donderdag 28 december 2017

Puur Weens 1

Ik heb al de gelegenheid gekregen om een toelichting te schrijven en mocht ook de meest recente aflevering van mijn column in Intrada aan de totstandkoming van 'mijn'  kamermuziekprogramma wijden. Toch is dat nog niet alles. Er is nog zoveel meer over te vertellen.
Ik vind het leuk, voor wie het interesseert, om te laten zien hoe alle muziek zijn eigen plaats verdient binnen het programma, hoe de keuze gemotiveerd kan worden, en wat het mogelijk gaat opleveren. Of het gaat werken zoals het bedacht is zal pas blijken tijdens het concert in de Jurriaanse Zaal op 10 januari.
Alles begon met de vraag om een programma te bedenken.
En waardoor laat je dan je keuze bepalen?
Er waren enige restricties maar geen aanknopingspunten, geen datum en geen link met de orkestprogramma's. Het jubileum van 100 jaar Rotterdams Philharmonisch Orkest viel in 2017/18, wat tevens mijn 25e seizoen bij het orkest is.
Ik deed mijn auditie in februari 1993 maar begon pas na die zomer officieel als lid van het orkest.
En er was nog een ander jubileum: 20 jaar Domestica Rotterdam.
Ik was niet bij de oprichting van dit kamermuziekensemble uit het orkest betrokken, maar heb er in de loop der jaren wel veel creativiteit in kunnen stoppen en inspirerende projecten mee mogen uitvoeren en organiseren. Het heeft ook gezorgd voor een speciale band met de collega's die daarbij betrokken zijn of zijn geweest.
En het is niet alleen die band die je met elkaar opbouwt, maar ook de ervaring van het samenspelen in kamermuzikaal verband, die de kwaliteit van een orkest positief beïnvloedt. Dat kan natuurlijk in gelegenheidsformaties, zoals meestal in deze serie, maar in de meeste toporkesten zijn wel een aantal vaste ensembles actief. Zo'n vast ensemble mocht best eens in het zonnetje gezet worden.
En dat bepaalde de keus voor de musici waarmee ik dit programma wilde spelen, met als voordeel dat je elkaar al goed kent en het daardoor sneller eens wordt over keuze van interpretatie. Bovendien kan ik dan repertoire kiezen wat we al eerder gespeeld hebben of later in de programmering van Domestica kunnen herhalen.

Mijn eerste keuze voor een centraal werk viel op Schönberg. De Kammersinfonie was destijds het werk waarmee Domestica in 1997 begon en er bestaat een mooie bewerking van voor vijf musici.
Om verschillende redenen kon dat plan niet doorgaan, maar is de gedachte aan Weense muziek wel blijven hangen. En daarmee een mogelijke thematische lijn. Als er één stad verbonden met een groot, misschien wel het grootste, deel van het repertoire dat we als orkest spelen dan is het Wenen. Niet alleen Mahler en Mozart, die prominent op de komende concerten van Yannick staan, maar ook Brahms, Bruckner, Beethoven, Johann Strauss, Schubert komen steeds weer voorbij.
En als tourneestad, met twee prachtige zalen, neemt Wenen een belangrijke plaats in voor het orkest. Dat begon al in mijn eerste seizoen , en heeft zich regelmatig herhaald, met een lekker hotel op loopafstand van beide zalen en een vast 'stamcafé' met een eerlijke en eenvoudige keuken op de hoek.
Bij een van die bezoeken hebben we met Domestica nog een optreden bij de Nederlandse ambassadeur in de voormalige woning van Richard Strauss mogen geven. Veel goede herinneringen.
Geen twijfel meer mogelijk: Wenen zou het thema worden en drie jubilea konden gevierd worden: 100 jaar orkest, 25 jaar lid van de cellogroep, 20 jaar Domestica Rotterdam.
Wien, nur du allein! vond ik een leuke titel. Een beetje ironisch ook. Alle muziek zou met Wenen te maken moeten hebben, maar de zin komt natuurlijk uit de operette-wereld van Robert Stolz, wat goed past in deze Nieuwjaarsperiode, maar totaal niet bij de muziek die we spelen.
Als ik de titels van de beide andere concerten in de kamermuziekserie zie, was Puur Weens ook wel een goed idee geweest.
Na deze lange inleiding zal ik in de volgende aflevering de keuze van de afzonderlijke werken nader toelichten.

woensdag 13 december 2017

Nog een keer kiezen

Je kunt natuurlijk nog eindeloos doorgaan met de keuzes van de vorige blogpost.
En misschien is het nadenken erover, het afwegen, wel boeiender dan de uiteindelijke keuze.
En kunnen we ons tegelijkertijd gelukkig prijzen met de ongelooflijke rijkdom aan schitterende muziek die we kunnen beluisteren en kunnen spelen.
En dan toch weer even een keus: Mahler of Bruckner.
Ze zaten allebei ruimschoots in de documentaire Yannick, die afgelopen zondag weer in Lantaren/Venster draaide. Bruckner domineert, met uitgebreide fragmenten uit repetities en concerten met de Achtste, maar ook Mahler biedt mooie momenten in de film, met muziek uit de Eerste en de laatste, de Tiende symfonie. Vooral de emotionele beelden in de dirigentenkamer na het concert in Edinburgh blijven hangen.
Bijna alle Mahlers hebben we met Yannick inmiddels gedaan, de Achtste komt nog dit seizoen, maar dat geldt zeker niet voor Bruckner. Een ondergeschoven kind?

De belangstelling voor de muziek van Mahler is de laatste decennia enorm gegroeid. Vroeger gold het als moeilijke muziek, tegenwoordig lijkt het bijna een garantie op een volle zaal. Misschien is dat wel te ver doorgeschoten.
Daar heeft Bruckner geen last van, en daarom alleen al verdient hij op dit moment mijn voorkeur.
Bruckner staat meer buiten de tijd, Bruckner is meer in evenwicht, Bruckner wordt nergens banaal, zoals Mahler bij tijd en wijle. Bruckner is ruimte, diepgang, zorgvuldige zich opbouwende climaxen.
Bruckner is het wonder van beginnen met een nauwelijks hoorbare klank, een harmonie van zachte strijkerstremoli, alsof het aura zichtbaar wordt, de atmosfeer voelbaar.
Het is religie en het is mystiek.
En Bruckner wint het omdat hij deze week op onze lessenaars staat.
De Vierde, met dat magische begin van strijkers waarop een eenzame hoorn zijn thema kan uitvouwen.
Yannick is voor beiden in de wieg gelegd, maar elke goede Bruckner-dirigent is automatisch goed in Mahler. Drie van mijn favoriete dirigenten, Furtwängler, Celibidache en in zekere zin Harnoncourt bereikten grote hoogtes en peilloze diepten in Bruckner, terwijl ze Mahler praktisch links hebben laten liggen.
Celibidache verklaarde zelfs dat de hele Mahler hem gestolen kon worden.
Dat kan ik niet met hem eens zijn, helemaal niet, toch blijft hij voor mij een inspirerende musicus.
Je moet dirigenten ook niet altijd horen praten over hun werk.
Meestal geeft Celibidache af op andere dirigenten als ignoranten, die geen idee hebben van hoe je muziek moet maken. En zijn uitleg over hoe het wel moet is vaak moeilijk te volgen. En hij vond opnames maar onzin, een slap aftreksel van de ware ervaring. Ik heb het twee keer meegemaakt in Amsterdam, Bruckner 8 en 4, met zijn orkest uit München. En hij heeft mij met die concerten overtuigd.
Furtwängler had ik ook graag mee willen maken, maar daar ben ik dan weer te jong voor.
Ik luister nog graag naar zijn opnames, in het besef dat ook dat maar een deel van het verhaal is, zeker ook zijn Bruckner. Hij heeft er wel zinnige dingen over te zeggen, toen hij in 1939 het Duitse Bruckner Gesellschaft toesprak. Het was natuurlijk de tijd van Hitler en hij sprak over het Überzeitliche in de muziek van Bruckner, waar op dat moment zoveel behoefte aan was. Er arbeitete nicht für das Heute; er dachte in seiner Kunst nur an die Ewigkeit. So wurde er der missverstandenste der grossen Musiker. 
Hij gaat ook in op de kritiek van vormloosheid en een overmaat aan sequenzen. Dat wil zeggen, hij gaat er eigenlijk niet op in, dat zou te ver voeren, maar zegt wel dat een kunstwerk niet bepaald wordt door het ontbreken van fouten, maar door die Kraft und Grösse der Aussage.
Furtwängler was natuurlijk ook een kind van zijn tijd. Harnoncourt kijkt er al weer heel anders tegen aan. Die ziet een persoonlijkheid die last heeft van een opvoeding en zich schuldig voelt als hij Wagner mooi vindt, ja zelfs vereert. En dat hij dat dan ging biechten. Een eenzame man. Maar ook iemand die geen voorgangers en geen navolgers heeft gehad: er ist in die Musikgeschichte hineinexplodiert. 
Een fascinerende figuur in de muziekgeschiedenis. En altijd weer fascinerend om zijn muziek te spelen. Zoals het moment dat hij in de finale van de Vierde naar het coda gaat. Volgens Yannick een visionaire passage:

