee mogen beleven.

maandag 17 april 2023

Perfect programma?

 Geen programma is perfect, maar wat we komende week spelen heeft toch een aantal hele fijne ingrediënten. Het lijkt op het eerste gezicht een heel gewoon programma. Een ouverture, een soloconcert en een symfonie. Traditioneler kan het niet, behalve dan die prelude die er nog voor zit. Laten we het daar dan eerst maar over hebben. Debussy's Prélude á l'après-midi d'un faune is geen gewone prelude. Het is een inleiding maar niet op een opera maar op een gedicht. Een gedicht van Stéphane Mallarmé. Dat gedicht hoef je gelukkig niet te kennen om de muziek te waarderen, want mijn Frans is daar niet goed genoeg voor. De sfeer is uniek, een impressionistisch schilderij in klank omgezet. Het is een van die werken die gelden als voorbode van de moderne muziek, net als Wagners Tristan en de Sacre. Dan is deze lekker kort en natuurlijk met een betoverende fluitsolo. Het maakt niet uit of Juliette of Joséphine die speelt, in beide gevallen op zich al een reden om naar het concert te komen. En om dan toch even een link naar de tekst te maken; ik zou me kunnen voorstellen dat Debussy bij de laatste hobomelodie (8:27) dacht aan de slotzin: 'Couple, adieu; je vais voir l'ombre que tu devins.' 


Na deze Franse inleiding volgt het soloconcert, zoals in een traditioneel concertprogramma, maar met Poulenc als componist en het klavecimbel als solo-instrument zitten we wel op een ongebruikelijk spoor. Het klavecimbel zien we meestal als continuo-instrument bij oude muziek, zoals net nog bij de Matthäus-Passion. Daar moest het wel concurreren met twee orgels, een theorbe en een uitzonderlijk actieve continuo-cellist maar hoorbaar was het zeker. Ik vermoed dat daar voor de Poulenc wel wat versterking ingezet gaat worden maar heb hoge verwachtingen van solist Jean Rondeau dit zich als musicus opvallend profileert. Zoals te zien bij deze introductie op de Goldberg-variaties: 
Poulenc is een originele componist die ik altijd graag gespeeld heb. Vooral kamermuziek, want voor orkest heeft hij niet veel gecomponeerd. Aangename muziek maar bijna altijd schuurt het wel een beetje. Hij stond op, wat mij betreft, één van de mooiste programma's van Yannick. Het Stabat Mater werd toen ook gecombineerd met Debussy, de Nocturnes, en Schubert, zijn Onvoltooide. Een onverwacht perfect, of dan toch zeker uitgebalanceerd programma. Komende week zou best eens in dezelfde categorie kunnen vallen.

