maandag 28 januari 2013

Japan

Kort voor vertrek naar Tokyo nog even een paar woorden.



Ik ben niet voorzien van laptops of iPads dus ik verwacht op deze plek de komende twee weken even rust.
Ik heb wel beloofd, samen met collega's, enkele berichten naar het orkest te sturen, dus houd de site van het RPhO in de gaten.
We spelen met het orkest tien concerten in het het Land van de rijzende zon, van Toshiba en Yamaha, van Zen en van sushi.
Ik heb de laatste reis richting Azië gemist dus voor mij is het alweer een tijd geleden dat ik er geweest ben.
Ik ben benieuwd welke indruk het land en het volk dit keer op mij maakt en welke indruk wij daar achterlaten.
Maar daarover later.

Als afscheid een stukje Benjamin Britten, die zich ook door de cultuur, met name van het Noh-theater.
Curlew River:


zondag 20 januari 2013

Verrassende benoemingen

In Berlijn zijn ze er voorlopig vast nog niet uit.
Maar het bericht over de beslissing in Berlijn was nog niet koud of onze oosterburen brachten alweer een volgende verrassing: Valery Gergiev gaat Maazel opvolgen bij de Münchner Philharmoniker.
Een topdirigent naar een toporkest.
Lijkt een natuurlijke gang van zaken.
En toch heb ik me erover verbaasd.



Valery heeft sinds jaar en dag zijn hart en zijn agenda verpand aan het Mariinsky in Sint Petersburg.
Daar zal niet snel iemand tussen komen.
Wij mochten als Rotterdams Philharmonisch aanschuiven en hebben gedurende vele jaren mooie en spannende dingen gedaan. Ik ben blij dat we elkaar nog met enige regelmaat op het podium treffen.
Londen en het LSO, een orkest met een grote reputatie, dat gewend is om met weinig repetitietijd concerten en tournees te doen, leek een logisch vervolg. Zou hij daar nu afscheid gaan nemen of zijn agenda anders indelen?
Het is trouwens nog niet helemaal zeker, want de 'Stadtrat' gaat hier in de Beierse hoofdstad over, en die behandelen het voorstel komende woensdag. Dan zal ook duidelijk worden hoeveel tijd hiermee in het geding is.



Ik ken de Münchner Philharmoniker vooral als het orkest van Sergiu Celibidache, die twee keer naar Amsterdam kwamen om een Bruckner-symfonie te celebreren. Eerste de Achtste, een paar jaar later de Vierde. Indrukwekkend vond ik het, inspirerend, niet te vergelijken met iets anders. Zo moet je Bruckner spelen. De tijd stond even stil. Nou ja, even? De Vierde duurde toen wel anderhalf uur, geloof ik.
Maar Celibidache sleepte je mee in zijn langzame tempi, onontkoombare crescendi, eindeloze vergezichten.
Hij nam ook ruim de tijd om zijn programma's te repeteren, minitieus voor te bereiden.
Ik kan me voorstellen dat het orkest dat hij in de tachtiger jaren gevormd heeft nog steeds het orkest is wat nu in Gasteig zijn concerten geeft. Ondanks zijn opvolgers Levine, Thielemann en Maazel.
Thielemann paste het best in die traditie, in het cultiveren van een Duitse klank. Het is jammer dat hij met ruzie is weggegaan. Ook hij is een grandioze Bruckner-dirigent.
En wat zal Valery met het orkest gaan doen?
Hij heeft indruk gemaakt met een succesvolle Sjostakovitsj-cyclus, hoe kan het anders, en eind deze maand klinkt Bruckner 7 in combinatie met Goebaidoelina. Twee mystici.
Als het gaat werken, en dat hoop ik, kan het iets heel bijzonders worden.



Maar er waren nog andere benoemingen die de aandacht waard zijn.
Het Houston Symphony benoemde Andrès Orozco-Estrada, een 35-jarige Colombiaan, tot opvolger van Hans Graf als chef-dirigent. Twee jaar jonger dan Yannick, met ook zo'n moeilijk te onthouden dubbele achternaam, die desondanks de laatste tijd steeds vaker genoemd werd. Vermoedelijk wel iemand om in de gaten te houden.



Dat geldt zeker ook voor de opvolger van David Zinman bij het orkest van de Tonhalle in Zürich.
Een prestigieuzere post en een gerenommeerder orkest.
Zij kozen eind oktober voor de 26-jarige Lionel Bringuier, Fransman en enige jaren 'resident-conductor' in Los-Angeles bij Dudamel. Zijn naam werd ook in verband gebracht met de opvolging van Maazel in München, maar daar kiezen ze duidelijk voor een andere richting.
Om mee te maken of Bringuier werkelijk zo'n fenomenaal talent is, hoeven we niet lang te wachten.
Komende week staat hij bij ons in Rotterdam, met prachtig Frans repertoire. Alle reden om naar de Doelen te komen en met eigen oren een 'oordeel' te vormen.


dinsdag 15 januari 2013

Leeftijd

Het grote nieuws in orkestenland afgelopen week was natuurlijk het bericht uit Berlijn waarin Sir Simon zijn vertrek als chef-dirigent van de Philharmoniker aankondigde.
Of beter: dat hij zijn contract na 2018 niet zal verlengen. Want de komende vijf seizoenen verandert er in dat opzicht nog niets. Rattle verschaft zo zeer tijdig de duidelijkheid die het orkest in de gelegenheid stelt om zorgvuldig een opvolger te kiezen.



Dat proces zal zich in de eerste plaats in de beslotenheid van de orkestvergaderingen en search-committee-meetings afspelen, maar de speculaties en adviezen volgden elkaar op internet in hoog tempo op. Op die manier kan iedereen een woordje meespreken, wat interessante en natuurlijk ook soms onwaarschijnlijke keuzes oplevert.



Bovenaan de lijst staat voorlopig Christian Thielemann.
Het Duits-romantische repertoire, de muziek waar het orkest in de jaren van von Karajan en daarvoor ook Furtwängler, vooral om geprezen werd is ook de sterke, misschien zelfs wat eenzijdige kant van Thielemann.
Als Duitser heeft hij zijn nationaliteit mee. Na een Italiaan en een Engelsman lijkt de drang om terug te keren tot de roots gegroeid.
Niet lang geleden heeft Thielemann met ruzie, die vooral over autoriteit leek te gaan, de Münchner Philharmoniker verlaten, en inmiddels is hij aan zijn eerste seizoen aan het hoofd van de Staatskapelle Dresden begonnen. Daar kan hij ook zijn Strauss en Wagner in de opera dirigeren. Dat is er in Berlijn nauwelijks bij. Toch lijkt een overstap na zes jaar naar de hoofdstad niet onlogisch. Want wie moet het anders gaan doen?



Daniel Barenboim wordt veel genoemd. Hij viel de vorige keer in de laatste ronde af ten gunste van Rattle, en leidt inmiddels belangrijke operahuizen in Berlijn en Milaan. Ook hij heeft een grote reputatie in de grote romantische werken en spiegelt zich in zijn musiceren regelmatig aan Furtwängler. Hij is geen Duitser maar wel een graag geziene gast. En inmiddels helaas al de zeventig gepasseerd.
Leeftijd lijkt voor meer kandidaten een onoverkomelijke hobbel. De generatie van Haitink (83), Maazel (82), Mehta (76) is toch wel te oud. Niet om te dirigeren, dat kunnen ze nog fantastisch, maar wel voor zo'n zware functie. Maris Jansons wordt dit jaar ook al 70.
Chailly zit met zijn 59 jaar in  een gunstiger uitgangspositie, net als Salonen (64). De mogelijke kandidatuur van Gergiev (59), lokt de reactie uit dat dan vliegveld Tempelhof heropend moet worden, zodat hij zo min mogelijk reistijd verliest.



Een andere categorie is de 'jonge honden'. Yannick (37) wordt natuurlijk genoemd, maar Dudamel (bijna 32), Nelsons (34) en Harding (37) worden misschien nog wel kansrijker geacht. Maar voor je veertigste als chef van Berlijn?
Karajan en Rattle waren allebei 47 toen ze begonnen. Die leeftijdsgroep lijkt nu schaars vertegenwoordigd, hoewel Yannick en Harding in 2018 ook al 42 zijn.
Ik zet mijn kaarten voorlopig nog op Thielemann.



Ook bij ons orkest komen veel jonge dirigenten. Vaak grote talenten, beloftes voor de toekomst.
Voor de afwisseling is het goed om dan ook wat oudere, meer ervaren orkestleiders op de bok te hebben.
Met kerst hadden we nog Boreyko, 55, maar na de jaarwisseling ging de teller al snel omhoog naar 68 (Slatkin) en zelfs 79 (Plasson).
Zoals je Thielemann associeert met Duitse muziek, is de Franse het terrein van Plasson.
De veteranen onder ons hebben nog goede herinneringen aan een Pelléas et Mélisande, de opera van Debussy, die hij begin 80er jaren dirigeerde, nog voordat DNO zich in de Stopera vestigde.
Dit keer ook Debussy, de Prelude a l'après-midi d'un faune, met een prachtige fluitsolo van Herman Kogelenberg. Hij is nog tot de zomer bij ons te horen, want daarna verhuist hij naar München, waar hij bij de oude Maazel de sterren van de hemel gaat spelen.
Christianne Stotijn was weer ontroerend in Les nuits d'été, en na de pauze presenteerde Plasson een originele visie op Bartok, groot bewonderaar van Debussy, en zijn Concert voor orkest. Ook Hongaarse muziek, gecomponeerd in Amerika, kan dan heel Frans gaan klinken.



Maar het publiek was misschien nog wel het meest verrast door de toegift.
Hij kondigde het stuk voor strijkorkest niet aan, dus menig toehoorder in de Doelen kwam vragen naar de componist en titel van het werk. Een manier om de communicatie tussen orkest en publiek te bevorderen dus.
Voor degenen die het niet hebben kunnen vragen: het was het Adagietto van Bizet, uit zijn eerste Arlésienne-suite. Er zijn collega's die de componist van Carmen als de grootste Franse componist beschouwen, en Plasson was een overtuigend pleitbezorger. Je kon horen waar Mahler zijn inspiratie voor het gelijknamige deel in zijn Vijfde vandaan had gehaald.


zondag 6 januari 2013

2013

Elk jaar heeft zo zijn jubilarissen in de wereld van de klassieke muziek.
De Gesellschaft der Musikfreunde in Wenen bestond afgelopen jaar twee eeuwen.
Maar in 1812 zaten ze natuurlijk nog niet in de Musikverein, dat in 1870 haar deuren opende. Ze begonnen in het paleis van Lobkowitz, dezelfde zaal waar Beethoven zijn Eroica ooit voor het eerst hoorde. Schubert is door de Gesellschaft als lid geweigerd en Brahms werd er in 1872 directeur. Een roemruchte geschiedenis.
Overigens leek Joop van Zijl in zijn commentaar bij het Nieuwjaarsconcert, in zijn vergelijking met het 125-jarige Amsterdamse Concertgebouw, de zaal met haar 200 jaar te feliciteren.
Hij had beter het Konzerthaus, de andere zaal van Wenen, kunnen noemen. Die vieren in oktober hun honderdjarig bestaan. Overigens was het in dezelfde maand, maar vijftig jaar later, dat Karajan de Philharmonie van Scharoun in Berlijn opende met de Beethovens Negende; 15 oktober 1963.
Her en der kan dus feest gevierd worden.

Misschien wel meer dan het afgelopen jaar.
Honderd jaar Pierrot Lunaire vond ik wel een belangrijke mijlpaal. Het is tenslotte één van de belangrijkste stukken van Schönberg, de vader van de Tweede Weense School. In 1912 in Berlijn voor het eerst uitgevoerd, maar nog steeds verontrustend modern.
Het feit is redelijk geruisloos voorbijgegaan.
Dat zal niet gebeuren met het eeuwfeest van de Sacre du printemps.
Decca bracht zelfs een cd-box uit met 38 verschillende uitvoeringen van Stravinksy's tophit!
Zou iemand die allemaal gaan beluisteren?
Wij spelen hem dit jaar ook nog met Yannick en niet alleen in de Doelen, maar zelfs in de zaal in Parijs waar de geruchtmakende wereldpremiere plaatsvond.
Een bijzondere eer, waar op deze plek zeker nog aandacht aan besteed zal worden.

2013 is vooral het jaar van twee opera-giganten, die al op het Nieuwjaarsconcert in Wenen klonken:
Verdi en Wagner. Beide geboren in 1813.
We zullen de komende maanden veel van en over ze horen. Te veel?

Minder aandacht zal gaan naar een derde steunpilaar van het muziektheater: Benjamin Britten, geboren in 1913. Ook hij heeft, naast een breed vocaal en instrumentaal repertoire, waaronder veel mooi cellorepertoire, een groot aantal meesterwerken voor de opera geschreven. En terwijl Wagner en Verdi zo'n jubileum nauwelijks nodig hebben, het misschien zelfs wel tegen ze zal gaan werken, zou het voor de verspreiding van het werk van Benjamin Britten goede kansen kunnen bieden. Wij zullen met het orkest een bescheiden bijdrage bij DNO leveren met een paar voorstellingen van Death in Venice, zijn laatste opera.
Opera Trionfo verricht deze week de aftrap met zijn voorlaatste opera, Owen Wingrave (1970).
Het was hier nooit eerder in het theater uitgevoerd, en oorspronkelijk voor de televisie gecomponeerd.


En wat gaat er gebeuren met Corelli?
Dinsdag is het 300 jaar geleden dat hij in Rome zijn laatste adem uitblies.
En aan het eind van deze maand zou Lutoslawski honderd zijn geworden.
Ik vermoed dat we er niet heel veel van zullen horen.



De Zaterdagmatinee heeft Karl Amadeus Hartmann dit seizoen in het zonnetje gezet, hoewel hij pas op 5 december 1963 is overleden. Het is zo'n componist die nooit echt doorbreekt maar, ook als programmeur, een belangrijke rol heeft gespeeld. Wij hebben, binnen korte tijd, ook in Rotterdam de meeste van zijn symfonieën al eens uitgevoerd, maar van een herhaling is het nog niet gekomen. Hulde voor de NTR.
Hindemith zou een goeie voor 2013-14 zijn, overleden op 28 december 1963.
Hij was een meesterlijk componist, vooral een goede ambachtsman, bovendien een virtuoos altviolist, die nogal eens werd weggezet als 'academisch'. Hin damit! Terwijl veel van zijn stukken het waard zijn om vaker gespeeld te worden. We zullen zien.



Francis Poulenc is voor een orkest niet makkelijk te programmeren.
Het Gloria hebben we nog weleens gedaan, en natuurlijk La voix humaine, met Cora Burggraaf in een prachtige enscenering van het Onafhankelijk Toneel, met ingang van dit jaar ter ziele. Maar een herneming zou zeer op zijn plaats zijn want niet alleen de componist, maar ook tekstschrijver Cocteau overleed in 1963.




Voor velen is 1963 natuurlijk vooral het jaar van de moord op Kennedy.
Ik was nog te jong, om te weten waar ik was toen dat gebeurde.
Maar 1963 was ook het jaar dat het Celloconcert in C van Haydn voor het eerst klonk, sinds het in een Praagse bibliotheek opdook. Het stuk ligt me na aan het hart, maar zal dit jaar niet vaker gespeeld worden dan anders. Dat hoeft ook niet.



Wat wel leuk zou zijn voor de cellisten onder ons en degenen die geïnteresseerd zijn in het 'echte' cellorepertoire is een schijnwerper op David Popper.
2013 als Popper-jaar.
Popper heeft veel cello-stukken geschreven, effectvolle muziek, maar de conservatoriumstudent kent hem in de eerste plaats van zijn opus 73, een bundel van veertig etudes onder de naam Hohe Schule des Violoncellospiels. Een hoeksteen uit het studierepertoire.
Sommige daarvan zijn het aanhoren zeker waard, maar het zijn vooral andere stukken die dit jaar veel gehoord moeten worden, zoals de Suite Im Walde, of het Requiem voor 3 cello's, de Spaanse dansen, de Elfendans, de Hongaarse rhapsodie en vele andere kleine meesterwerkjes. De stukken die de reizende virtuozen van de 19e eeuw in de salons speelden.
Maar misschien ook wel in de Musikverein, want hij was in de beginjaren van de zaal solo-cellist van de Wiener Philharmoniker. Eigenlijk hadden ze op 1 januari iets van hem moeten spelen.
Om het jaar goed te beginnen een uniek filmfragment van Emanuel Feuermann: