zondag 21 februari 2016

Late Bruckner

De Achtste symfonie is het laatste werk dat Bruckner heeft voltooid.
Als er bij hem sprake is van een late stijl, dan zou het in dit stuk te horen moeten zijn.
De eerste versie voltooide hij in 1887.
Ongeveer dezelfde tijd als de Vierde van Brahms (1885) dus.
Drieënzestig was hij. Bijna bejaard.
Maar hij was er toen nog niet mee klaar.
Ondanks het grote succes van de Zevende had men grote moeite met zijn Achtste. Ook zijn vrienden en fans begonnen weer te zeuren.
Het kostte hem nog een paar jaar van zijn leven, die hij anders aan een nieuwe symfonie had kunnen besteden.
Zou hij de Negende dan wel voltooid hebben voordat hij in 1896, een half jaar eerder dan Brahms, overleed?
Ik kan me voorstellen dat het succes van de Zevende hem verrast had.
Dat hij daardoor in de Achtste met meer moed en overtuiging zijn eigen weg koos.
Zoals componisten in de laatste fase van hun loopbaan dat doen.
Ze hoeven zich dan niet meer te bewijzen, weten waar Abraham de mosterd haalt, kunnen alle versieringen en beleefdheden laten schieten en komen dan tot de essentie van waar hun levenswerk toe moet leiden.
Maar Bruckner laat zich toch weer van de wijs brengen.
Was dat zijn karakter, of moest hij zijn vrienden gelijk geven?
En niet alleen de Achtste, ook de Derde en zelfs de Eerste worden aangepakt en verbeterd.
Opgedragen aan keizer Franz Josef.
Deze zal later zijn dankbaarheid tonen en een appartement in het Belvedere-paleis  aan de oude Bruckner aanbieden waarin deze nog de laatste maanden van zijn leven slijt.
Maar het is ook een eerbetoon aan Beethoven en die eeuwige Negende, die symfonie die voor het 19e-eeuwse componeren zowel een vloek als een zegen zou blijken.
Het ritme van het eerste thema van Bruckners Achtste, past precies op dat van Beethovens Negende.
Dat kan geen toeval zijn.
Dit keer niet in de toonsoort d mineur, die Bruckner al wel voor zijn Nulde en zijn Derde gebruikt had en waar hij voor de Negende ook weer naar terugkeerde.
Maar het magnum opus is natuurlijk in wezen opgedragen aan God.
Zoals alle muziek van Bruckner, de vrome katholiek.
En religie, of spiritualiteit, past ook weer goed in het beeld van late werken.
Bijzonder bij deze Achtste is dan wel weer de klank van de harpen in het Adagio.
Zijn het de engelen?
En de wagner-tuba's waar het langzame deel mee afsluit.
Misschien al een blik op de eeuwigheid?
Grootse muziek.
Yannick heeft er vast iets zinnigs over de melden als hij donderdag in het voorprogramma van Core Classics spreekt.

woensdag 17 februari 2016

Late Brahms

De eensgezindheid over de scheppingsperioden bij Beethoven treedt bij Brahms minder helder op de voorgrond.
Het herfstgevoel, de melancholie, het verlangen naar het verleden, waar bij zijn muziek vaak over gesproken wordt past ook al bij zijn vroege werken. Alfred Einstein noemt hem in zijn Greatness in music een nakomer. Iemand die zelf wist dat hij laat, misschien wel te laat geboren was. Volgens Einstein bepaalt dat en vooral de manier waarop hij daarmee om is gegaan zijn grootheid.
De taal en de techniek die hij vanuit dat spanningsveld ontwikkeld heeft maakte hem voor Schönberg juist tot Brahms the progressive.
En natuurlijk is daarbij wel een groot verschil tussen enerzijds de jeugdige romantiek en breedsprakigheid van de vroege pianosonates uit de jaren 50 en anderzijds de soberheid en intimiteit van de intermezzi uit de 90-er jaren van de 19e eeuw.
Uiteindelijk was het het Wenen van het fin de siecle,van Klimt en van Freud waar Brahms die late muziek componeerde.
1897 was het jaar waarin hij daar zijn laatste adem uitblies, maar ook het jaar dat Mahler de leiding van de Hofoper op zich nam en de Wiener Secession werd opgericht.
Zeven jaar daarvoor schreef Brahms zijn Tweede strijkkwintet, bedoeld als waardig sluitstuk van zijn hele oeuvre.
Hij liep tegen de zestig.
Het was genoeg geweest.
Totdat hij kort daarna in het Duitse Meiningen een klarinettist hoorde.
Het is jammer dat het nog te vroeg was voor geluidsopnamen.
Ik had Richard Mühlfeld graag gehoord.
Hoe zou het geluid en de muzikaliteit van deze man, die Brahms ertoe inspireerde nog een paar meesterwerken te componeren, geklonken hebben? Een trio, een kwintet, twee sonates.
Geen orkestwerken meer.

Voor de late Brahms, de symfonicus, kunnen we beter zijn Derde symfonie als sleutelwerk of minstens overgangswerk nemen.
Hij componeert het in 1883, het jaar van zijn vijftigste verjaardag, niet alleen voor hem een symbolisch moment. Vergeleken met de eerste twee symfonieën ontwikkelt de klank, de behandeling van het orkest zich in de richting van de kamermuziek: doorzichtig, sober, zonder omwegen, meer naar binnen gericht.
Dat doel lijkt in de Vierde, zijn laatste symfonie bereikt.
Het beginthema is weinig meer dan een serie dalende tertsen.
Het zijn dezelfde vier noten waarmee hij het derde van zijn Vier ernste Gesänge in 1896 zal openen:
O Tod, o Tod:
Een symfonisch afscheidswerk.
En wat een prachtige dingen doet hij met dat materiaal!
In zekere zin ook een terugblik op zijn leven, een blik op de muziekgeschiedenis, met elementen uit de oude muziek. Ook dat hoort bij een late stijl.
Het idee van de kamermuziek, de intimiteit, die Kavakos deze week bij ons ook benadrukt.
Hij gaat op zoek naar een rubato, dat bij orkestspel niet vanzelfsprekend is, maar erg goed bij deze symfonie past.
En het element van de volksmuziek, ook zo eigen aan de muziek van de Noord-Duitse protestant in het katholieke Wenen.

Hij zal Mühlfeld nog niet gekend hebben toen hij deze symfonie componeerde, maar heeft wel menige betoverende klarinetpassage in alle delen verwerkt.
De mooiste solo is echter toch voor de fluit. Een langzame variatie in de finale, in de geest van Bach.
Merkwaardig hoe vaak Bach tevoorschijn komt bij componisten in hun late werken.
Juliet Hurel zal het deze week spelen, vlak voordat ze zich volgende week met Yannick in de wereldpremiere van een nieuw fluitconcert stort.



donderdag 11 februari 2016

Late Beethoven

Ik geloof dat de vraag afgelopen weekend even bij Paul Witteman op tafel lag: wat is componeren?
Beantwoord werd die niet.
Een vraag die interessanter is dan de oplossing.
En een vraag die een beeld zou kunnen vormen van waar een componist, soms een heel leven, mee bezig is.
Wat zijn de drijfveren en wat levert het op?
En wat geeft de muziek uit de laatste levensfase van een componist haar speciale kleur?
Dat is niet bij iedere componist even opvallend aanwezig.
Bij Mozart kun je denken aan het onvoltooide Requiem of misschien het Klarinetkwintet, met die milde vrijmetselaars-kleur. Bij Schubert bieden de grote werken uit zijn laatste (31ste) levensjaar, toen Beethoven overleden was, zoals het onvolprezen Strijkkwintet of de drie laatste Pianosonates wellicht een blik op het tijdloze, op de eeuwigheid, maar daar zijn toch ook wel vroegere voorbeelden van in zijn oeuvre.
Rachmaninov, Tsjaikovski, Vivaldi, Mendelssohn ook niet; allemaal grote meesters, die tot het eind toe redelijk constant zijn gebleven.
Beethoven is wel zo'n componist.
Algemeen wordt zijn werk in drie fases ingedeeld: vroeg, midden en laat. Bij de strijkkwartetten is dat heel duidelijk: de eerste zes, de middelste vijf, en de late rest.
Vooral die late kwartetten hebben een mythische reputatie van verheven, niet te vatten, ver in de toekomst wijzend. Producten van een dove componist die zich heeft teruggetrokken uit het maatschappelijke leven.
Het kwartet in cis, opus 131, heeft kort geleden nog gediend als soundtrack bij een film.
Soundtrack is misschien wat oneerbiedig; de muziek is een belangrijk element in het verhaal van A late quartet.
Een strijkkwartet moet om gezondheidsredenen afscheid nemen van de cellist, wat nog een heleboel andere spanningen oproept dan de pijn van het afscheid. Met zo'n prachtige rol van de veel te vroeg overleden Philip Seymour Hoffman:
In het begin is het misschien storend om acteurs met violen te zien terwijl ze er eigenlijk niet op kunnen spelen, maar ik vind het een mooie film. En de thematiek sluit perfect aan bij de stijl van de late Beethoven: het leven gaat niet over rozen.

Bij de symfonieën ligt de indeling iets minder duidelijk. De Eroica veroorzaakte een soort aardbeving en zette zo de middelste, heroïsche periode in. Maar valt de Negende dan onder de late werken?
Qua tijdsperiode zeker, qua idioom ben ik niet helemaal zeker. Ondanks alweer de vele baanbrekende elementen. Nog de hele 19e eeuw zouden de componisten hier hun tanden op stuk bijten.
Misschien is een van de karakteristieken van een late style wel de hang naar de oude meesters. Naar Händel, naar de polyfonie van Bach. Ja in Beethovens geval zelfs naar Palestrina en Byrd.
En daar kon hij van harte lust mee aan de slag in zijn laatste, grootste en zeldzame religieuze werk, de Missa Solemnis.
Een mis die hij aanvankelijk zou gaan componeren voor de aartsbisschopswijding van zijn vriend en leerling Rudolf, liep volledig uit de hand, groeide uit tot een enorm monument, en kwam vele jaren te laat tot voltooiing.
Nog steeds valt het mensen moeilijk deze muziek in het plaatje van Beethoven te passen.
Maar voor een begrip van zijn fascinerende late werken is dit een sleutelwerk.
Met ongelooflijke momenten als de intieme expressieve vioolsolo in het Benedictus.
Zelden uitgevoerd, maar deze week bij het Rotterdams Philharmonisch.
En met mensen die deze muziek begrijpelijk kunnen maken: Phillipe Herreweghe en zijn Collegium Vocale.
Volgende week een late Brahms.

maandag 1 februari 2016

Dansen

Dans en muziek.
Muziek en dans.
Ze zijn nauw met elkaar verbonden.
Zelfs de meest zware symfonieën bevatten meestal wel wat dansmuziek.
Maar niet elke componist zwiert even meeslepend over de dansvloer.
En dat zal niet altijd terug te voeren zijn op hun danscapaciteiten.
Mahler moet een wat onregelmatige manier van lopen hebben gehad en Bruckner was waarschijnlijk te verlegen om zich op die manier fysiek te uiten, maar beiden hebben toch menige Oostenrijkse volksdans in hun symfonieën verwerkt.

Waar niemand bij stil kan blijven zitten is zeker Dvorák.
Natuurlijk de Slavische Dansen, die we bij het orkest veel te zelden spelen, maar ook middendelen uit zijn symfonieën. En in die categorie komt deze week de mooiste, meest gevoelige, misschien ook wel minst vrolijke langs, mijn favoriet: het scherzo uit de Zevende:

Rafael Payare dirigeert.
Een Venezolaan uit de kweekvijver van Abreu, dus hij zal het ritme wel in zijn lijf hebben.
We hebben hem al eens meegemaakt als invaller voor Yannick bij een concert in Sint Petersburg, maar dit wordt zijn debuut in Rotterdam. Reden om er bij te zijn.
Maar er wordt komende week ook in de Laurenskerk gedanst.
We zijn met Domestica inmiddels bij de derde aflevering van onze serie Lof&Lust in de Laurens aangeland.
Naast het Jaargetijde van Vivaldi, in dit geval natuurlijk de winter, spelen we ook steeds een Orkestsuite van Bach. Vanuit de theorie dat van die suites eerdere versies moeten hebben bestaan voor een kleinere bezetting, maakt onze klavecinist nieuwe arrangementen voor strijkers en basso continuo. De Tweede suite, met de overbekende badinerie, zal het bij ons zonder fluit moeten doen:
Ik denk niet dat iemand die zal missen.
Bovendien krijgt men er een danser bij.
Of moet ik zeggen: bewegingskunstenaar.
Piet Rogie vertelt met zijn lichaam een heel verhaal, een triest verhaal, over een moderne Orpheus, die zijn geliefde niet van de dood heeft kunnen redden.
En wij spelen daarbij de muziek. Ook van Vivaldi en zoon Philipp Emanuel Bach, maar de dansmuziek komt van Johann Sebastian. Of waren de delen uit de Orkestsuites niet bedoeld om op te dansen?

Wim Faas heeft een aardig boek geschreven onder de titel Dansen met Bach, waarin hij onder meer de vraag op tafel legt of Bach wel kon dansen.
Daar zijn geen gegevens over.
Maar wat weten we eigenlijk wel van Bach?
Niet zo heel veel.
Hij had wel contacten met een aantal dansmeesters, zoals de eigenaar van hun huis in Weimar, Adam Imanuel Weldig, die niet alleen aan het hof als mannensopraan werkzaam was, maar ook de pages dansles gaf. En op het gymnasium waar hij in Lüneburg lessen volgde was Thomas de la Selle, ooit dansleerling van de grote Lully in Versailles, regelmatig las leraar te gast.
Of hij het zelf kon is ook niet zo belangrijk, hij heeft de mooiste Sarabandes, Gigues, Allemandes en Bourrées geschreven die je je maar kunt voorstellen.
En waar je in een kerk mooi op kunt dansen.