Na de pauze komen we dichtbij de 'music for the millions'. Maar wat voor muziek! En waarom ook niet? De 'echte' ouverture komt van Rossini, bekend van zijn opera Il barbiere di Siviglia. Daar had hij eerst een andere ouverture voor geschreven, vol Spaanse motieven. Na een paar voorstellingen verving hij die door de ouverture die hij gecomponeerd had voor Aureliano in Palmira en ook al gebruikt had voor Elisabetta, Regina d'Inghilterra. Blijkbaar maakte het verhaal niets uit, de muziek had zijn effect bewezen. En doet dat nog steeds. In de tijd dat ik nog weleens mee mocht praten over onze programmering stond Rossini steevast op mijn verlanglijstje. Altijd heerlijke effectieve muziek die je niet vaak genoeg kunt spelen of beluisteren. Daar dacht het Weense publiek destijds ook zo over, tot ergernis van Beethoven en Schubert. Maar zo vaak staat hij niet bij ons op de lessenaars, dus deze week is het weer feest. Kom en geniet:  
Wat nog ontbreekt is de symfonie: de Italiaanse van Mendelssohn. Over 'perfect' gesproken. Dat lijkt een stuk waar helemaal niets op aan te merken valt. Iedereen vindt het mooi, wordt er blij van. En toch wilde de componist het na de première nooit meer spelen. Hij heeft nog pogingen gedaan een betere versie te maken, maar dat is hem niet meer gelukt. Het grote mysterie is dat we niet weten wat hem ongelukkig maakte. Misschien zijn er theorieën over, maar voorlopig genieten we met volle teugen van de energie, de prachtige melodieën, de opgewektheid. Zelfs het laatste deel, verrassend genoeg in mineur, laat je met een goed gevoel achter: 
En dan nog even over de dirigent. We kennen Maxim Emelyanychev nog niet, maar de berichten zijn veelbelovend. Een van die debuten waar ik me enorm op verheug en waarvan je je misschien achteraf, ook als publiek, gelukkig mag prijzen als je daar bij bent geweest. Ik leerde hem als luisteraar ooit kennen als continuo-speler in opnames van Mozart-opera's. De interpretaties van inmiddels ster-dirigent Currentzis konden mij weinig bekoren - ik hoor nog steeds niet bij zijn fans - maar wat deze man tijdens de recitatieven voor toeren op het klavecimbel uithaalde was helemaal raak voor mij. Hier is hij als dirigent aan het werk bij zijn orkest in Schotland: 
Is dit een perfect programma? Zeker niet. Dan had er meer onbekend repertoire, liefst een wereldpremière op moeten staan of een nog originelere opbouw moeten hebben. Maar ik kan me levendig voorstellen hoe er een grote glimlach op het gezicht van de bedenker zal zijn verschenen toen deze stukken zo op papier stonden. En met reden. Die glimlach deel ik graag. Het is een van de programma's van dit seizoen waar ik me het meest op heb verheugd en dat minstens zulke volle zalen verdient als laatst de Matthäus. Daarom wilde ik dit even kwijt.


vrijdag 7 april 2023

Meer Passietijd

 De eerste uitvoering hebben we inmiddels achter de rug met Peter Dijkstra als gids. Ik vraag me weleens af of we de Matthäus elk jaar moeten spelen, maar het is wel leuk dat er steeds weer een andere dirigent zijn licht over laat schijnen. Bovendien is het natuurlijk altijd een genot en inspiratie voor ons om te spelen. En te zien aan de volle zalen kan het publiek er ook geen genoeg van krijgen.

Dijkstra behoort tot de top van de koordirigenten. Vanuit de Gents heeft hij zijn sporen verdiend bij de grote radiokoren van München en Stockholm en leidt inmiddels al enige jaren het Nederlands Kamerkoor. Deze week mag Laurens Collegium bij ons van zijn ervaring profiteren. Dat is natuurlijk vooral te horen in de koralen en dan zijn we weer terug bij Brandts Buys, waar we vorige keer begonnen waren: 'In de handen van Bach worden harmonisatie en stemvoering tot zo'n machtig expressiemiddel dat de koralen vaak de meeste indruk maken van alle muziek in een passie. Hetgeen ook bedoeld en wenselijk is. Zij zijn immers de stem van de kerkelijke gemeente, de belangrijkste respons op de Goddelijke openbaringen.' En zo is het. En dan mogen wij ze ook nog bijna allemaal meestrijken.

BB loopt de koralen langs in zijn boek. Het zijn acht verschillende melodieën, vaak al uit de 16e eeuw, die de mensen kenden. O Haupt voll Blut und Wunden klinkt op een melodie die Hasse in 1601 voor een liefdesliedje componeerde en wat Paul Gerhardt in 1656 voor zijn gezang gebruikte. Vijf verschillende versen daarvan klinken en nog een andere tekst op dezelfde wijs, Befiel du deine Wege. Verschillende coupletten van O Haupt behandelen lichaamsdelen van Christus (Rhytmica oratio ad unum quodlibet membrorum Christi patientis et a cruce pendentis). 

Erkenne mich mijn Hüter de mond: 

Het hart komt in Ich will hier bei dir stehen (een halve toon lager dan de vorige en zonder fluiten):

In de tussentijd was de verloochening door Petrus aangekondigd. De mens is zwak.

Na de marteling en bespotting van Jezus, in deel 2, volgen twee verzen van het lied, nu vanuit een akkoord in mineur. Haupt en Angesicht: 

De rol van de koralen hebben in het tweede deel een andere functie. Ze reageren nu niet meer op zijn woorden maar op de situaties waarin Jezus terecht komt. 

Je kunt ze ook nog een keer na elkaar luisteren zonder partituur. De laatste, Wenn ich einmal soll scheiden is in een veel lagere ligging, over angst en pijn:


BB spreekt bij Ich bin's, nadat Jezus verklaard heeft dat een van Zijn discipelen hem zal verraden, over harde klanken en verbindingen, die uitdrukken hoe hard we tegen onszelf moeten zijn als we onze schuld beseffen. Dissonanten op büssen en gestanden en de tenor, de grote 'expressionist' bij Bach (lucky altviolisten!), die in de laatste maat meine benadrukt.

Kortom, de Matthäus Passion zit vol wonderen die het waard zijn te blijven bestuderen. Eigenlijk waren de koralen nog wat aan mijn aandacht ontsnapt. Iedereen kan daarvoor zelf in de partituur op ontdekkingstocht, met de zekerheid om schatten te vinden, maar een gids als Brandts Buys weet ik toch wel te waarderen.




 

maandag 3 april 2023

Passietijd

Het is voor mij niet elke Lijdenstijd prijs maar dit jaar doe ik mee met de Mattheus bij het Philharmonisch. Dat betekent dat partituur en literatuur weer tevoorschijn worden gehaald. Bachs meesterwerk blijft een bron van studie en inspiratie. En zo vlak na de Goldbergvariaties met Domestica in de Laurenskerk zitten we nog aardig in die sfeer. Voor de achtergrondinformatie heb ik dit keer het boek van onze landgenoot Hans Brandts Buys weer eens ter hand genomen. Hij schreef De Passies van Johann Sebastian Bach in 1950 dus het geeft niet alleen een beeld van het muziekwerk maar ook hoe er ruim zeventig jaar geleden tegenaan werd gekeken. Ik vrees dat het alleen nog maar antiquarisch te krijgen is maar zou het iedereen aanraden het eens te lezen.

Wat dat tijdsbeeld betreft is het hoofdstuk over de onwenselijkheid van coupures een sprekend voorbeeld. Nu is het echt ondenkbaar maar toen meer regel dan uitzondering. Grappig dat hij dan juist een romantisch dirigent als Bruno Walter aanhaalt die zich in zijn autobiografie nog voor deze zonde verontschuldigd had. En die het goedmaakte, in de herfst van zijn loopbaan, bij de New York Philharmonic, waar hij vanaf 1942 jaarlijks met de Saint Matthew Passion het seizoen afsluit. In het Engels, omdat de luisteraar dan meer meekrijgt van het verhaal. Met de vertaling schijnt hij zich overigens intensief te hebben beziggehouden. Het zonder coupures spelen kon een dure grap worden want de Amerikaanse vakbonden stuurden bij het overschrijden van een tijdsduur van drie uur, inclusief pauze, een fikse rekening. Er is een opname van gemaakt. Op youtube staat alleen de eerste helft: 

Hij had jaarlijks een vaste bezetting met als Christus de bariton Mack Harrell, vader van Lynn. Het tempo van het openingskoor zal velen doen denken aan Mengelberg, maar dat was toen normaal. Furtwängler, Karajan, ze deden het allemaal. De vraag is of je dat nu nog steeds, of weer, zo langzaam zou kunnen doen, en waarom dan eigenlijk niet. Interessant hoe smaken veranderen. Mengelberg heeft in Nederland een maatstaf gezet, maar wel altijd met coupures, waar hij in de loop der vele jaren mee bleef experimenteren. Zo ontbreken op de beroemde opname uit 1939 onder meer de 'Geduld'-aria en de scene vanaf de zelfmoord van Judas, inclusief de virtuoze vioolsolo. Gelukkig blijft er nog heel veel moois over. Ik las dat hij zich de jaarlijkse Mattheus zo toe-eigende, dat in de jaren dat hij rond Pasen in Amerika zat de uitvoeringen werden verschoven naar januari! Jammer dat hij toen niet een traditie in New York is begonnen, anders had Walter daarop voort kunnen borduren.

Dit was allemaal nog niet zo lang geleden toen Brandts Buys zijn boek schreef. Deze werd geleid door een ideaal om stijlbewuster Bach te spelen. 'Bachs muziek moet met een grote levendigheid en expressie worden gespeeld. Geen middel mag men ongebruikt laten om zijn muziek te laten overtuigen. Alleen twee dingen mag men niet: lawaai maken en het tempo verbroddelen. (...) De zogenaamde objectieve muziekmakerij der ouden is een fictie van onmuzikale en onartistieke musicologen.'  Wat BB adviseert is om stelselmatig met een groep musici te werken tot de beheersing van stijl is bereikt. Als lichtend voorbeeld noemt hij de Schola Cantorum van Paul Sacher in Basel. Wanneer volgt Nederland? Die achterstand is sindsdien ruimschoots ingehaald!

Het wordt interessanter als Brandts Buys over de bouw van het werk gaat filosoferen, en verschillende voorgangers bespreekt. Voor de verhoudingen van de verschillende delen beschouwt hij muziek als tijdkunst en zoekt hoe lang alles gemiddeld duurt. Voor het openingskoor hanteert hij 8'15".  Dat verschilt niet zoveel van de 8' die de Nederlandse Bach Vereniging in 2014 voor hun project All of Bach klokten, maar behoorlijk met Mengelberg, die met een groot ritenuto aan het eind bijna de 11' haalt. Als lengte voor het totaal noteert BB (die het stuk zelf ook vaak dirigeerde) 192'10" als een bruikbaar gemiddelde. Willem Pijper dirigeerde overigens veel sneller met 150' , terwijl de uitvoeringen van bijvoorbeeld Harnoncourt meestal niet ver onder de 3 uur komen. Als Pijper geen coupures maakte kan het al dan niet spelen van de herhalingen in de aria's ook nog een rol spelen. Waar BB met die tijdmeting vervolgens naar zoekt is waar de belangrijke momenten in het werk vallen. Precies in het midden wordt Christus neergezet als Zoon van God en beschuldigd van godslastering, vlak na de tenor-aria met gamba, 'Geduld'. Op 2/3 klinkt 'Aus Liebe', op 3/7 begint deel 2 etcetera. Getallen en verhoudingen spelen ongetwijfeld een belangrijke rol bij Bach, maar conclusies worden in dit boek niet getrokken. Hij komt wel met een interessante theorie over de kruisvorm die er in zou zitten waarbij het kortere eerste deel de dwarsbalk is die doormidden gesneden wordt door het langere tweede deel. Het snijpunt wordt gevormd door het recitatief waarin Jezus Petrus vertelt dat hij hem zal verraden (het midden van het eerste deel) en het recitatief waarin Jezus wordt geslagen en beschuldigd van godslastering (het midden van het hele stuk). 

BB komt nog met een zevental leidmotieven, of symboolmotieven, waarbij, naast het bekende kruismotief de koralen 'O Lamm Gottes' en 'O Haupt voll Blut und Wunden' een dominante rol spelen. De koralen, de aria's, het evangelie, ze worden allemaal uitgebreid behandeld in dit boek wat mij de komende repetities en concerten tot gids kan gaan dienen. Misschien vind ik nog tijd om daar wat opvallende elementen uit te pikken en op deze plek te benoemen.


 

zondag 12 februari 2023

Transfermarkt

Het lijkt wel alsof, net als in het voetbal, de transfermarkt van dirigenten bijna gaat sluiten. Drie belangrijke dirigenten en orkesten hebben binnen korte tijd hun keuze gemaakt. De beslissing van Lahav om naar München te gaan heeft ons natuurlijk het meest geraakt, maar ook bij de verlenging van Yannick in Philadelphia voelen we ons betrokken. De aanstelling van Dudamel in New Yorkis een ander verhaal.

Die had ik niet meteen verwacht maar voelt ook wel weer logisch. De binnenkort vertrekkende algemeen directeur Deborah Borda kent Dudamel goed van haar tijd in Los Angeles. Het orkest is op zoek naar een topdirigent en haalt hiermee  zeker een grote naam binnen. Groter dan de vorige keren met Alan Gilbert en Jaap van Zweden. Dudamel is een dirigent waar eigenlijk elk orkest wel mee wil werken, inclusief Wenen en Berlijn. Maar hij is ook een persoonlijkheid die nieuw publiek zal aanspreken, jongeren, minderheden, en daar zitten ze in Manhattan zeker ook op te wachten. Dat betekent nog niet meteen dat het een succes gaat worden, maar ze weten wel waar ze aan beginnen, als ik lees dat ze sinds 2007 26 concerten samen hebben gegeven. Dat kan een mooie toekomst opleveren voor orkest en stad, maar zullen ze nog wel even op moeten wachten.Want hoewel Jaap van Zweden volgend jaar stopt als chef, na betrekkelijk korte tijd, volgt Dudamel hem pas op in 2026. Toch is dat minder extreem dan het Concertgebouworkest dat al een aantal seizoenen zonder chef zit en Klaus Mäkelä vanaf 2027 als chef krijgt. Het zegt iets over de huidige situatie.

De Münchener Philharmoniker zitten in een vergelijkbare situatie. Valery Gergiev is daar afgelopen jaar als chef-dirigent de laan uitgestuurd en onlangs hebben ze in Lahav Shani een opvolger gekozen, ook met ingang van seizoen 2026-27. Dat betekent dat hij bij ons zijn contract niet verlengt en zijn orkest in Israël aanhoudt. Ik werd er niet blij van toen ik het bericht kreeg, maar als ik er langer over nadenk zitten er veel positieve aspecten aan. Toevallig las ik het toen ik met de trein langs Berlijn kwam, waar Lahav woont. Net als Rattle dat eerder genoemd had ziet hij de bereikbaarheid van München vanuit zijn woonplaats als een groot voordeel. Naar Tel Aviv zal hij wel moeten blijven vliegen, maar zijn geschiedenis met het Israel Philharmonic Orchestra is van een andere orde dan die van ons. Daar is hij opgegroeid, ook muzikaal, en zijn familie woont er. Ook de muziekwereld zou vast niet positief gereageerd hebben als hij die banden zou doorsnijden. We mogen blij zijn dat hij zijn contract tot 2026, nog ruim drie jaar, uitdient, waarin we nog hele mooie dingen kunnen gaan doen en rustig, (hoewel rustig ?), naar een opvolger zoeken. Altijd een interessant proces waar we de laatste paar keren niet slecht uit zijn gekomen.

Ik denk ook dat je kunt stellen dat hij naar een mooi orkest gaat, in een muzikale metropool, dat goed kan passen bij zijn stijl van muziek maken. Ondanks alle chef-dirigenten die er tussen hebben gezeten zijn de Philharmoniker voor mij nog steeds het orkest van Celibidache, en dat sluit mooi aan bij de traditie waar Lahav vandaan komt. Ik denk dat hij in een omgeving terechtkomt waarin hij zich prachtig verder kan ontwikkelen en als het ons lukt de band met hem aan te houden kunnen wij daar zelfs ook nog van profiteren. Dat doen we natuurlijk ook nog steeds in de samenwerking met Yannick. Hij beperkt al jarenlang zijn optredens hoofdzakelijk tot zijn orkesten in Philadelphia en Montreal en natuurlijk de Met in New York met een enkel uitstapje naar Europa. Loyaliteit is een belangrijke karaktereigenschap van hem. Zijn verlenging in Philadelphia is een teken dat het daar goed loopt, dat ze hun relatie kunnen verdiepen om mooie dingen te maken. De connectie met de stad en de diverse bevolking lijkt goed te werken en te leiden tot verrassende programma's en activiteiten, waar we ons in Rotterdam en elders in de wereld misschien door kunnen laten inspireren.

Eigenlijk allemaal goed nieuws voor de orkestenwereld dus, als ik het zo inschat. En een spannende taak voor ons om een passende opvolger voor Lahav te vinden.