zondag 23 december 2012

Kunststadt Wien

Dat Wenen een hoogtepunt in het seizoen zou worden was op voorhand wel te voorspellen.
Maar in meerdere opzichten overtrof het nog mijn verwachtingen.



Natuurlijk allereerst de zaal: de Musikverein.
Ouder dan ik gedacht had. Ze vieren dit jaar hun 200-jarig bestaan, wat betekent dat Beethoven de eerste 15 jaar nog moet hebben meegemaakt. Dat heb ik me nooit gerealiseerd. Ik voel er toch meer de klank en de sfeer van Brahms en Mahler.
Het leuke van deze zaal is, dat je niemand hoeft uit te leggen waar je speelt. Iedereen kent de beelden van Nieuwjaarsdag. En wij zullen ze nu weer met andere ogen bekijken.
We hadden er al vaker gespeeld maar toch verbaas ik me weer over de lessenaars en de butsen in de harde houten vloer, die de hele geschiedenis lijken te hebben meegemaakt.



Een onverwacht, bijna vergeten, stukje van onze eigen geschiedenis zagen we daar ook: Dora Dmitreev.
Zij was lid van onze cellogroep tot haar pensioen, begin jaren '90, dus nog voordat ik in dienst trad.
Na haar afscheid is zij naar Graz verhuisd. Ze genoot nu weer volop van het orkest, dat volgens haar veel beter geworden was, en de aandacht van de collega's die haar twintig jaar niet meer hadden gezien.
Een feestelijke borrel na afloop in het naastgelegen hotel bood daarvoor nog ruime gelegenheid.
Het werd ons aangeboden door de Gildeleden die in grote getale waren meegereisd.
Zoiets wordt natuurlijk zeer gewaardeerd. Niet alleen de steun en de belangstelling, maar ook de mogelijkheid elkaar informeel te treffen en de kwaliteit van de hapjes en drankjes, zorgden voor een enthousiaste sfeer. Dat was ook op zijn plaats na dit succesvolle debuut van Yannick in de Gouden Zaal.
Ik weet dat hij gevoelig is voor tradities en hij zal zich zeker hebben laten inspireren door de wetenschap dat Mahler vaak op zijn plek gestaan heeft. Het leek voor mij zelfs of hij de opening van het langzame deel van de Vierde geschreven heeft met de klank van deze zaal in zijn hoofd, zo natuurlijk, zo moeiteloos mengde het geluid zich in dit gezang van de lage strijkers. Ruhevoll!
Een genot en een voorrecht om te mogen beleven.
Congratulations, Yannick!


Wenen is in deze tijd ook de stad van de kerstmarkten.
En het voordeel van twee aaneensluitende concerten op dezelfde plek, ook nog met hetzelfde programma, is een mate van vrije tijd, waarin je de omgeving in je op kunt nemen.
De mooiste kerstmarkt voor mij, de enige waar ik me tot kopen heb laten verleiden, was die op de Karlsplatz, pal naast de Musikverein dus. Het plein bevat, naast de barokke Karlskirche, ook een beroemd metrostation van Otto Wagner, maar ik was dit keer meer getroffen door twee gedenkstenen.
Op de ene stond Antonio Vivaldi vermeld, die daar in een ziekenhuis heeft gelegen en is overleden.
Het laatste concert dat we in november met Domestica Rotterdam in de Laurenskerk hebben gegeven, gewijd aan Vivaldi, was geëindigd met de onbevredigende mededeling dat hij in een onbekend massagraf terecht was gekomen. Maar nu hadden we dan toch in ieder geval zijn sterfplek gelocaliseerd.

De andere, vlak om de hoek, vermeldde de laatste rustplaats van Johannes Brahms.
Het is een gevelsteen tegen een modern gebouw in de Karlsgasse, waar Brahms decennia lang een appartement bewoonde en tenslotte ook zijn laatste adem uitblies.
Bijna geen componist die zo intensief en lang een stempel op het Weense muziekleven heeft gedrukt als deze Hamburger, maar een behoorlijk museum is er niet aan hem gewijd. Hoeveel stappen zal hij niet in die Musikverein hebben gezet?


De dag voor het tweede concert wilde ik in ieder geval het Kunsthistorisches Museum bezoeken.
Niet alleen hangen daar prachtige Rembrandts, drie zelfportretten naast elkaar!, maar ook misschien wel de mooiste Vermeer, De schilderkunst. We konden hem niet meteen vinden, maar werden door een suppoost naar een stille hoek geleid. Geen andere mensen! Rust! Ideale, bijna onwerkelijk omstandigheden om dit meesterstuk te kunnen genieten.
We waren in de eerste plaats gekomen om Albrecht Dürer te bewonderen, die onderwerp wordt in onze volgende serie Lof&Lust in de Laurens, maar daarover zal ik op de domestica-site verder berichten.
En passant pikten we ook nog een restje van het Klimt-jaar mee; de muurschilderingen boven in het trappenhuis kon je nu via een speciale stellage van dichtbij bekijken.

Die avond zouden we weer voor een volle en voor Weense begrippen enthousiaste zaal onze, of moet ik zeggen 'hun' ?, Beethoven en Mahler spelen. We kennen de ruimte dan alweer iets beter en dat tilt het concert voor mijn gevoel naar een nog iets hoger plan. Met een goed gevoel kan het orkest de volgende dag naar huis terugkeren.



Ik blijf met een tiental musici achter om namens het orkest acte de présence te geven bij de heer van Wulfften Palthe, onze ambassadeur in Wenen. Er is ons gevraagd een concertje in de Residentie te verzorgen, als opening van een serie van drie bezoekende Nederlandse gezelschappen. Het KCO volgt in januari en Janine Jansen sluit de rij in het voorjaar. We hebben, als Domestica Rotterdam, een programma samengesteld uit vier seizoenen Laurenskerk, aangevuld met Mozart. Wim Steinmann gaf tussendoor steeds een korte toelichting, waarbij de verhalen over de moordende Gesualdo en de gevechtsscenes bij Biber natuurlijk de meeste indruk maakten. De Engelse ambassadeur konden we met Purcell blij maken en uit Rotterdam hadden we onze eigen Hellendaal meegenomen.


De toegift zou een eerbetoon aan de eerste eigenaar van de villa worden. Richard Strauss had het huis in 1925 laten bouwen en er jarenlang, vooral tijdens de wintermaanden, met zijn zoon in gewoond. Het pand is nog steeds eigendom van de familie en wordt door de Nederlandse ambassade gehuurd. De ambassadeur bood ons een prachtig boekje over de geschiedenis van het huis aan, en liet ons nog de twee werkkamers van de componist zien, die nog zoveel mogelijk in oorspronkelijke staat worden gehouden. Dat maakt zo'n bezoek al tot iets bijzonders.
Een walsje uit Der Rosenkavalier hadden we meegenomen, het beroemde lijflied van baron Ochs. Het was onder meer de partituur van die opera die Strauss had gebruikt om de grond voor het huis te kunnen kopen en het was ook de naam die op de roos stond, die we kregen uitgereikt na het spelen. Maar nog tijdens het spelen, was, op onverklaarbare wijze, een van de deuren opengegaan. Niemand kon het gedaan hebben.
Dat moet de oude Richard geweest zijn!
Laat Janine gewaarschuwd zijn, als ze daar zijn vioolsonate wil gaan spelen...



Wat nog volgde was een overheerlijk diner door ongetwijfeld een van de beste koks van de stad en de mogelijkheid met het gezelschap kennis te maken. Een bijzondere afsluiting van een gedenkwaardig bezoek aan Wenen.
De meeste rozen zijn in Wenen achtergebleven, bij Luis, mijn Spaans-Weense collega, die ruimhartig zijn prachtige Roggeri-cello had uitgeleend voor de gelegenheid. Want het instrumenten-transport van het orkest was natuurlijk al eerder vertrokken. We moesten tenslotte zondag ook nog in Dortmund spelen.

vrijdag 7 december 2012

Handtekening

Ik had in het vorige bericht de Vierde van Sjostakovitsj een signature piece voor het RPhO genoemd, maar aarzel of die term de lading wel dekt.
Wat ik me wel realiseerde gisteravond, toen ik voor de pauze naar het Vioolconcert luisterde, is hoe sterk Sjostakovitsj in zijn muziek altijd weer zijn handtekening zet.




Natuurlijk vooral met de vier noten d-es-c-b, waarmee hij zijn naam bedoeld: Dmitri S-C-H-ostakowitch.
In Duitse spelling en met de Duitse noot H, wat bij ons de B is.
Alleen in de tijd van de Vierde gebruikte hij die nog niet, en ik weet niet zeker of hij nog in het Tweede Vioolconcert zit. Maar er blijft nog genoeg over wat zo vaak en sterk in zijn stukken terugkeert, en daardoor zo persoonlijk wordt, dat je dat ook wel als handtekening kunt beschouwen.

Zo zijn er van die ritmische motieven, zoals de groepjes van 2 zestienden en een achtste noot, talloze malen herhaald, bekend van bijvoorbeeld Rossini's Willem Tell. Maar ook andere iets gecompliceerdere combinaties ga je meer en meer herkennen en worden soms obsessief ingezet. In die zin is hij niet te vergelijken met wie ook.



Een ander fantastisch effect is de afsluiting van het middendeel van de symfonie.
Wat hij daar met de combinatie van verschillende slagwerkinstrumenten doet vraagt erom tot symbool te worden benoemd. Hij herhaalt het effect in zijn Tweede Celloconcert uit 1966.
Een uitleg die je wel hoort is de associatie met de geluiden van ziekenhuisapparatuur, met alle mogelijke piepjes. Dat kan ik me beter voorstellen bij het concert en de Vijftiende Symfonie (1971), waar hij aan het slot ook iets dergelijks doet, dan in zijn werk uit de 30-er jaren.
Dan klinkt de theorie over gevangenen die met elkaar via de verwarmingsbuizen communiceren overtuigender. Maar je kunt ook denken aan zijn fascinatie voor mechanische poppen. En de marionet staat dan natuurlijk voor de mensen in de Sovjet Unie die geen eigen wil mogen hebben.
Luister naar Gergiev met LSO, vanaf 6:16:


En de eindeloos lange accoorden, die ik me vooral van zijn Kammersymphonie herinner, maar die ook weer aan het eind van de Vijftiende zit en in de Achtste, niet te vergeten. Het slot van de Vierde zal vast de eerste keer geweest zijn. Hier duurt ie zo lang, bijna honderd maten, dat ik de voorlaatste bladzijde maar niet meer omsla. Als je goed luistert naar de celesta, weet je wanneer het einde nadert. Hij verdwijnt de hoogte in, schijnbaar om tot een oplossing te komen. Of beter gezegd: 'zij'. En ze moet bijna de hele symfonie wachten tot ze eindelijk aan de beurt komt. Maar ze redt het niet; er komt geen oplossing. There is no exit aldus Maxim Sjostakovitsj.

En zijn liefde voor Mahler, die nergens sterker naar voren komt dan in deze Vierde. Vooral de finale, die met een treurmars in de fagot begint. (ook te horen in bovenstaand fragment).
Maar ook die celesta komt van Mahler, als ik mij niet vergis. Das Lied von der Erde was zijn favoriete werk.
Valery geeft een interessante visie op de verwantschap tussen beide symfonische reuzen in een artikel in Intrada. Hij vergelijkt de Mahlers tijd in Wenen met de spanningen van de jaren '20 en '30 in de Sovjet Unie. 'Wat ga je nu doen, Dmitri, met De Symfonie?'. 
Sjostakovitsj kiest hier voor een gigantisch orkestapparaat, zoals Mahler dat ook vaak deed, en beiden hebben een voorkeur voor extreme liggingen in bijvoorbeeld piccolo of contrafagot.
Maar het zijn ook de naïeve liedjes die worden verwerkt in het serieuze genre van de symfonie.
De Vierde van Sjostakovitsj zit daar vol mee, maar ook de Vierde van Mahler.
En die gaan we over een paar dagen met Yannick in Wenen spelen.
Eens zien of  we in de Musikverein een mooie RPhO-handtekening kunnen achterlaten.



maandag 3 december 2012

Signature piece

Mijn celloleraar raadde me vroeger weleens aan om bepaalde stukken paraat te hebben. Altijd in je geheugen en altijd in je vingers. Zelfs etudes hoorden daarbij. Je kunt ze spelen als je onverwacht iets nodig hebt, zelfs zonder partituur en zonder piano.
Ik heb die keuzes inderdaad af en toe gemaakt, hoewel ik er niet zo heel vaak mijn voordeel mee heb kunnen doen.

Maar bij het meedenken over het repertoire dat we als orkest spelen heb ik die vraag ook weleens gesteld.
Jaren geleden speelden we de Zevende symfonie van de onlangs overleden componist Hans Werner Henze.
Een zeer gecompliceerd maar interessant werk, dat bij het publiek in goede aarde viel.
Henze staat niet vaak bij ons op de lessenaars, dus ligt het voor de hand om een volgende keer je publiek met een van zijn overige symfonieën of andere orkestwerken te laten kennismaken.
Maar de discussie die ik toen aangezwengeld heb was of we ons publiek niet een beter product zouden leveren door dezelfde symfonie, met de ervaring van de eerdere concerten, in een van de volgende seizoenen eventueel met een andere dirigent te herhalen. En daarna nog een keer. Dat is de manier waarop we het standaard repertoire benaderen.

We zijn er toen niet uitgekomen en hebben de symfonie nooit meer gespeeld.
Hedendaagse muziek vormt een te klein gedeelte van onze programmering en trekt waarschijnlijk ook onvoldoende publiek om ons die luxe te kunnen veroorloven.
Maar ik moet er aan denken nu de Vierde symfonie van Sjostakovitsj weer op onze lessenaars staat.

Ik herinner me de eerste keer nog goed.
Ook de dirigent was voor mij nieuw: Gennadi Rozhdestvensky.
Een fenomeen!
Met een minimum aan bewegingen en een enorm assortiment aan gezichtsuitdrukkingen wist hij de inhoud van de symfonie en zijn interpretatie daarvan op ons over te brengen.
Ik heb hem later nog in verschillende andere programma's heb meegemaakt. De humor en relativering bleef. Maar nooit meer maakte hij zo'n verpletterende indruk als die keer. Ik weet het jaartal niet meer. Rond 1994 moet het geweest zijn.


Niet veel later, november 1996, kwam Bernard Haitink met dezelfde partituur.
Een heel ander soort dirigent, met een grote beheersing van de structuur van de gigantische symfonie.
Weinig Westerse dirigenten heb zo een lans gebroken voor het werk van Sjostakovitsj als juist onze landgenoot. Prachtige uitvoeringen, maar ik herinner me ook nog zijn wanhoop toen de celestaspeler zijn motieven in de coda van de finale maar niet op de juiste plaats kreeg. Dat was in Antwerpen, in de Singel.

En dan Gergiev natuurlijk, een jaar later, die als geen ander het onvermijdelijke, het onontkoombare in de muziek naar voren brengt. Als de waanzin ten top wordt gevoerd met een pijnlijk aantal herhalingen van eenzelfde motief twijfel je bij hem geen moment aan de logica en de noodzaak.
We zijn, ondanks de gigantische orkestbezetting, er nog mee naar de Verenigde Staten geweest, waar we ook, als onderdeel van een complete cyclus, zelfs de Derde speelden.. Die zullen we vast niet vaak meer doen.



Die stond ook niet op het programma van het Gergiev Festival 2001: Sjostakovitsj. The War Symphonies.
De Vierde stond op de openingsavond van 13 september geprogrammeerd. Het orkest werd geformeerd uit leden van het RPhO en het orkest van het Mariinsky Theater.
Twee dagen daarvoor hadden zich twee vliegtuigen in de torens van het World Trade Center in New York geboord en was er een heel andere oorlog begonnen. Gergiev zat vast in Los Angeles want het luchtruim was voor enkele dagen gesloten. Via Mexico, dat hij met de auto kon bereiken, is het hem wel gelukt Rotterdam te bereiken, maar niet meer op tijd.
De Vierde werd overgenomen door Maxim Sjostakovitsj, zoon van de componist.
Niet helemaal een dirigent van hetzelfde niveau maar natuurlijk zeer ingevoerd in het repertoire.
Toen de Vierde werd gecomponeerd was Maxim nog niet geboren, maar bij de verlate wereldpremiere in 1961 was hij 23 jaar, dus daar moet hij veel van hebben meegekregen.
'In the Fourth there is no exit.'
Onder deze omstandigheden en in de samenwerking met de collega's uit Petersburg werd het een gedenkwaardige avond.


De laatste die het stuk met ons heeft uitgevoerd was Mark Elder, nu een jaar geleden.
Sir Mark is een Engelse gentleman en een uitstekende dirigent, die bovendien goed van de tongriem gesneden is. Hij houdt bij zijn concerten altijd een mondelinge inleiding en dit keer kwam er een emotioneel betoog over de moeilijke omstandigheden in de Soviet Unie van de jaren '30 en de doodsangst waaronder Sjostakovitsj moest leven. Voor het publiek was dat een zinvolle introductie, maar je merkte ook dat het orkest extra geïnspireerd was door het verhaal.
Tijdens de repetities had hij zich laten ontvallen dat hij merkte hoezeer deze muziek in onze genen zit, hoe veel beter we het idioom blijken te kennen dan de Amerikaanse toporkesten waarmee hij het recent had uitgevoerd.

Hoewel er natuurlijk inmiddels veel orkestleden zijn die het bovenstaande niet allemaal hebben meegemaakt, geloof ik wel dat dit juist een stuk is dat we echt goed kunnen spelen, waarschijnlijk beter dan veel andere symfonieën.
Hoe moet je dat noemen?
Een 'warhorse', een 'signature piece'?
Ik kan er geen Nederlandse term voor bedenken.
En zeker als Valery er voor staat verwacht ik memorabele concerten.