dinsdag 14 september 2021

De eerste

Er is regelmatig kritiek, van musici en van publiek, dat bepaald repertoire steeds maar weer gespeeld wordt. Dat populaire werken te makkelijk en te snel weer op de lessenaars verschijnen. En natuurlijk is die kritiek soms terecht. Hoewel er bijna altijd weer valide redenen zijn waarom het gebeurt. Maar tussen dat teveel, of beter: relatief te veel gespeeld repertoire verschijnt dan altijd wel eens een onverwachte stiefdochter. De Eerste van Sjostakovitsj zou tot die categorie gerekend kunnen worden. En geen idee waarom.

Ons orkest zal deze vast wel gespeeld hebben in de afgelopen decennia, hoewel ik me die gelegenheid niet meteen kan herinneren. Misschien was ik vrij, misschien is het te lang geleden of was het een uitvoering die het onthouden niet waard was. Terwijl we ons juist in het Russische repertoire, met Sjostakovitsj als een van de belangrijkste hoekstenen, vaak laten horen. En niet alleen met Gergiev maar ook Yannick en Lahav hebben zich daarin wel bewezen. Ooit hadden we een Gergiev Festival gewijd aan de War-symphonies maar daar viel die Eerste uiteraard buiten. Misschien valt die wel overal buiten. Toch kun je de première door het Philharmonisch Orkest van Leningrad op 12 mei 1926 beschouwen als een Sternstunde in de muziekgeschiedenis van Sint Petersburg. Dus volkomen terecht dat we die Eerste op de openingsavond van het komende Gergiev Festival spelen. 

Als je bedenkt dat de componist bij die première nog geen twintig jaar oud was en de symfonie bijna een jaar eerder als examenopdracht bij zijn compositieleraar had ingeleverd kun je gerust spreken van een wonder. De kwaliteit in de beheersing van de vorm, de orkestratie en de originaliteit en persoonlijke stijl zijn nog steeds verbazingwekkend. Wat niet wegneemt dat er allerlei invloeden van Mahler, Prokofjev en Stravinsky te horen zijn. Wie zou het hem kwalijk nemen? En niet alleen de chefdirigent in Leningrad werd overtuigd maar ook een buitenlandse grootheid als Bruno Walter raakte meteen enthousiast om de symfonie bij de Berliner Philharmoniker uit te voeren. Dat geeft ook wel een verrassende kijk op Walter, die ik toch vooral associeer met, naast zijn werk voor zijn grote vriend Mahler, het klassieke repertoire. Alban Berg was bij dat concert in 1927 en schreef de componist een lovende brief.
Wat deze Eerste ook interessant maakt is zijn karakteristieke stijl. Bij Sjostakovitsj denken we toch vooral aan de componist die leed onder Stalin en het communistische regime, die hem in 1936 op de beklaagdenbank hadden gezet. De componist die zijn Vierde toen niet waagde uit te voeren en met zijn Vijfde een passend antwoord componeerde. Daar was in 1925 allemaal nog geen sprake van. Hoe Sjostakovitsj gecomponeerd zou hebben als het regime hem geen strobreed in de weg had gelegd is speculatie, maar misschien niet eens zo heel veel anders dan hij gedaan heeft. Aan de Tweede en Derde symfonie hebben we in dat opzicht niet zo veel - de Derde hebben we nog weleens in het jubilleumjaar 2006 in de Verenigde Staten gespeeld - want dat is programmatische muziek waarin koren de glorie van de Russische Revolutie bezingen. Maar die Eerste biedt een ongewoon zuivere blik op wat de jonge Mitja in zijn mars had en waar nog zoveel moois uit zou komen.

Wat mij betreft kan deze partituur de komende jaren wel wat vaker gespeeld worden, als gedacht wordt aan de Vijfde, of nummers 7 tot en met 10. Prachtige stukken, daar niet van. De Zesde heb ik ook een beetje gemist. En nummer 14, maar dat is een verhaal apart. Bij Babi Yar zijn de herinneringen aan Yannick nog vers. Hoog tijd om aan de hand van maestro Gergiev de Eerste te ontdekken: