zondag 10 mei 2020

Met de moedermelk

Af en toe komt er op facebook een challenge voorbij die gelukkig meestal aan mij voorbijgaat.
Het past niet zo bij mij en hoe ik met het medium omga.
Dit keer werd ik wel door twee vrienden uitgedaagd om '10 achtereenvolgende dagen een foto te plaatsen van een musicus die van invloed is geweest op mijn leven en bepalend voor mijn muzikale voorkeur'. Begeleidend commentaar niet gewenst en je moest zelf ook weer tien slachtoffers zien te vinden.
Ik heb beide keren deze handschoen laten liggen maar wil best eens op zoek naar wie in het verleden belangrijk zijn geweest voor de vorming van mijn muzikale smaak en persoonlijkheid.
Een beetje uit de losse pols, zeg maar, maar niet alleen met foto's.
En ook niet op achtereenvolgende dagen.
En dan begin ik, hoe kan het anders, met mijn moeder.
Misschien is dat niet de bedoeling van de challenge, maar in mijn geval is daar alle reden toe.
En geen beter moment dan moederdag.
Marian Beinema-Pars was in 1936 geboren op Oost-Java en overleed ruim drie jaar geleden in Middelburg. Daar was het ook dat ik het levenslicht zag en mijn eerste muzikale indrukken tot mij nam.
Ik weet niet hoeveel daar wetenschappelijk over bekend is, maar kan me niet anders voorstellen dan dat muzikale indrukken tijdens de maanden voor mijn geboorte - vanaf wanneer kun je horen?- hebben bijgedragen aan mijn vorming.
Ik moet haar hebben horen piano studeren en zingen als sopraan in het koor.
De Johannes Passion stond elk jaar op het programma en ze had het later ook wel eens over de Negende Beethoven, met al die hoge noten, die ze met een dikke buik stond te zingen, maar dat kan ook bij een van mijn broers geweest zijn.
De ritmieklessen die ze gaf, daar moet ik als foetus ook bij geweest zijn.
En later weer als kleuter, als leerling in de groep.
Ze gaf ritmiek volgens de ideeën van Dalcroze en was opgeleid aan het conservatorium in Rotterdam, toen nog aan de Mathenesserlaan.
Ik kwam laatst nog de advertentie tegen waar ze, begin jaren 50, als middelbare scholier waarschijnlijk op gereageerd had.
Lerares Rhythmische Gymnastiek, vak dat meisje bevrediging kan schenken.
Het is alsof je de stem van Philip Bloemendal erbij hoort.
Maar ik geloof zeker dat het haar bevrediging geschonken heeft - ook als werkende getrouwde vrouw in een tijd dat dat allerminst vanzelfsprekend was - en de talloze kinderen die daarvan mochten profiteren evenzeer.
Als ik me probeer te herinneren wat ik ervan heb meegekregen gaat dat vooral over het ervaren en uitdrukken van muziek met je lichaam. Het ging dan om hele simpele dingen als hoog en laag, hard en zacht, maar ook om het samendoen, het sociale aspect.
Ik weet niet of hier tegenwoordig nog iets mee gebeurt, misschien zijn er andere dingen voor in de plaats gekomen, maar het zou voor velen heel zinvol zijn.
En het kan niet anders of het heeft mij muzikaal gevormd.
Wat ik me daarvan nog levendig herinner waren de uitvoeringen in de schouwburg, samen met de leerlingen van de balletschool. De theater-sfeer achter het podium, waar ik mocht helpen toen ik wat ouder was, was een magische wereld, die me nog steeds erg aanspreekt.
Ik weet niet zeker waarom ze met de lessen gestopt is, maar ze is zich gaan toeleggen op muziektherapie met gehandicapten. Dat kreeg waarschijnlijk voorrang en daar is ze tot haar pensionering mee doorgegaan. Ik kan me voorstellen dat ze daar nog meer bevrediging in vond.
Mensen die moeilijk benaderbaar zijn kun je vaak nog wel met muziek bereiken, en dat was zeker een van haar grote talenten.

Dat communiceren met muziek gebeurde natuurlijk ook binnen het gezin.
Ik zie mezelf nog op de foto als jongetje met een tamboerijn en ik kreeg natuurlijk ook pianoles.
Pianoles heeft ze altijd gegeven, aan jong en oud, tot in de laatste maanden van haar leven:
Op de piano was ze heel handig. Met improviseren maar ook met het spelen van begeleidingspartijen, waar ik veel van profiteerde. En met een broer die viool speelde bleef dat natuurlijk niet beperkt tot cellosonates.We hebben aardig wat pianotrio's, op ons niveau, ingestudeerd en soms ook gezellige muziekfeestjes met andere Middelburgse families uitgevoerd.
En ik ben ervan overtuigd dat die kamermuziekervaring, luisteren naar elkaar, een mening vormen over hoe het beter kan, ook heel belangrijk is geweest voor mijn latere muzikale ontwikkeling.
Het waren overigens ook wel momenten waarop je lekker kon ruzie maken.
Geen idee overigens wat ik op deze foto met die strijkstok uitvoer.
Muziek maken heb ik dus voor een groot deel van mijn moeder geleerd.
Maar ook in het muziek luisteren speelde zij een belangrijke rol.
Het pianorepertoire dat zij speelde als ik in bed lag.
Ik denk dat ik me sommige stukken ook nog herinner, maar dat kan inbeelding zijn. Een impromptu van Schubert, Haydns Variaties in f . Pianomuziek als het zand van Klaas Vaak.
En later de concerten waar ze me mee naar toe nam.
De koffieconcerten, die toen in de jaren 70 in de mode waren, met alle mogelijke vooral Nederlandse ensembles. Concerten van het Zeeuws Orkest, waar solisten als Herman Krebbers en Tibor de Machula kwamen spelen. Maar misschien nog wel belangrijker in dit verhaal is het jaarlijkse Festival Nieuwe Muziek, waar in een laagdrempelige omgeving grenzen werden opgezocht en overschreden en de internationale top kwam. Feldman, Xenakis, Pousseur, Cage, het Arditti Quartet, Frances Marie Uitti. Ik ging vaak met haar mee en kreeg zo bepaald een gevarieerd beeld van wat er op muziekgebied allemaal mogelijk is.
Ook op het gebied van de oude muziek werden we overigens goed voorzien en voor mijn ouders was later een bezoek aan het Festival Oude Muziek vaste prik.
Alleen opera ontbrak in het aanbod. Dat heb ik later zelf in moeten halen.
En toen ik eenmaal 'in het vak' zat, volgde ze met veel belangstelling de concerten die ik speelde en programmeerde. Zelden miste ze onze Domestica-concerten in de Laurenskerk en ze had na afloop altijd zinvol commentaar, waar ik wat mee kon.
Kortom: de belangrijkste en meest langdurige invloed op mijn muzikale ontwikkeling kwam van mijn moeder.
En ik prijs mij daar gelukkig mee.













dinsdag 5 mei 2020

Schemering

We zijn inmiddels ruim anderhalve maand verder sinds het orkest besloot om niet naar Amerika te reizen en we elkaar als orkest voor het laatst zagen, voelden en hoorden.
Een groot deel van de maatschappij ligt stil en voor veel mensen wereldwijd zijn er grote zorgen, qua gezondheid, qua toekomstperspectief en financieel.
Met mij persoonlijk gaat het nog wel goed, maar ik kan niet ontkennen dat er veel sombere momenten zijn, zeker wanneer het dagelijkse nieuws tot je komt. Ik las altijd veel kranten en keek naar actualiteitenprogramma's maar heb mezelf nu wel op rantsoen gezet.
Gezondheid gaat boven alles maar gelukkig wordt inmiddels vanuit het Outbreak Management Team met nadruk gevraagd om bredere expertise en om daar bijvoorbeeld ook historici bij te betrekken. Leren van de geschiedenis, van eerdere vergelijkbare situaties, lijkt me een kans om de kwaliteit van te maken keuzes te verbeteren. En ik hou van geschiedenis.
Zo zit ik vol spanning te wachten op het nieuwste boek van Hilary Mantel, De spiegel en het licht. 
Zo vul ik dus een deel van mijn tijd met het lezen van boeken over het verleden, en dan met name ons culturele en muzikale verleden.
Ik probeer dat een beetje thematisch en in samenhang te doen om niet te verdrinken in alles wat me interesseert.
En om iets van discipline te behouden.
Deze week was de beurt aan de Duitse Romantiek. Dat is tenslotte ook de muziek die we in het orkest het meeste spelen, en nu dus met nadruk niet spelen.
Die Romantiek blijkt nog niet zo'n duidelijk begrip, maar waar je wel heerlijk in rond kunt dwalen en op alle mogelijke verbanden en parels stuiten.
Parels, zoals de gedichten van Eichendorff en de liederen die Schumann daarop maakte. Die Liederkreis opus 39 was nu mijn uitgangspunt. En je hoort dan bij het luisteren dat de componist innig vertrouwd is met de piano. Maar het zijn de zangpartijen, zeker in opnames van de groten, die me uitnodigen om mijn cello te pakken, de liederen te spelen en daarin hun klank en uitdrukking te benaderen. Van een Fischer Dieskau natuurlijk, maar in dit geval meer nog van tenor Peter Schreier en bariton Matthias Goerne. Heerlijk om te doen. En ik denk dat je daar als strijker veel van kan leren.
En ik ben zeker niet de enige die dat doet. Zo kwam het ook herhaaldelijk naar voren in de necrologieën van de onlangs overleden cellist Lynn Harrell. Maar bij hem was het niet de klank van zomaar een zanger, maar specifiek het geluid van zijn eigen vader, de beroemde Mack Harrell, overleden toen Lynn nog jong was, dat hem zijn leven lang bleef inspireren.

En vergelijk dat dan met het cellospel van zijn zoon.
Lynn Harrell is met zijn prachtige toon ook regelmatig bij ons als solist te gast geweest.
Een aimabele persoonlijkheid.
Hoe vaag Romantiek als begrip ook is, je denkt wel meteen aan zingen.
Of zoals Eichendorff geciteerd wordt aan het begin van Safranski's boek over het onderwerp:
Je hoeft het toverwoord maar te zeggen en de wereld begint te zingen.
En Schumann is een zanger op zijn piano en een dichter in zijn liederen.
Safranski noemt wel een aantal kenmerken, zoals een verlangen naar het verleden, herontdekking van het gevoel voor het wonderbaarlijke, een hang naar de nacht en naar poëtische mystiek, een gevoel van een nieuw begin na de Franse Revolutie en de Napoleontische oorlogen. Hij beschrijft het vooral als een Duits fenomeen maar beperkt het daar niet toe. En ook na de 19e eeuw zijn nog voorbeelden te vinden, tot op de dag van vandaag.
Maar voor mij toch eerst even die Duitse cultuur. En daar kan ook nog best een schilder bij. Uit de nalatenschap van mijn vader heb ik nog een paar prachtig uitgegeven boeken over Caspar David Friedrich staan. Dit is mijn kans om daar eens wat aandacht aan te besteden.
Hij is de oudste van dit drietal maar er zijn veel overeenkomsten. De ervaring van het oneindige, de angst voor de afgrond, voor een wereld zonder god, innerlijke eenzaamheid zie je overal in zijn schilderijen opduiken.
Eigenlijk ook nog wel actuele thema's in deze tijd.
Bij Friedrich is het ook vaak donker, een maanbeschenen nacht of het moment dat de zon opkomt of ondergaat. Dat brengt me op misschien wel mijn favoriete lied uit Liederkreis: Zwielicht.
In de schemering ziet alles er anders uit, kun je niets en niemand meer vertrouwen.
Was will dieses Graun bedeuten?
Aan die onzekerheid weet Schumann op een ongelooflijke manier klank te geven.
Hier voor de gelegenheid in een versie door een van de mooiste liedduo's die Nederland rijk is en die hopelijk ook snel weer in de concertzaal te horen kan zijn.
Het is prettig om zo zonder haast met dit onderwerp bezig te kunnen zijn.
Lezen, kijken, luisteren, spelen.
Hopelijk kan ik de vruchten daarvan in de nabije toekomst ook weer op het podium gebruiken.
En ondertussen zijn we natuurlijk ook bij het orkest druk bezig plannen te bedenken waarmee we ons in de nieuwe situatie kunnen laten horen en van waarde kunnen zijn.
Dat is een spannende uitdaging.
En een belangrijke verantwoordelijkheid.
Om niet verloren te laten gaan wat in meer dan honderd jaar is opgebouwd.
Of, om met de laatste regels van het Schumann-lied te spreken:

Manches geht in Nacht verloren -
Hüte dich, sei wach und munter!