 

donderdag 7 december 2017

Kiezen

Het is nergens voor nodig. maar soms is het best leuk om mensen naar hun voorkeuren in te delen. Naar hun muzikale voorkeuren in dit geval.
De wagneriaan tegenover de Verdi-fan.
De liefhebber van Debussy tegenover die van Ravel. Je kunt van allebei houden, maar je voorkeur bepaalt een stukje van je persoonlijkheid.
Prokofjev of Sjostakovitsj.
Così fan tutte, Don Giovanni of Le nozze di Figaro.
Er zijn er zeker nog veel meer te verzinnen en bij de meeste mensen zal het niet of/of zijn.
Zolang je niet hoeft te kiezen kan je overal van genieten, gelukkig maar.
Maar bij een gedwongen keuze zul je toch even goed moeten nadenken. Of is het louter emotie?
Verdi staat mij na aan het hart, Falstaff, Otello, La Traviata. Maar uiteindelijk zal de componist van Tristan, Parsifal en de Ring het toch winnen.
Ravel heeft fantastische muziek geschreven,  is waarschijnlijk de betere orkestrator, meer een perfectionist, maar Debussy past meer bij mij. Meer diepgang? Misschien. Of serieuzer, meer donker van kleur, dichter bij Wagner.
De verschillen tussen Prokofjev en Sjostakovitsj zijn misschien wel een beetje vergelijkbaar met die bij het Franse tweetal. Dan zou ik voor Sjostakovitsj moeten kiezen. Maar zo simpel blijkt het niet te zijn.
Sjostakovitsj staat zeker vaker op de lessenaars van ons orkest dan Prokofjev.
Hij heeft veel meer, namelijk 15 symfonieën geschreven, waarvan een aantal tot ons standaardrepertoire behoren. En evenveel strijkkwartetten, die her en der regelmatig gespeeld worden.
En hij werd van de ene dag op de andere de held van de Westerse wereld na de verschijning van de memoires opgetekend door Solomon Volkov, authentiek of niet. Terwijl Prokofjev zijn sterfdag met die van hun plaaggeest Stalin deelde.
En het meest populaire stuk voor de jeugd komt toch uit zijn pen.
Wie kent niet Peter en de wolf, of de Klassieke symfonie? De dans van de ridders uit Romeo en Julia?
Prokofjev is ongrijpbaar, schrijft in veel verschillende stijlen, kent humor en ironie en laat dat meer gelden dan Sjostakovitsj. En dat allemaal komt samen in zijn beroemdste ballet, Romeo en Julia.
Ik weet niet of het genoeg is om het duel te winnen, maar ik heb toch wel een zwak voor zijn muziek en zeker voor dit stuk, waar we deze week een suite uit spelen. Niet alleen ijzersterke muziek, maar ook heerlijk om te spelen.

Prokofjev stelde er al twee orkestsuites uit samen voordat het ballet eindelijk in premiere ging.
Uit die tijd is zelfs een door hem gedirigeerde opname overgebleven. Interessant voor de tempi en de klank:


En wat betreft de Mozartopera's: geef mij maar Cosí .