donderdag 28 december 2017

Puur Weens 1

Ik heb al de gelegenheid gekregen om een toelichting te schrijven en mocht ook de meest recente aflevering van mijn column in Intrada aan de totstandkoming van 'mijn'  kamermuziekprogramma wijden. Toch is dat nog niet alles. Er is nog zoveel meer over te vertellen.
Ik vind het leuk, voor wie het interesseert, om te laten zien hoe alle muziek zijn eigen plaats verdient binnen het programma, hoe de keuze gemotiveerd kan worden, en wat het mogelijk gaat opleveren. Of het gaat werken zoals het bedacht is zal pas blijken tijdens het concert in de Jurriaanse Zaal op 10 januari.
Alles begon met de vraag om een programma te bedenken.
En waardoor laat je dan je keuze bepalen?
Er waren enige restricties maar geen aanknopingspunten, geen datum en geen link met de orkestprogramma's. Het jubileum van 100 jaar Rotterdams Philharmonisch Orkest viel in 2017/18, wat tevens mijn 25e seizoen bij het orkest is.
Ik deed mijn auditie in februari 1993 maar begon pas na die zomer officieel als lid van het orkest.
En er was nog een ander jubileum: 20 jaar Domestica Rotterdam.
Ik was niet bij de oprichting van dit kamermuziekensemble uit het orkest betrokken, maar heb er in de loop der jaren wel veel creativiteit in kunnen stoppen en inspirerende projecten mee mogen uitvoeren en organiseren. Het heeft ook gezorgd voor een speciale band met de collega's die daarbij betrokken zijn of zijn geweest.
En het is niet alleen die band die je met elkaar opbouwt, maar ook de ervaring van het samenspelen in kamermuzikaal verband, die de kwaliteit van een orkest positief beïnvloedt. Dat kan natuurlijk in gelegenheidsformaties, zoals meestal in deze serie, maar in de meeste toporkesten zijn wel een aantal vaste ensembles actief. Zo'n vast ensemble mocht best eens in het zonnetje gezet worden.
En dat bepaalde de keus voor de musici waarmee ik dit programma wilde spelen, met als voordeel dat je elkaar al goed kent en het daardoor sneller eens wordt over keuze van interpretatie. Bovendien kan ik dan repertoire kiezen wat we al eerder gespeeld hebben of later in de programmering van Domestica kunnen herhalen.

Mijn eerste keuze voor een centraal werk viel op Schönberg. De Kammersinfonie was destijds het werk waarmee Domestica in 1997 begon en er bestaat een mooie bewerking van voor vijf musici.
Om verschillende redenen kon dat plan niet doorgaan, maar is de gedachte aan Weense muziek wel blijven hangen. En daarmee een mogelijke thematische lijn. Als er één stad verbonden met een groot, misschien wel het grootste, deel van het repertoire dat we als orkest spelen dan is het Wenen. Niet alleen Mahler en Mozart, die prominent op de komende concerten van Yannick staan, maar ook Brahms, Bruckner, Beethoven, Johann Strauss, Schubert komen steeds weer voorbij.
En als tourneestad, met twee prachtige zalen, neemt Wenen een belangrijke plaats in voor het orkest. Dat begon al in mijn eerste seizoen , en heeft zich regelmatig herhaald, met een lekker hotel op loopafstand van beide zalen en een vast 'stamcafé' met een eerlijke en eenvoudige keuken op de hoek.
Bij een van die bezoeken hebben we met Domestica nog een optreden bij de Nederlandse ambassadeur in de voormalige woning van Richard Strauss mogen geven. Veel goede herinneringen.
Geen twijfel meer mogelijk: Wenen zou het thema worden en drie jubilea konden gevierd worden: 100 jaar orkest, 25 jaar lid van de cellogroep, 20 jaar Domestica Rotterdam.
Wien, nur du allein! vond ik een leuke titel. Een beetje ironisch ook. Alle muziek zou met Wenen te maken moeten hebben, maar de zin komt natuurlijk uit de operette-wereld van Robert Stolz, wat goed past in deze Nieuwjaarsperiode, maar totaal niet bij de muziek die we spelen.
Als ik de titels van de beide andere concerten in de kamermuziekserie zie, was Puur Weens ook wel een goed idee geweest.
Na deze lange inleiding zal ik in de volgende aflevering de keuze van de afzonderlijke werken nader toelichten.

woensdag 13 december 2017

Nog een keer kiezen

Je kunt natuurlijk nog eindeloos doorgaan met de keuzes van de vorige blogpost.
En misschien is het nadenken erover, het afwegen, wel boeiender dan de uiteindelijke keuze.
En kunnen we ons tegelijkertijd gelukkig prijzen met de ongelooflijke rijkdom aan schitterende muziek die we kunnen beluisteren en kunnen spelen.
En dan toch weer even een keus: Mahler of Bruckner.
Ze zaten allebei ruimschoots in de documentaire Yannick, die afgelopen zondag weer in Lantaren/Venster draaide. Bruckner domineert, met uitgebreide fragmenten uit repetities en concerten met de Achtste, maar ook Mahler biedt mooie momenten in de film, met muziek uit de Eerste en de laatste, de Tiende symfonie. Vooral de emotionele beelden in de dirigentenkamer na het concert in Edinburgh blijven hangen.
Bijna alle Mahlers hebben we met Yannick inmiddels gedaan, de Achtste komt nog dit seizoen, maar dat geldt zeker niet voor Bruckner. Een ondergeschoven kind?

De belangstelling voor de muziek van Mahler is de laatste decennia enorm gegroeid. Vroeger gold het als moeilijke muziek, tegenwoordig lijkt het bijna een garantie op een volle zaal. Misschien is dat wel te ver doorgeschoten.
Daar heeft Bruckner geen last van, en daarom alleen al verdient hij op dit moment mijn voorkeur.
Bruckner staat meer buiten de tijd, Bruckner is meer in evenwicht, Bruckner wordt nergens banaal, zoals Mahler bij tijd en wijle. Bruckner is ruimte, diepgang, zorgvuldige zich opbouwende climaxen.
Bruckner is het wonder van beginnen met een nauwelijks hoorbare klank, een harmonie van zachte strijkerstremoli, alsof het aura zichtbaar wordt, de atmosfeer voelbaar.
Het is religie en het is mystiek.
En Bruckner wint het omdat hij deze week op onze lessenaars staat.
De Vierde, met dat magische begin van strijkers waarop een eenzame hoorn zijn thema kan uitvouwen.
Yannick is voor beiden in de wieg gelegd, maar elke goede Bruckner-dirigent is automatisch goed in Mahler. Drie van mijn favoriete dirigenten, Furtwängler, Celibidache en in zekere zin Harnoncourt bereikten grote hoogtes en peilloze diepten in Bruckner, terwijl ze Mahler praktisch links hebben laten liggen.
Celibidache verklaarde zelfs dat de hele Mahler hem gestolen kon worden.
Dat kan ik niet met hem eens zijn, helemaal niet, toch blijft hij voor mij een inspirerende musicus.
Je moet dirigenten ook niet altijd horen praten over hun werk.
Meestal geeft Celibidache af op andere dirigenten als ignoranten, die geen idee hebben van hoe je muziek moet maken. En zijn uitleg over hoe het wel moet is vaak moeilijk te volgen. En hij vond opnames maar onzin, een slap aftreksel van de ware ervaring. Ik heb het twee keer meegemaakt in Amsterdam, Bruckner 8 en 4, met zijn orkest uit München. En hij heeft mij met die concerten overtuigd.
Furtwängler had ik ook graag mee willen maken, maar daar ben ik dan weer te jong voor.
Ik luister nog graag naar zijn opnames, in het besef dat ook dat maar een deel van het verhaal is, zeker ook zijn Bruckner. Hij heeft er wel zinnige dingen over te zeggen, toen hij in 1939 het Duitse Bruckner Gesellschaft toesprak. Het was natuurlijk de tijd van Hitler en hij sprak over het Überzeitliche in de muziek van Bruckner, waar op dat moment zoveel behoefte aan was. Er arbeitete nicht für das Heute; er dachte in seiner Kunst nur an die Ewigkeit. So wurde er der missverstandenste der grossen Musiker. 
Hij gaat ook in op de kritiek van vormloosheid en een overmaat aan sequenzen. