donderdag 7 december 2023

De zee

Na vele jaren orkestervaring denk je de ins en outs van het standaardrepertoire wel grotendeels te kennen, maar er blijven altijd mysteries over die ik niet heb kunnen oplossen. Een van die raadsels staat deze week weer bij ons op de lessenaars.  La Mer van Debussy. Halverwege het eerste deel zit een prachtige passage voor de cellogroep. Eigenlijk totaal onverwacht. Vierstemmig begint het met 8 spelers. Maar twee maten later verhoogt hij het tempo drastisch en vraagt hij om het dubbele aantal: 16 celli. Geen orkest speelt met zo'n grote sectie en niets in de rest van het stuk wijst er op dat ze voor de rest van de muziek allemaal nodig zijn. Een financiële aderlating, om van ruimtegebrek nog niet te spreken, voor zes maten1 En waarom?

Veel is lekker, dat kan ik me voorstellen. Maar dan moet je de andere groepen ook uitbreiden voor de balans. We hebben nog weleens een lessenaar toegevoegd, dan kom je op twaalf. Maar het voelt nog steeds raar en zonder reden behalve de aanwijzing in de partituur. Natuurlijk kun je af en toe de hele verhouding tussen de strijkers ter discussie stellen en misschien meer per stuk bepalen. Uitgangspunt bij ons voor het grote repertoire is meestal 16-14-12-10-8 voor 1e, 2e violen, alten, celli en bassen. Maar waarom meer 1e dan 2e violen? En meer celli dan bassen? Ik hoorde onlangs in Wenen een Tosca met 6 celli en 6 bassen, en dat klonk prachtig. Overigens zag ik op internet ook een registratie van La Mer met Abbado in Luzern. Het is niet helemaal duidelijk maar daar tel ik wel (bijna) 16 cellisten (vanaf 6:03). Maar dat is Abbado en Luzern, waar ze voldoende geld te besteden hebben voor de cultuur.







zaterdag 2 december 2023

Callas 100(platenkast 7)

 Op haar honderdste verjaardag, als de wereld overspoeld wordt door berichten over en herinneringen aan Maria Callas, kan ik natuurlijk niet achterblijven. Zij was zeker ook een van mijn heldinnen, mes heroines! Misschien meer nog later, in de tijd dat ik cd's luisterde maar ik vond nog wel een aardig stapeltje lp's: 

De belangrijkste is waarschijnlijk die beroemde Tosca, met De Sabata en Gobbi. Onovertroffen en nog steeds in nieuwe versies uitgebracht. Daar moet ik een keer rustig de tijd voor gaan nemen. Vandaag luister ik liever naar één van de vele live-opnames. Naar een moment in een opera, waar ik anders niet snel naar zou luisteren. Door haar artistieke kracht, haar unieke talent en drive wordt dat inspirerende moment zo boven alles uit getild, dat die vaak op mijn draaitafel lag. En ook nu weer zit zo'n plaat in een hele goedkope doos: Portret in Gold, Maria Callas, vol: 3. Bij de 5 platen zit ook de befaamde Medea van Cherubini, die ze in 1953 aan de Scala zong. Een onbekend werk met een toen in Italië nog onbekende dirigent. De Sabata zou het doen maar was te ziek om te dirigeren en Callas had op de radio een dirigent gehoord die haar zeer beviel: Leonard Bernstein. Zo werd een opera van Cherubini een enorm succes.

Het is één van haar belangrijkste verdiensten om juist het minder gespeelde belcanto-repertoire op het hoogste niveau op de planken te brengen. Later dat seizoen kwam Karajan naar Milaan voor Donizetti: Lucia di Lammermoor. Een stuk bekender dan Medea, maar ook niet meteen een componist die me aantrok. Totdat ik hoorde wat Callas en Karajan tot stand brachten. De opname is een jaar later in Berlijn gemaakt, waar het hele gezelschap in september 1955 voor twee uitvoeringen heen reisde. Karajan was net tot chefdirigent van de Berliner Philharmoniker benoemd en dirigeert hier het radio-orkest:
Vaak naar geluisterd, door betoverd en gefascineerd door een stem die eigenlijk helemaal niet zo mooi is. Klankschoonheid is niet het doel. Het gaat om het drama, om wat het karakter voelt, om zo in die rol op te gaan dat zingen bijzaak lijkt te worden. Deze plaat maakt op de A- en B-kant een vergelijking met Renate Tebaldi, die andere diva. De twee grote concurrenten in de Scala, eigenlijk in de hele operawereld, waarbij Tebaldi zeker de mooiere stem had. Ik weet niet of zij ook veel Donizetti zong. De directe vergelijking beperkte zich tot Puccini's Vissi d'arte, zoals ook op dit filmfragment:
Van beiden kun je zeker nog andere opnames vinden waarbij de vergelijking weer anders uitvalt en ieder zal zo zijn voorkeur hebben. We kunnen ons in ieder geval gelukkig prijzen dat we hier allemaal nog van kunnen genieten. En voor deze Callas-dag dan als afsluiting misschien wel het hoogtepunt uit die uitvoering in de Berlijnse uitvoering, die ik later pas ontdekte. De Waanzinscène:

The one and only...


zaterdag 28 oktober 2023

Platenkast 6. Messiaen

Tussen de juweeltjes van vroeger is het nu weer eens tijd voor een schijf, die aansluit op waar ik nu mee bezig ben. Deze weken staat Messiaens Kwartet voor het eind der tijden op de lessenaar en daar heb ik ook een mooie lp van in huis. Een op en top Nederlands product waar we trots op mogen zijn. Opgenomen en uitgebracht in 1980. In 2012 ook in een versie op cd, maar die is waarschijnlijk niet meer verkrijgbaar.

De uitvoerenden waren Vera Beths, George Pieterson, Anner Bijlsma en Reinbert de Leeuw. Als Rondom Kwartet heb ik hen dit stuk in de jaren 70 ook live horen spelen, en die indrukwekkende ervaring zal vast geholpen bij de aanschaf van deze Philips-plaat. Het was nog niet de tijd dat beide strijkers met elkaar getrouwd waren maar het samenspel is er niet minder om. Toch liggen de hoogtepunten in de solo-delen. De klarinet helemaal alleen in de vogelgeluiden en de strijkers elk in een oneindig langzaam tempo met liggende piano-akkoorden. 

Het zou één van die stukken worden waar ik enorm tegenop kijk, nog steeds. Uit bewondering, uit respect maar ook wel een beetje uit angst. Misschien is 'ongenaakbaar' de juiste term. Vanaf mijn studiejaren heb ik het met verschillende partners gespeeld en uiteindelijk hebben we het ook met mijn 'eigen' Domestica Rotterdam uitgevoerd. Johan Simons had voor de opening van Theater Rotterdam een productie gemaakt. waarin een indrukwekkende line-up van topacteurs teksten van onder meer Geert Mak, Primo Levi en Vasili Grossman voordroegen en wij het Quatuor speelden. Komende maand in de Breepleinkerk komen de verbindende teksten van Etty Hillesum.

Ik kan er niet omheen dat bij al die uitvoeringen het vijfde deel mijn bijzondere aandacht heeft: Louange à l'Èternité de Jésus. Een langgerekte melodie in een tijdloos langzaam tempo. Messiaen schrijft erbij: Jésus est ici considéré en tant que Verbe. En dat slaat dan weer op het begin van het Johannes-evangelie, één van mijn favoriete passages uit het Nieuwe Testament: 'In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God'. Ik herinner me niet of ik deze uitvoering van Anner Bijlsma vaak beluisterd heb, maar het zal me ongetwijfeld geïnspireerd hebben en ik vind het nog steeds een souvereine uitvoering, met een bewonderenswaardige beheersing van de stokvoering.


En dan moeten we het ook nog wel even over de platenhoes hebben. Wie zou bedacht hebben dat daar een gravure van Gustave Doré op moest? De Dood met een zeis en een zandloper hoort bij een beroemd gedicht van E.A.Poe, The Raven. Messiaen gebruikt wel vogelgeluiden, maar niet die van een raaf. En er zijn zulke mooie afbeeldingen van de Apokalyps, zoals de houtsneden van Dürer:

Of als het Frans moet zijn herinner ik me een prachtig wandkleed uit Angers:


  

zondag 22 oktober 2023

Platenkast 5 Nog geen genoeg van Schumann

Ik moet nog wel even bij Schumann blijven. Een van de beroemdste, populairste componisten - wie kent niet zijn Träumerei? - en tegelijkertijd ook ondergewaardeerd of misschien meer onbegrepe. Hij schreef een van de mooiste Celloconcerten, dat vaak niet het succes krijgt dat het verdient in de concertzaal. Om maar niet te spreken over zijn symfonieën, die maar weinig dirigenten en orkesten overtuigend kunnen uitvoeren. Of zijn strijkkwartetten. En dan is er nog veel repertoire wat bijna nooit uitgevoerd wordt, zoals de Faust-szenen of Das Paradies und die Peri. Dat waren ook geen stukken die ik op de plaat had. Naast de liederen was het natuurlijk de pianomuziek. Papillons, Kinderszenen, Carnaval. Van de Nachtstücke had ik een prachtige versie van Emil Gilels op een Russische persing. Veel gedraaid. Maar de ereplaats vandaag is voor Arturo Benedetti Michelangeli: Faschingsschwank aus Wien. Ik ben zelf net terug uit Wenen, dus dat komt goed uit.

Het is een plaat uit een box met tien lp's. Een curieuze verzameling live-opnames onder de titel The Classic Collection. Beetje obscuurOver de titel zal vast niet al te lang zijn nagedacht. Misschien wel over de keuze van repertoire en opnames hoewel ik daar geen systeem in kan ontdekken. Ik zal hem vermoedelijk voor een lage prijs uit een bak bij de V&D hebben geplukt, ofwel omdat een aantal van de uitvoerenden me aansprak of omdat ik bepaalde repertoire nog niet in bezit had.


 Furtwängler zit erbij met symfonieën van Tsjaikovski en Brahms, Bruno Walter met Mozart, Mitropoulos met Mahler. Ik zou ze nog eens moeten geen beluisteren. Misschien wel tekenend dat ik me alleen de enige zonder orkest kan herinneren: Benedetti Michelangeli, die op de andere kant een sonate van Chopin speelt. Alleen die Schumann, de b-kant van plaat 5, is blijven hangen. En dan van de vijf delen van Faschingsschwank vooral twee 'tussendelen'. 

Het Intermezzo is groots en meeslepend. Twee handen spelen drie partijen. In het midden een waterval aan snelle passages, ondersteund door een stevige baslijn, en in de discant een meeslepende melodie, romantiek ten top. Mit grösster Energie, zoals Schumann voorschrijft, maar ook met de diepste gevoelens. Daar kon ik vanbinnen mee meezingen op emotionele momenten. Ik weet niet of een andere uitvoering me ook zo zou hebben aangesproken, maar dit was degene die ik had. En ik kende de reputatie van Michelangeli wel, had hem graag live gehoord. Daar had ik zeker voor naar het buitenland gemoeten met alle risico's van afzeggingen. Een excentrieke artiest, een enigma, waar ik later nog een paar mooie cd's van heb gekocht.

Fascinerend om te horen hoe hij de basnoten timet op de melodie. Vaak net iets eerder. Is het gretigheid, is het expressie, is het gemaniëreerd? Het overtuigt mij volledig.

Maar het toppunt is de Romanze, het tweede deel. Eigenlijk maar een paar maten, nog een 3 minuten. Een dalende lijn wordt een paar keer letterlijk herhaald. Ongelooflijk om te horen hoe elke noot zin krijgt, zeggingskracht. Wat mij betreft een moment waarin je de hele groten herkent.


Ik heb deze in mijn studentenkamer vaak gedraaid zonder dar ik er verder iets over wist. Op de plaat staat nauwelijks informatie. Tegenwoordig kun je op internet bijna alles opzoeken en blijkt het onderdeel van een recital in Warschau te zijn uit 1955. Michelangeli was jurylid bij het Chopin-concours en had zelf blijkbaar ook een paar optredens. Er zullen vast kandidaten onder het publiek onder het publiek hebben gezeten. Misschien wel Vladimir Ashkenazy, die een tweede prijs won, na de Pool Harasiewicz. In ieder geval werd Michelangeli hoorbaar geïnspireerd tot grootse prestaties, zoals ook aan de rest van dit fenomenale recital te horen is. Maar dat maakt allemaal geen onderdeel uit van mijn intieme momenten met deze zwarte schijf.

Ik vond nog ergens een verslag van de gedenkwaardige avond:

We were all riveted by the very first bars of Bach’s Chaconne, as adapted by Busoni. Then we heard a dazzling version of Beethoven’s Sonata in C major Op. 2, passed through a vigorously youthful and fiery rendering of Schumann’s Carnival Pranks in Vienna Op. 26, to be finally enraptured by Brahms’s Variations on a Theme of Paganini! I remember how a silent shiver ran through the balcony of the National Philharmonic Hall, where I had my seat directly behind the jurors, all famous artists who gave their own recitals after the auditions for the competition contestants. One after the other, they expressed their ecstatic joy and undisguised amazement that such a thing as Arturo Benedetti Michel- angeli’s pianism could exist on this earth. It was a reaction of astonishment mixed with absolute rapture. The artist was called back many times, and gave several encores, consisting of Scarlatti’s Sonata, Mompou’s Canzona e Danza, and Chopin’s Waltz in E flat ← 9 | 10 → major, which had only recently been discovered and published. However, the audience did not want to let the artist go, and with continuous applause and ovations forced him to give further displays from the stage. Finally, the piano was closed up, but even that was of little help, and so some of the lights in the hall were extinguished. But the audience remained riveted to their seats, so moved were they by the rich sensations of such brilliant playing. And I had heard the embodiment of my artistic ideal!


 

donderdag 31 augustus 2023

Platenkast 4. Schumann

 Kiezen uit je mooiste lp's, hoe doe je dat? Het begin van deze serie was vanzelfsprekend. Goulds Goldbergvariaties heeft nu eenmaal een bijzondere positie die ik ook genoemd had in het interview in Intrada, waar dit allemaal begon. De Tweede Mahler als vervolg had direct te maken met de concerten bij het Philhamonisch. Bij de kennismaking met Mahlers symfonieën was de platenspeler voor mij destijds onmisbaar. Inmiddels heb ik dat repertoire al zo vaak en met zoveel dirigenten uitgevoerd en staan alle partituren in mijn kast dat er minder reden is om te luisteren. Toch was de ervaring interessant.

Ook de vorige aflevering had met orkestconcerten in Rotterdam te maken, hoewel het daarna nog een paar maanden duurde voordat ik een verhaal over de Vijfde van Beethoven en Karajan formuleerde. Twee iconen. En eigenlijk komt er dan teveel naar boven en moet je je vooral beperken om een leesbaar stukje te maken. Over de image, de marketing van deze dirigent en dat repertoire bijvoorbeeld. Hij had toch een soort monopolie, wekte vertrouwen en ontzag. Maar wàt maakte hem nou zo goed? Of was hij misschien niet zo goed als wij dachten? Als andere platen van hem aan bod komen hoop ik daar wel iets dieper in te duiken. Nu merkte ik dat ik vooral aansloeg op het uiterlijk van de platenhoes, de foto van Lauterwasser. Het logo van DGG, daar moeten we het ook nog een keer over hebben. Voor de afwisseling voel ik nu een behoefte aan kostbare kleinigheden, juweeltjes, die zeker zo belangrijk voor mij waren. Een eenvoudig lied van Schumann: Der Nussbaum.

Een kort nummer dat opviel, bleef hangen, me diep raakte binnen het brede repertoire op vijf langspeelplaten, een box met als titel Les Introuvables d'Elisabeth Schwarzkopf. EMI had er een hele serie van, waarvan ik later ook nog de 'onvindbare' kostbaarheden van Verdi en, dan inmiddels op cd, Wagners Ring kocht. Het was in een tijd dat je nog kon zoeken naar bijzondere opnames, voordat Youtube ermee vol stond. Schwarzkopf zal toen toch ruim vertegenwoordigd zijn geweest op de platenmarkt maar blijkbaar niet met deze uitvoeringen. Als echtgenote van een van de beroemdste en meest actieve opnameleiders, Walter Legge, had ze het voor het uitkiezen.

Een van hun grootste successen was Der Rosenkavalier met Karajan in 1956 in Londen, waar ze de Marschallin zong. In deze box kun je horen hoe ze, ook met Karajan, al in 1947 in Wenen een scene uit dezelfde opera, maar dan als Sophie, zingt. Heerlijk en waarschijnlijk nog steeds niet bij velen bekend: 

Maar voordat we al te veel uitweiden over al het andere moois, het is Der Nussbaum die me is bijgebleven. En waarom dan eigenlijk? De kracht van Schumann als liedcomponist? Dichterliebe is voor mij een van de grote meesterwerken uit de Duitse romantiek, maar daar draagt de tekst van Heine volop aan bij. En daar vormen de liederen een verhalend geheel. De Myrthen opus 25 zijn meer een bos bloemen en geschreven door Robert voor zijn Clara als huwelijkscadeau. 26 liederen, zoveel als de letters van het alfabeth en als het derde lied dan staat voor de C van Clara dan maakt dat Der Nussbaum nog extra dierbaar.

Julius Mosen, was geen dichter van het niveau Heine maar dat heeft voor een componist ook zo zijn voordelen. Of zoals ik toevallig vorige week bij Thomas Mann las: 'Ich habe oft sagen hören, ein Gedicht dürfte nicht zu gut sein, um ein gutes Lied abzugeben. Die Musik sei viel besser daran bei der Aufgabe, das Mässige zu vergolden. So glänzt virtuose Schauspielkunst am hellsten in schlechten Stücken.' (Doktor Faustus, hoofdstuk XXVII). Ik weet niet of de vergelijking helemaal opgaat. En ik snap Schumanns keuze helemaal als ik lees over de bloesems, die naar elkaar fluisteren over een meisje en een bruidegom over een jaar. De zorgeloze tedere melodie als van een volkslied zingt Schwarzkopf met alle aandacht voor detail. Tekstbehandeling tot kunst verheven. 'Zart' en 'zierlich' worden in de klank vertaald en het fluisteren bewaard voor het slot van het lied. Een enkele volgorde en zelfs een woord is veranderd. Maar, met alle waardering voor haar, is het vooral de pianist die me meeneemt. Vanaf de eerste maten, die eigenlijk een nazin vormen, die eindeloos herhaald gaat worden. Gerald Moore was in zijn tijd misschien wel de ideale liedbegeleider, had terecht een enorme reputatie. Hij speelt dienend, eenvoud in de hoogste graad, maar vertelt misschien nog wel meer het verhaal van de componist dan de sopraan. Ik kom niet achter zijn geheim, maar dat is misschien ook wel het mooiste. Een vergelijking met een latere opname van haar met Geoffrey Parsons werkt misschien verhelderend?
Wat meteen opvalt is het langzamere tempo. Raadselachtig, moeilijk te rijmen met het Allegretto in de partituur. Dat kan de invloed van de pianist zijn, maar misschien ook het ontbreken van Legge aan Schwarzkopfs zijde. Hoewel ik er lang niet meer naar geluisterd heb zijn mijn oren teveel gewend aan mijn favoriet. Tegelijk voel ik de behoefte om weer vaker het liedrepertoire tot me te nemen. Het hoeft niet altijd veel tijd te kosten en kan zo bevredigend zijn. Schumann natuurlijk, maar ook Schubert, Brahms, Wolf. Misschien zelfs Beethoven. Niet de eerste om aan te denken, maar wel het eerste nummer op de plaatkant voordat deze Schumann klonk. En ik kan me niet voorstellen dat ik die vaak heb overgeslagen. Met een tekst van Goethe. Over grote dichters gesproken.... Wonne der Wehmut: 

donderdag 24 augustus 2023

Platenkast 3. Beethoven 5

De tijd dat ik lp’s kocht om repertoire te leren kennen ligt inmiddels natuurlijk ver achter me. Dat kun je je nu helemaal niet meer voorstellen. Maar ooit was zelfs de Vijfde van Beethoven voor mij terra incognita en zou Karajan mijn gids worden. Ik heb weinig herinneringen aan die eerste keren dat ik luisterde maar zie de lp-hoes nog zo voor me. Het was een aanschaf via een boekenclub. Eens in de zoveel tijd moest je een boek uit de selectie kopen en als alternatief, voor als je niet kon kiezen, boden ze ook een beperkt aantal grammofoonplaten aan. Zo kwam deze opname, samen met de Zesde, in mijn bezit. Maar nu ik hem weer tevoorschijn haal, blijkt de hoes er toch anders uit te zien dan ik dacht.


De zwart-wit foto uit mijn geheugen siert niet de Vijfde maar de Pastorale. Een foto van onderaf genomen, de dirigent als heerser. De hoes van de Vijfde is anders, informeler en in kleur. Karajan meer luisterend dan bepalend wat er moet gebeuren. Vrijetijdskleding, met het boordje van een overhemd dat maar aan één kant boven zijn trui uitsteekt. Microfoonstandaards zijn zichtbaar dus de foto zal tijdens een opnamesessie gemaakt zijn. Maar het kan ook zijn dat de dirigent hiervoor geposeerd heeft aan de belichting te zien. Over de naam van de fotograaf geen twijfel: Siegfried Lauterwasser. Zelden zal een samenwerking tussen dirigent en fotograaf zo intensief zijn geweest als tussen hen. Ik weet niet precies welke rol Lauterwasser gespeeld heeft in het beeld en daarmee voor een deel ook het succes van de dirigent, maar zijn naam lijkt onlosmakelijk verbonden aan Karajans beeldmateriaal. Dit interview biedt daar nog een interessante blik op: https://www.youtube.com/watch?v=Ymj4H_vUl1M 

Gevoelsmatig zou ik de informelere foto eerder met de 6e dan met de 5e geassocieerd hebben, maar misschien zijn het twee verschillende edities, heruitgaven die in de uitverkoop moesten omdat er weer een nieuwe versie gemaakt zou worden. Zo heb ik ook nog een Negende, opgenomen in dezelfde periode, die er weer heel anders uitziet. Van alle keren dat Karajan alle Beethovens heeft opgenomen heeft deze eerste Berlijnse reeks de beste naam, zoals ook bevestigd wordt in dat filmpje. 

Ik herinner me niet goed wat me destijds zo heeft aangesproken. Er zit energie in, een vol orkest in een ruime akoestiek (de Jesus Christus Kirche), minder perfect dan ik gedacht had, maar zeer overtuigend. Wel wat weinig muziek voor een langspeelplaat.


Ik merk dat ik er nu weinig connectie meer mee heb. Waarschijnlijk heeft de ontwikkeling van de interpretatie in de loop der tientallen jaren met mensen als Harnoncourt en Brüggen het voor mij lastiger gemaakt om hier nog in mee te gaan. Het vibrato, vooral in de violen, vind ik vaak echt storend, terwijl het ook niet de magie heeft van sommige echte oude opnames. Toch zitten er zeker prachtige dingen in. De opbouw en het tempo van het tweede deel bevallen mij zeer. En de manier waarop hij tegen het eind van de finale tempo terugneemt vind ik heel overtuigend. Er zullen zeker nog steeds genoeg liefhebbers voor zijn, maar ik zoek de kwaliteiten van Karajan liever in ander repertoire. Daarover vast later meer. 






zaterdag 20 mei 2023

Platenkast 2 Mahler

Ik heb er weer met volle teugen van kunnen genieten, die Tweede Mahler afgelopen week. Ook al heb ik hem al vaker gespeeld, het is altijd weer een bijzonder spektakel. Dat geldt misschien voor elke symfonie van Mahler, bij ons ook meestal voorbehouden aan de chef of een andere hoog gewaardeerde dirigent, maar deze Tweede heeft nog wel wat meer toeters en bellen, koor, solisten, koperblazers achter het podium en een orgel als kers op de taart, dan de meeste andere. Zonder oneerbiedig te willen klinken, want het is prachtige en over de verschillende delen zeer gevarieerde muziek. Dat moet voor de collega’s die deze symfonie, of zelfs Mahler, wel voor het eerst speelden een overweldigende ervaring zijn geweest. Ook Lahav had hem nooit eerder gedaan, zei hij, wat verbazing wekt als je hoort hoe diep hij al in deze partituur is doorgedrongen. Ooit was Mahler voor mij onbekend terrein,  als speler en als luisteraar. De eerste noten die ik gespeeld heb waren de Lieder eines fahrende Gesellen, toevallig misschien wel de meest laagdrempelige binnenkomer. Met de Vierde symfonie als volgende halte viel het ook nog wel mee. Inmiddels is alles wel meerdere keren langs gekomen. Het nieuwe is er af, maar het blijft een zoektocht.

Bij het begin van die zoektocht had ik veel profijt van mijn platenspeler. Het was hard werken, het bleef lange tijd een weerbarstige materie om in door te dringen, maar ik had gelukkig die grote zilveren box van Philips, die alleen al door zijn volume meteen in het oog springt in mijn platenkast. Zestien zwarte schijven waarop Bernard Haitink zijn, toen nog niet koninklijke, Concertgebouworkest dirigeert in Mahlers Complete Symphonies. Echt compleet vind ik het niet zonder Das Lied von der Erde. De Tiende, door anderen voltooid, is dan nog een ander verhaal. Daarvan dirigeerde Haitink, net als Abbado en Bernstein alleen het Adagio, overigens de enige Mahler die ik ooit met hem in Rotterdam heb mogen spelen. Over zijn Tweede in 1990 hoor ik nog steeds veel lovende verhalen van collega’s die er wel bij waren en bij de Zevende, kort daarna, zat ik helaas ook nog niet in het orkest. Maar ik ben dus wel door Haitink de wereld van Mahler binnen geleid.

Ze golden indertijd als de standaard, deze platen, bekroond met een Edison, en ik kan nog wel horen waarom. Evenwichtig opgebouwde uitvoeringen met een helder klankbeeld, waardoor je prima hoort wat je moet horen. Ideaal dus voor mijn toen onervaren oren, die er nog steeds van kunnen genieten. De naam van opnameleider Jaap van Ginneken moet daarbij genoemd worden. Later, zeker na een overweldigend concert van Bernstein met de Negende, ging ik zoeken naar wildere uitvoeringen, extremer, spannender, dramatischer, hoewel de concertervaring, zo essentieel bij Mahler, met een opname nooit benaderd kan worden. Maar de uitvoering van Otto Klemperer, opgenomen tijdens een Holland Festival, ook weer in diezelfde zaal, komt aardig in de richting. Met deze ervaren dirigent, die ooit nog in aanwezigheid van de componist het bühneorkest in de Tweede gedirigeerd had, en die, net als Mahler, gepokt en gemazeld was in het operatheater en een soliste die weet dat ze niet lang meer te leven heeft ontstond in de zaal een uniek drama. Met haar unieke stem zong Kathleen Ferrier ontwapenend vanuit haar hart Der Liebe Gott will mir ein Lichtchen geben, wird leuchten mir bis an das ewig selig Leben, vlak voordat het orkest zich met een daverende Schreckensfanfare  in de finale stort. Hier hou je je ogen niet droog:

Het zou kunnen zijn dat deze week mijn laatste keer Mahler 2 maar zeker niet de laatste Mahler. Ik zie volgend seizoen alweer een uitdagende Zesde gepland. Iemand vroeg mij deze week naar mijn favoriet. 'Degene die we nu spelen' is dan een logisch en zeker ook eerlijk antwoord, maar los daarvan kies ik dan waarschijnlijk voor de symfonie die geen symfonie genoemd mocht worden, die ontbreekt in de zilveren box van Philips, Das Lied von der Erde. Twee prachtige platen had ik later aangeschaft, beide legendarische opnames. Op de ene dirigeert Klemperer, op de andere zingt Ferrier, met Bruno Walter als dirigent. Walter stond nog veel dichter bij Mahler en dirigeerde na diens dood de wereldpremière. Toch heb ik voorlopig een lichte voorkeur voor Klemperer, met Christa Ludwig en Fritz Wunderlich als prachtige solisten. Misschien moet ik ze toch nog eens rustig vergelijken.



maandag 8 mei 2023

Naar Mahler met een podcast?

De podcast als medium kan zich in een snel groeiende belangstelling verheugen. Onze koning bedient zich er van en ikzelf kan me, tot mijn eigen verbazing, inmiddels ook tot de fans rekenen. Ik moet er nog wel een geschikt tijdstip en plek voor vinden - onderweg, in de sportschool - en een weg zoeken in het enorme aanbod dat voorhanden is. Op dit moment zijn er een paar favorieten zoals Vullings en Van der Wulp voor de politiek, Femke van der Laan voor persoonlijke interviews en Benjamin McEvoy voor de wereldliteratuur. Af en toe een nieuw gedicht laten voordragen en toelichten door Ellen Deckwitz kan me inspireren maar op het gebied van de klassieke muziek heb ik het nog niet erg gevonden. Hoewel een nieuw initiatief van vier collega's er veelbelovend uitziet.


En als ik dan denk aan een groot, misschien wel ondoorzichtig, orkestwerk als de Tweede van Mahler, die we deze maand een paar keer spelen, kan ik me dat best voorstellen als geschikt onderwerp voor een podcast. Je zou er als luisteraar baat bij kunnen hebben als iemand je de weg wijst in het Mahleriaanse labyrint. Boeken zijn er genoeg, maar wie gaat die lezen? Er is gelukkig nog altijd een programmatoelichting die in de zaal zal liggen en via de website wordt aangeboden. Maar ons orkest biedt sinds enige jaren ook een podcast aan, waarin Floris Don, de man die de programma's verzint en Bart Diels, de man die ze verkoopt, met elkaar een boom opzetten over te spelen repertoire. Ik heb ze nog niet gehoord over deze Mahler maar het zijn twee wandelende muziekencyclopedieën, dus ik ga ervan uit dat er weer genoeg zinvolle informatie over het repertoire en wat dat voor ons orkest betekent in begrijpelijke taal over tafel zal gaan. 

Iets laagdrempeliger en meer gericht op de rol van de musici op en achter het podium is de gloednieuwe podcast die een 'blik onder de motorkap' belooft met als titel Een toontje lager.  Geen recept om het songfestival te winnen, zo is inmiddels gebleken, maar dat is ook niet hun bedoeling. Vol humor en persoonlijke verhalen boden ze in de eerste afleveringen bovendien regelmatig onverwacht interessante inzichten in de stukken die we spelen, dus dat kan bij Mahler ook iets boeiends op gaan leveren. Een aanrader!

Ook elders is wel wat te vinden. Onze klassieke radiozender heeft al een heel archief aan podcasts waaronder een Mahler-serie die in 2020 werd opgenomen voor het (afgelaste) Mahlerfestival in Amsterdam. Presentator Hans van den Boom, een voor velen bekende stem, praat hierin vol enthousiasme over de Tweede als de favoriete symfonie van zijn favoriete componist. Het gaat niet heel diep maar dat is misschien juist wel geschikt vooral voor degenen die nog kennis moeten maken met dit grootse werk.

Voor wie tijd heeft, dieper wil doordringen in de materie en een beetje Engels verstaat ben ik enthousiast over het initiatief van de Amerikaanse radioproducer Aaron Cohen: Embrace Everything. Elk seizoen, in chronologische volgorde, behandelt hij, samen met een groot aantal medewerkers, musici en wetenschappers, een van de symfonieën van Mahler. De Tweede is al aan de beurt geweest en dus terug te luisteren. Wat ik mooi vind aan deze podcast is dat ze het onderwerp van veel kanten bekijken, behoorlijk de diepte in gaan, voldoende muzikale voorbeelden laten horen en het zo redelijk laagdrempelig houden. Zo worden er verbindingen gelegd met Beethoven, Mozart, Bach, Schubert en Wagner. Goethe en Schopenhauer komen ter sprake maar natuurlijk ook de sprookjeswereld van Des Knaben Wunderhorn die in de delen 3 en 4 zo'n grote rol speelt. Er wordt vanuit de uitvoerenden gedacht, een trompettist, een bassist, de kunst van het rubato spelen, van het glissando, het idioom van de volksmuziek. Al die zaken die zo bepalend zijn voor een goede Mahler-uitvoering. Je moet er wel, zoals gezegd, even de tijd voor nemen maar het levert volgens mij zowel de kenner als de nieuwkomer een schat van informatie op om nog meer te genieten van een uitvoering, die zonder twijfel prachtig gaat worden. 









 

vrijdag 5 mei 2023

Platenkast 1

De Intrada van vorige maand bevatte niet alleen mijn gebruikelijke column maar ook een interview met mij voor de rubriek De platenkast. Het bleek een onderwerp dat me nog steeds na aan het hart gaat. Meer dan ik verwacht had, dus kon ik er in de column verder op door mijmeren en ga ik hier rustig nog een paar afleveringen door. De platenkast als beeld van een deel van je muzikale verleden. En vast nog meer dan het muzikale deel. Vele gelukkige uren heb ik met mijn lp's doorgebracht. Luisterend, zoekend in platenwinkeltjes. Een gevoel van weemoed, van nostalgie kleeft er inmiddels aan de grammofoonplaten die nog in mijn kast staan. Gelukkig doet de platenspeler het nog, hoewel enige revisie geen kwaad kan, dus wat let me om die weer eens vaker te gebruiken?

Ik weet nog niet of deze zoektocht naar de ervaringen van toen veel op gaat leveren. Ik ben wel vaker aan ambitieuze projecten begonnen om toch vroegtijdig te stoppen. De nieuwe ervaringen van het beluisteren kunnen het onderzoek in de weg staan. Misschien kan Proust me nog een beetje helpen. Het eerste deel van zijn Op zoek naar de verloren tijd ligt toevallig, in twee Nederlandse vertalingen, voor herlezing naast mijn bed. Hoe werkt de herinnering, hoe dichtbij kun je komen bij je luisterervaringen van toen? De onbevangenheid van de eerste keer is sowieso weg. En alles wat je in de tussenliggende jaren gehoord en gespeeld hebt kun je moeilijk negeren, dus misschien wordt het een heilloze onderneming, die meer over nu dan over toen zal gaan. We zullen zien.


Een logische plaat om mee te beginnen, ook genoemd in het interview, is de opname waar pianist Glenn Gould zijn muzikale leven mee afsloot: de Goldbergvariaties. Ik heb in een eerdere tekst al uitgesproken hoe dat stuk in de loop der jaren steeds weer bij mij terugkeerde, me gezelschap hield, tot de concerten afgelopen weken met Domestica Rotterdam in de Laurenskerk en het Museum van Oudheden in Leiden. En ook daarmee was het nog niet afgelopen. Jean Rondeau, de klavecinist die onlangs bij het Philharmonisch als solist optrad, en die ik in de vorige aflevering had voorgesteld met een filmpje over diezelfde Goldbergvariaties, koos het thema na een van de concerten als toegift. Vanuit een improvisatie kwam hij uit bij de Aria en het voelde alsof het speciaal voor mij was, op de dag van mijn verjaardag. 

Bach. The Goldberg Variations. Glenn Gould. Een grote afbeelding van de pianist vult de voorkant van de platenhoes. Hoe vaak heb ik die niet in mijn handen gehad? Een dubbele hoes is het, die je kunt openslaan met ook tekst en foto's binnenin en op de achterkant. Geen verhaal over de muziek van Bach maar over de uitvoerder en de manier waarop zijn debuut-album ooit in 1955 insloeg als een bom. En in zekere zin gaat ook deze uitvoering uit 1981 daarover. De ene uitvoering als commentaar op de andere. Maar die oudere kende ik nog niet. Als ik de plaat opzet en naar de Aria luister - het begin heb ik zeker het vaakst gedraaid - hoor ik in de eenvoudige noten een verhaal vol emoties, in een langzaam tempo met talloze schakeringen in de klank, eerder melancholisch dan opgewekt. Het lijkt een persoonlijke geschiedenis over wat hij allemaal heeft meegemaakt met deze noten. En dat is niet mis. Het meezingen was ik een beetje vergeten maar heeft mij nooit gestoord en vind ik nu eerder een hulp om mee te bewegen met de uitvoering, om ook op die manier te horen wat de musicus voelt en in de muziek wil uitdrukken. Want dat het meer over de musicus dan over de muziek gaat is mij wel duidelijk.


Dat begin is een magisch onderdeel van de werking van het hele stuk, waardoor je meteen in de juiste sfeer gedompeld wordt. Bijna zoals het openingskoor van de Matthäus Passion. Terwijl het niet meer is dan een simpel stukje dat Bach eerder geschreven had voor het Notenbüchlein van zijn vrouw Anna Magdalena. Is dat persoonlijk, is dat de interpretatie, heeft dat met herinneringen te maken? Aan de hand van dertig 'veranderingen' laat Bach vervolgens horen welke rijke schat er verborgen zit in dit materiaal. Na die reis keer je als een veranderd mens, 'sadder and wiser' terug bij dat thema. Het wonderlijke aan deze opname is dat Gould dat in groter perspectief ook met deze muziek heeft gedaan, die het begin en eind vormde van zijn loopbaan als pianist. Voor zover die zich in de opnamestudio afspeelde, maar dat was vanaf 1964  de enige plek waar hij nog te horen was. Hij keerde terug naar waar hij begonnen was. Je zou willen denken dat hij dat zelf zo gepland heeft maar dat kan natuurlijk niet. Je kunt je wel afvragen of hij ander werk ook een tweede keer zou hebben opgenomen als hij langer geleefd had.

Het zijn vooral de verstilde passages waar ik een duidelijk gevoel bij krijg. De bijna agressieve aanslag van zo'n eerste variatie bevalt me nu minder. Ik vermoed dat ik de hele aanpak destijds beschouwd heb als de waarheid, als enige versie waar ik toen naar luisterde. Fascinerend vond ik toen zeker ook de werking van de meerstemmigheid, de balans tussen de stemmen, waar niet alleen de uitvoerder keuzes in maakt maar waar je als luisteraar ook nog enige vrijheid lijkt te hebben. Zoals bij de vissen & vogels van Escher. Een prachtig moment van inkeer is de gigue van variatie 7. Heldere tweestemmigheid, een linker- en een rechterhand, die in al hun eenvoud wonderen tot stand brengen.

En natuurlijk nummer 25, het grote Adagio in mineur. Als ik me de nachtelijke luistersessies, in het donker op bed, herinner is het vooral deze Erbarme dich onder de variaties. Ik kan me bijna niet voorstellen dat de associatie me toen ontgaan is, maar onlangs realiseerde ik me (weer?) hoe passend die luisterhouding was. Niet alleen wegens het verhaal dat Bach de muziek componeerde voor een vorst die niet kon slapen maar misschien meer nog Glenn Gould die nog weleens zijn dag-nacht-ritme verwisselde en graag de rust van de nacht opzocht om productief te zijn.
De stilte, het zich naar binnen keren, is wat ik toen vooral steeds opzocht. Een stilte die Gould nog verder verdiepte in de terugkeer van de aria, na de dertig variaties. En natuurlijk de gevulde stilte na de laatste noot, die, anders dan voor de eerste variatie, zonder voorhouding wordt gespeeld. Die is me zeker sterk bijgebleven. Dat gevoel waar ik mee achterbleef. Spijt dat het voorbij is en dankbaarheid dat ik het heb mee mogen beleven.

maandag 17 april 2023

Perfect programma?

 Geen programma is perfect, maar wat we komende week spelen heeft toch een aantal hele fijne ingrediënten. Het lijkt op het eerste gezicht een heel gewoon programma. Een ouverture, een soloconcert en een symfonie. Traditioneler kan het niet, behalve dan die prelude die er nog voor zit. Laten we het daar dan eerst maar over hebben. Debussy's Prélude á l'après-midi d'un faune is geen gewone prelude. Het is een inleiding maar niet op een opera maar op een gedicht. Een gedicht van Stéphane Mallarmé. Dat gedicht hoef je gelukkig niet te kennen om de muziek te waarderen, want mijn Frans is daar niet goed genoeg voor. De sfeer is uniek, een impressionistisch schilderij in klank omgezet. Het is een van die werken die gelden als voorbode van de moderne muziek, net als Wagners Tristan en de Sacre. Dan is deze lekker kort en natuurlijk met een betoverende fluitsolo. Het maakt niet uit of Juliette of Joséphine die speelt, in beide gevallen op zich al een reden om naar het concert te komen. En om dan toch even een link naar de tekst te maken; ik zou me kunnen voorstellen dat Debussy bij de laatste hobomelodie (8:27) dacht aan de slotzin: 'Couple, adieu; je vais voir l'ombre que tu devins.' 


Na deze Franse inleiding volgt het soloconcert, zoals in een traditioneel concertprogramma, maar met Poulenc als componist en het klavecimbel als solo-instrument zitten we wel op een ongebruikelijk spoor. Het klavecimbel zien we meestal als continuo-instrument bij oude muziek, zoals net nog bij de Matthäus-Passion. Daar moest het wel concurreren met twee orgels, een theorbe en een uitzonderlijk actieve continuo-cellist maar hoorbaar was het zeker. Ik vermoed dat daar voor de Poulenc wel wat versterking ingezet gaat worden maar heb hoge verwachtingen van solist Jean Rondeau dit zich als musicus opvallend profileert. Zoals te zien bij deze introductie op de Goldberg-variaties: 
Poulenc is een originele componist die ik altijd graag gespeeld heb. Vooral kamermuziek, want voor orkest heeft hij niet veel gecomponeerd. Aangename muziek maar bijna altijd schuurt het wel een beetje. Hij stond op, wat mij betreft, één van de mooiste programma's van Yannick. Het Stabat Mater werd toen ook gecombineerd met Debussy, de Nocturnes, en Schubert, zijn Onvoltooide. Een onverwacht perfect, of dan toch zeker uitgebalanceerd programma. Komende week zou best eens in dezelfde categorie kunnen vallen.

Na de pauze komen we dichtbij de 'music for the millions'. Maar wat voor muziek! En waarom ook niet? De 'echte' ouverture komt van Rossini, bekend van zijn opera Il barbiere di Siviglia. Daar had hij eerst een andere ouverture voor geschreven, vol Spaanse motieven. Na een paar voorstellingen verving hij die door de ouverture die hij gecomponeerd had voor Aureliano in Palmira en ook al gebruikt had voor Elisabetta, Regina d'Inghilterra. Blijkbaar maakte het verhaal niets uit, de muziek had zijn effect bewezen. En doet dat nog steeds. In de tijd dat ik nog weleens mee mocht praten over onze programmering stond Rossini steevast op mijn verlanglijstje. Altijd heerlijke effectieve muziek die je niet vaak genoeg kunt spelen of beluisteren. Daar dacht het Weense publiek destijds ook zo over, tot ergernis van Beethoven en Schubert. Maar zo vaak staat hij niet bij ons op de lessenaars, dus deze week is het weer feest. Kom en geniet:  
Wat nog ontbreekt is de symfonie: de Italiaanse van Mendelssohn. Over 'perfect' gesproken. Dat lijkt een stuk waar helemaal niets op aan te merken valt. Iedereen vindt het mooi, wordt er blij van. En toch wilde de componist het na de première nooit meer spelen. Hij heeft nog pogingen gedaan een betere versie te maken, maar dat is hem niet meer gelukt. Het grote mysterie is dat we niet weten wat hem ongelukkig maakte. Misschien zijn er theorieën over, maar voorlopig genieten we met volle teugen van de energie, de prachtige melodieën, de opgewektheid. Zelfs het laatste deel, verrassend genoeg in mineur, laat je met een goed gevoel achter: 
En dan nog even over de dirigent. We kennen Maxim Emelyanychev nog niet, maar de berichten zijn veelbelovend. Een van die debuten waar ik me enorm op verheug en waarvan je je misschien achteraf, ook als publiek, gelukkig mag prijzen als je daar bij bent geweest. Ik leerde hem als luisteraar ooit kennen als continuo-speler in opnames van Mozart-opera's. De interpretaties van inmiddels ster-dirigent Currentzis konden mij weinig bekoren - ik hoor nog steeds niet bij zijn fans - maar wat deze man tijdens de recitatieven voor toeren op het klavecimbel uithaalde was helemaal raak voor mij. Hier is hij als dirigent aan het werk bij zijn orkest in Schotland: 
Is dit een perfect programma? Zeker niet. Dan had er meer onbekend repertoire, liefst een wereldpremière op moeten staan of een nog originelere opbouw moeten hebben. Maar ik kan me levendig voorstellen hoe er een grote glimlach op het gezicht van de bedenker zal zijn verschenen toen deze stukken zo op papier stonden. En met reden. Die glimlach deel ik graag. Het is een van de programma's van dit seizoen waar ik me het meest op heb verheugd en dat minstens zulke volle zalen verdient als laatst de Matthäus. Daarom wilde ik dit even kwijt.


vrijdag 7 april 2023

Meer Passietijd

 De eerste uitvoering hebben we inmiddels achter de rug met Peter Dijkstra als gids. Ik vraag me weleens af of we de Matthäus elk jaar moeten spelen, maar het is wel leuk dat er steeds weer een andere dirigent zijn licht over laat schijnen. Bovendien is het natuurlijk altijd een genot en inspiratie voor ons om te spelen. En te zien aan de volle zalen kan het publiek er ook geen genoeg van krijgen.

Dijkstra behoort tot de top van de koordirigenten. Vanuit de Gents heeft hij zijn sporen verdiend bij de grote radiokoren van München en Stockholm en leidt inmiddels al enige jaren het Nederlands Kamerkoor. Deze week mag Laurens Collegium bij ons van zijn ervaring profiteren. Dat is natuurlijk vooral te horen in de koralen en dan zijn we weer terug bij Brandts Buys, waar we vorige keer begonnen waren: 'In de handen van Bach worden harmonisatie en stemvoering tot zo'n machtig expressiemiddel dat de koralen vaak de meeste indruk maken van alle muziek in een passie. Hetgeen ook bedoeld en wenselijk is. Zij zijn immers de stem van de kerkelijke gemeente, de belangrijkste respons op de Goddelijke openbaringen.' En zo is het. En dan mogen wij ze ook nog bijna allemaal meestrijken.

BB loopt de koralen langs in zijn boek. Het zijn acht verschillende melodieën, vaak al uit de 16e eeuw, die de mensen kenden. O Haupt voll Blut und Wunden klinkt op een melodie die Hasse in 1601 voor een liefdesliedje componeerde en wat Paul Gerhardt in 1656 voor zijn gezang gebruikte. Vijf verschillende versen daarvan klinken en nog een andere tekst op dezelfde wijs, Befiel du deine Wege. Verschillende coupletten van O Haupt behandelen lichaamsdelen van Christus (Rhytmica oratio ad unum quodlibet membrorum Christi patientis et a cruce pendentis). 

Erkenne mich mijn Hüter de mond: 

Het hart komt in Ich will hier bei dir stehen (een halve toon lager dan de vorige en zonder fluiten):

In de tussentijd was de verloochening door Petrus aangekondigd. De mens is zwak.

Na de marteling en bespotting van Jezus, in deel 2, volgen twee verzen van het lied, nu vanuit een akkoord in mineur. Haupt en Angesicht: 

De rol van de koralen hebben in het tweede deel een andere functie. Ze reageren nu niet meer op zijn woorden maar op de situaties waarin Jezus terecht komt. 

Je kunt ze ook nog een keer na elkaar luisteren zonder partituur. De laatste, Wenn ich einmal soll scheiden is in een veel lagere ligging, over angst en pijn:


BB spreekt bij Ich bin's, nadat Jezus verklaard heeft dat een van Zijn discipelen hem zal verraden, over harde klanken en verbindingen, die uitdrukken hoe hard we tegen onszelf moeten zijn als we onze schuld beseffen. Dissonanten op büssen en gestanden en de tenor, de grote 'expressionist' bij Bach (lucky altviolisten!), die in de laatste maat meine benadrukt.

Kortom, de Matthäus Passion zit vol wonderen die het waard zijn te blijven bestuderen. Eigenlijk waren de koralen nog wat aan mijn aandacht ontsnapt. Iedereen kan daarvoor zelf in de partituur op ontdekkingstocht, met de zekerheid om schatten te vinden, maar een gids als Brandts Buys weet ik toch wel te waarderen.




 

maandag 3 april 2023

Passietijd

Het is voor mij niet elke Lijdenstijd prijs maar dit jaar doe ik mee met de Mattheus bij het Philharmonisch. Dat betekent dat partituur en literatuur weer tevoorschijn worden gehaald. Bachs meesterwerk blijft een bron van studie en inspiratie. En zo vlak na de Goldbergvariaties met Domestica in de Laurenskerk zitten we nog aardig in die sfeer. Voor de achtergrondinformatie heb ik dit keer het boek van onze landgenoot Hans Brandts Buys weer eens ter hand genomen. Hij schreef De Passies van Johann Sebastian Bach in 1950 dus het geeft niet alleen een beeld van het muziekwerk maar ook hoe er ruim zeventig jaar geleden tegenaan werd gekeken. Ik vrees dat het alleen nog maar antiquarisch te krijgen is maar zou het iedereen aanraden het eens te lezen.

Wat dat tijdsbeeld betreft is het hoofdstuk over de onwenselijkheid van coupures een sprekend voorbeeld. Nu is het echt ondenkbaar maar toen meer regel dan uitzondering. Grappig dat hij dan juist een romantisch dirigent als Bruno Walter aanhaalt die zich in zijn autobiografie nog voor deze zonde verontschuldigd had. En die het goedmaakte, in de herfst van zijn loopbaan, bij de New York Philharmonic, waar hij vanaf 1942 jaarlijks met de Saint Matthew Passion het seizoen afsluit. In het Engels, omdat de luisteraar dan meer meekrijgt van het verhaal. Met de vertaling schijnt hij zich overigens intensief te hebben beziggehouden. Het zonder coupures spelen kon een dure grap worden want de Amerikaanse vakbonden stuurden bij het overschrijden van een tijdsduur van drie uur, inclusief pauze, een fikse rekening. Er is een opname van gemaakt. Op youtube staat alleen de eerste helft: 

Hij had jaarlijks een vaste bezetting met als Christus de bariton Mack Harrell, vader van Lynn. Het tempo van het openingskoor zal velen doen denken aan Mengelberg, maar dat was toen normaal. Furtwängler, Karajan, ze deden het allemaal. De vraag is of je dat nu nog steeds, of weer, zo langzaam zou kunnen doen, en waarom dan eigenlijk niet. Interessant hoe smaken veranderen. Mengelberg heeft in Nederland een maatstaf gezet, maar wel altijd met coupures, waar hij in de loop der vele jaren mee bleef experimenteren. Zo ontbreken op de beroemde opname uit 1939 onder meer de 'Geduld'-aria en de scene vanaf de zelfmoord van Judas, inclusief de virtuoze vioolsolo. Gelukkig blijft er nog heel veel moois over. Ik las dat hij zich de jaarlijkse Mattheus zo toe-eigende, dat in de jaren dat hij rond Pasen in Amerika zat de uitvoeringen werden verschoven naar januari! Jammer dat hij toen niet een traditie in New York is begonnen, anders had Walter daarop voort kunnen borduren.

Dit was allemaal nog niet zo lang geleden toen Brandts Buys zijn boek schreef. Deze werd geleid door een ideaal om stijlbewuster Bach te spelen. 'Bachs muziek moet met een grote levendigheid en expressie worden gespeeld. Geen middel mag men ongebruikt laten om zijn muziek te laten overtuigen. Alleen twee dingen mag men niet: lawaai maken en het tempo verbroddelen. (...) De zogenaamde objectieve muziekmakerij der ouden is een fictie van onmuzikale en onartistieke musicologen.'  Wat BB adviseert is om stelselmatig met een groep musici te werken tot de beheersing van stijl is bereikt. Als lichtend voorbeeld noemt hij de Schola Cantorum van Paul Sacher in Basel. Wanneer volgt Nederland? Die achterstand is sindsdien ruimschoots ingehaald!

Het wordt interessanter als Brandts Buys over de bouw van het werk gaat filosoferen, en verschillende voorgangers bespreekt. Voor de verhoudingen van de verschillende delen beschouwt hij muziek als tijdkunst en zoekt hoe lang alles gemiddeld duurt. Voor het openingskoor hanteert hij 8'15".  Dat verschilt niet zoveel van de 8' die de Nederlandse Bach Vereniging in 2014 voor hun project All of Bach klokten, maar behoorlijk met Mengelberg, die met een groot ritenuto aan het eind bijna de 11' haalt. Als lengte voor het totaal noteert BB (die het stuk zelf ook vaak dirigeerde) 192'10" als een bruikbaar gemiddelde. Willem Pijper dirigeerde overigens veel sneller met 150' , terwijl de uitvoeringen van bijvoorbeeld Harnoncourt meestal niet ver onder de 3 uur komen. Als Pijper geen coupures maakte kan het al dan niet spelen van de herhalingen in de aria's ook nog een rol spelen. Waar BB met die tijdmeting vervolgens naar zoekt is waar de belangrijke momenten in het werk vallen. Precies in het midden wordt Christus neergezet als Zoon van God en beschuldigd van godslastering, vlak na de tenor-aria met gamba, 'Geduld'. Op 2/3 klinkt 'Aus Liebe', op 3/7 begint deel 2 etcetera. Getallen en verhoudingen spelen ongetwijfeld een belangrijke rol bij Bach, maar conclusies worden in dit boek niet getrokken. Hij komt wel met een interessante theorie over de kruisvorm die er in zou zitten waarbij het kortere eerste deel de dwarsbalk is die doormidden gesneden wordt door het langere tweede deel. Het snijpunt wordt gevormd door het recitatief waarin Jezus Petrus vertelt dat hij hem zal verraden (het midden van het eerste deel) en het recitatief waarin Jezus wordt geslagen en beschuldigd van godslastering (het midden van het hele stuk). 

BB komt nog met een zevental leidmotieven, of symboolmotieven, waarbij, naast het bekende kruismotief de koralen 'O Lamm Gottes' en 'O Haupt voll Blut und Wunden' een dominante rol spelen. De koralen, de aria's, het evangelie, ze worden allemaal uitgebreid behandeld in dit boek wat mij de komende repetities en concerten tot gids kan gaan dienen. Misschien vind ik nog tijd om daar wat opvallende elementen uit te pikken en op deze plek te benoemen.


 

zondag 12 februari 2023

Transfermarkt

Het lijkt wel alsof, net als in het voetbal, de transfermarkt van dirigenten bijna gaat sluiten. Drie belangrijke dirigenten en orkesten hebben binnen korte tijd hun keuze gemaakt. De beslissing van Lahav om naar München te gaan heeft ons natuurlijk het meest geraakt, maar ook bij de verlenging van Yannick in Philadelphia voelen we ons betrokken. De aanstelling van Dudamel in New Yorkis een ander verhaal.

Die had ik niet meteen verwacht maar voelt ook wel weer logisch. De binnenkort vertrekkende algemeen directeur Deborah Borda kent Dudamel goed van haar tijd in Los Angeles. Het orkest is op zoek naar een topdirigent en haalt hiermee  zeker een grote naam binnen. Groter dan de vorige keren met Alan Gilbert en Jaap van Zweden. Dudamel is een dirigent waar eigenlijk elk orkest wel mee wil werken, inclusief Wenen en Berlijn. Maar hij is ook een persoonlijkheid die nieuw publiek zal aanspreken, jongeren, minderheden, en daar zitten ze in Manhattan zeker ook op te wachten. Dat betekent nog niet meteen dat het een succes gaat worden, maar ze weten wel waar ze aan beginnen, als ik lees dat ze sinds 2007 26 concerten samen hebben gegeven. Dat kan een mooie toekomst opleveren voor orkest en stad, maar zullen ze nog wel even op moeten wachten.Want hoewel Jaap van Zweden volgend jaar stopt als chef, na betrekkelijk korte tijd, volgt Dudamel hem pas op in 2026. Toch is dat minder extreem dan het Concertgebouworkest dat al een aantal seizoenen zonder chef zit en Klaus Mäkelä vanaf 2027 als chef krijgt. Het zegt iets over de huidige situatie.

De Münchener Philharmoniker zitten in een vergelijkbare situatie. Valery Gergiev is daar afgelopen jaar als chef-dirigent de laan uitgestuurd en onlangs hebben ze in Lahav Shani een opvolger gekozen, ook met ingang van seizoen 2026-27. Dat betekent dat hij bij ons zijn contract niet verlengt en zijn orkest in Israël aanhoudt. Ik werd er niet blij van toen ik het bericht kreeg, maar als ik er langer over nadenk zitten er veel positieve aspecten aan. Toevallig las ik het toen ik met de trein langs Berlijn kwam, waar Lahav woont. Net als Rattle dat eerder genoemd had ziet hij de bereikbaarheid van München vanuit zijn woonplaats als een groot voordeel. Naar Tel Aviv zal hij wel moeten blijven vliegen, maar zijn geschiedenis met het Israel Philharmonic Orchestra is van een andere orde dan die van ons. Daar is hij opgegroeid, ook muzikaal, en zijn familie woont er. Ook de muziekwereld zou vast niet positief gereageerd hebben als hij die banden zou doorsnijden. We mogen blij zijn dat hij zijn contract tot 2026, nog ruim drie jaar, uitdient, waarin we nog hele mooie dingen kunnen gaan doen en rustig, (hoewel rustig ?), naar een opvolger zoeken. Altijd een interessant proces waar we de laatste paar keren niet slecht uit zijn gekomen.

Ik denk ook dat je kunt stellen dat hij naar een mooi orkest gaat, in een muzikale metropool, dat goed kan passen bij zijn stijl van muziek maken. Ondanks alle chef-dirigenten die er tussen hebben gezeten zijn de Philharmoniker voor mij nog steeds het orkest van Celibidache, en dat sluit mooi aan bij de traditie waar Lahav vandaan komt. Ik denk dat hij in een omgeving terechtkomt waarin hij zich prachtig verder kan ontwikkelen en als het ons lukt de band met hem aan te houden kunnen wij daar zelfs ook nog van profiteren. Dat doen we natuurlijk ook nog steeds in de samenwerking met Yannick. Hij beperkt al jarenlang zijn optredens hoofdzakelijk tot zijn orkesten in Philadelphia en Montreal en natuurlijk de Met in New York met een enkel uitstapje naar Europa. Loyaliteit is een belangrijke karaktereigenschap van hem. Zijn verlenging in Philadelphia is een teken dat het daar goed loopt, dat ze hun relatie kunnen verdiepen om mooie dingen te maken. De connectie met de stad en de diverse bevolking lijkt goed te werken en te leiden tot verrassende programma's en activiteiten, waar we ons in Rotterdam en elders in de wereld misschien door kunnen laten inspireren.

Eigenlijk allemaal goed nieuws voor de orkestenwereld dus, als ik het zo inschat. En een spannende taak voor ons om een passende opvolger voor Lahav te vinden.

donderdag 12 januari 2023

Heldenleven

 Hij komt een paar keer in je orkestleven voorbij: Ein Heldenleben. Altijd een spannend avontuur. Komende week voor het eerst met Lahav. En niet alleen spannend, maar ook virtuoos. Echt een lastige cellopartij die vaak op audities wordt gevraagd. Voor die gelegenheid heb ik de openingsmaten voor het eerst gestudeerd, lang geleden. Goeie vingerzettingen uitgezocht die nog steeds werken, maar ook weer verbeterd kunnen worden. Ik ben er inmiddels wel aan toe om meer risico's te nemen en op zoek te gaan naar een mooiere klank en meer positiewisselingen die je als expressiemiddel kunt inzetten. De partij is weliswaar lastig maar idiomatisch perfect voor het instrument gecomponeerd en heerlijk om te studeren. Daarin merk je het meesterschap van Richard Strauss. Ook in veel andere aspecten van deze partituur. 

Het stuk heeft misschien een wat twijfelachtige reputatie, als ego-document van een componist die zich als object van heldenverering poneert. Ik moet dan ook altijd denken aan de platenhoes van vroeger met Karajan in een leren jack. Maar volgens mij neemt Strauss zichzelf niet zo serieus, en al helemaal niet als held. Zijn opera Intermezzo geeft in dat opzicht een beter beeld. Het schijnt zelfs dat voor de enscenering van de première in Dresden een van zijn huiskamers gekopieerd was. Ik hoorde een theorie waarin de aanleiding van de compositie van Ein Heldenleben uit 1898 verbonden werd met de mislukking van zijn eerste opera Guntram (1894), waaruit hij uitgebreid citeert, en de longziekte waaraan hij bijna was overleden. Maar er is natuurlijk ook gewoon de eeuwige strijd tussen het gilde van componisten en de critici die het maar niets vonden. En het zou niet lang duren of Strauss een belangrijke voorvechter van auteursrechten worden. Natuurlijk voor zijn eigen portemonnee, maar ook voor zijn collega's. 

Strauss heeft de partituur zoals bekend opgedragen aan Willem Mengelberg en zijn Concertgebouworkest. Aanvankelijk was de opdracht gericht aan het gebouw, aan de zaal in Amsterdam, maar dat was een vergissing. Ik weet niet hoeveel waardering Mengelberg en Strauss voor elkaar hadden, met het orkest had Strauss goede ervaringen. Toch was Mengelberg met zijn orkest pas de derde uitvoerders van het werk. De opname die hij in 1928 in New York dirigeerde is wel een van de meest legendarische uitvoeringen: 
Een opvallende aanpassing van Mengelberg is dat hij de legato-bogen in het beginthema heeft geschrapt: de triolen klinken als losse noten. Dat overdrijft hij nog meer in de versie die in 1941 in het Concertgebouw werd opgenomen. Sommigen vinden die uitvoering beter, maar voor mij krijgt die karikaturale trekken. Bovendien is de klank van de trompet vaak wel erg overheersend. 
Van de modernere opnames moet een live-opname van Carlos Kleiber in Wenen in 1993 zeker genoemd worden. Ik wist niet dat het stuk tot zijn beperkte repertoire behoorde en de klank en het vuur dat hij met de Weners bereikt, de rubati en de portamenti, passen perfect bij deze muziek.