vrijdag 28 april 2017

Herinnering

Een groot deel van ons vak als orkestmusicus is gebaseerd op ervaring, op herinnering aan eerdere uitvoeringen van dezelfde muziek. Of van soortgelijke muziek, eenzelfde idioom, waardoor je weet wat je ongeveer kunt verwachten.
Dat is een onmisbare hulp bij het bepalen van timing, van dynamiek, van het kleuren van je toon, van bijna alles eigenlijk, als aanvulling op de aanwijzingen in je partij en de informatie die je van de dirigent krijgt. Zeker als je het vak op hoog niveau wilt uitoefenen.

Maar datzelfde geheugen, die kennis van het repertoire zorgt er ook voor dat je in de muziek die je speelt altijd weer muziek van anderen hoort. En met bepaalde collega's ontstaat dan weleens een spel van het vinden van de beste associatie, en komen allerlei scenes uit Wagners Ring des Nibelungen, Debussy's Pelleas of Stravinsky's Vuurvogel op tafel.
Vooral Wagner blijkt in ons symfonische repertoire, vanaf het eind van de negentiende eeuw nogal wat sporen te hebben nagelaten. Zeker bij een componist als Dvorak, hoewel die meestal in de invloedssfeer van diens tegenpool Brahms wordt geplaatst.
Maar vorige week hoorde ik in zijn Stabat Mater een passage uit voor mij volkomen onverwachte hoek. En bepaald niet verstopt, want niet alleen driemaal in het openingsdeel, maar ook nog een keertje in het afsluitende Quandus corpus morietur. 
Onvervalste Verdi!
Het lijkt er sterk op dat de Bohemer Dvorak hier de Italiaan Verdi citeert met een wending uit diens Requiem.
Het zou bewust kunnen zijn, want als Dvorak in februari 1876 met componeren begint heeft de dodenmis van Verdi net twee jaar daarvoor voor het eerst in Milaan geklonken.
Maar het lijkt voor mij, ondanks het verwante genre, zo'n onwaarschijnlijke invloedssfeer.

Maar hier zijn de voorbeelden.
Dvorak (vanaf 0:30):

  
En dan Verdi (vanaf 1:04):


Er zijn nog andere delen die iets minder concreet naar Verdi klinken, zoals het achtste deel, Fac ut portem, de manier waarop beide zangers gecombineerd worden en zo'n passage vanaf 2:42, met die doorgaande beweging onder melodie:

Als ik Michael Steinberg (Choral Masterworks) er op nasla noemt hij allereerst Schubert en de Onvoltooide symfonie en Beethovens Missa Solemnis, maar Verdi komt ook voorbij.
Zou hij het Requiem hebben gehoord?
Misschien is het waarschijnlijker dat hij de partituur in handen gekregen heeft.
Bovendien kende hij zijn Verdi uit de tijd dat hij zijn boord als altviolist in de opera verdiende, met Il Trovatore vast op het repertoire.
Verdi's werk kent veel meer dramatiek, veel meer contrasten.
Al die langzame tempi maakt het Stabat Mater tot een lastige uitdaging.
Volgens Steinberg: 'A sensitive conductor not averse to flexibility and with a truly comprehensive view of the entire score knows how to make the work breathe and flow.'
Als voorbeelden uit het verleden noemt hij Kubelik en Talich, de dirigent van bovenstaande fragmenten. Beiden Tsjechen, net als de enige tijdgenoot die wordt genoemd: Jiri Belohlávek.
En hij was het die ons door de partiuur heeft geleid.
Met of zonder Verdi.

zondag 16 april 2017

Lijdenstijd

De Lijdenstijd is weer voorbij voor dit jaar.
Een lijdenstijd in de kerkelijke kalender maar voor menige (barok)musicus een drukke tijd vol passies, en daarmee een gevulde beurs.
Van Mattheus naar Johannes en weer terug.
Ook ons orkest doet de laatste jaren weer mee aan de 'Mattheus-traditie', die inmiddels kan worden beschouwd als een stevig onderdeel van onze Nederlandse culturele identiteit.
Fantastisch om te spelen voor de musici en ook het publiek waardeert het steeds weer.
En het biedt de kans om met verrassende dirigenten voor de dag kunnen komen, zoals dit jaar.
Nathalie Stutzmann, een succesvol zangeres, is gaan dirigeren en blijkt het in de vingers te hebben.
Haar Nederlandse debuut smaakt naar meer, als je het mij vraagt.
Misschien de Johannes in de nabije toekomst. Of iets heel anders.
Want er zijn nog zoveel alternatieven, ook voor de dagen voor Pasen.
Het Stabat mater  bijvoorbeeld.
De pijn van Maria, als moeder van Jezus, bij het kruis.
Hoeveel componisten hebben die tekst niet op muziek gezet?
Pergolesi natuurlijk, maar ook Vivaldi, Poulenc (een paar seizoenen geleden nog met Yannick gespeeld, in december!), en zelfs Rossini en Verdi.
Komende week spelen wij de versie van Dvorák, met niemand minder dan Jiri Belohlávek.
Deze heeft al vaker bij ons een lans gebroken voor de muziek uit zijn vaderland.
Dat lijkt bij Dvorak misschien niet nodig, maar vreemd genoeg klinkt er van deze terecht populaire componist altijd maar een handjevol kaskrakers. De laatste drie symfonieën uiteraard, het Celloconcert en misschien eens een enkele Slavische Dans als toegift.
Met Belohlávek hebben we De Houtduif, een van die late symfonische gedichten, gedaan en de prachtige Symfonische Variaties.
Het Stabat Mater stamt uit dezelfde periode, als de componist tegen de veertig loopt, en het noodlot hem zwaar treft. Hij wordt dan een rouwende vader en de muziek onder de Latijnse tekst komt rechtstreeks uit zijn gepijnigde hart. Ook hij verliest een zoon, maar binnen korte tijd bovendien twee dochters en blijft met zijn vrouw kinderloos achter.
Deze indringende muziek zorgde destijds voor zijn internationaal doorbraak, maar klinkt relatief zelden in Nederland.
Misschien komt dat ook wel door de Mattheus Passion, die de lijdenstijd als het ware voor zich opeist. In het buitenland zijn prachtige opnames gemaakt met dirigenten als Harnoncourt, Herreweghe en Jansons.
Ik zou het niet erg vinden als we het onderhouden van de Nederlandse identiteit de komende jaren aan de talloze koren en orkesten in den lande overlaten en ons op de mooiste Stabat Maters (kan dit meervoud?) gaan richten. Daar kunnen we dan nog lang mee vooruit.
Van mij mag dat, zoals nu, dan ook nog wel buiten de week van de lijdenstijd.
Volgend jaar staat nog gewoon de Mattheus op het rooster, maar dan wel tot en met stille zaterdag.
Toch al een beetje over de grens dus.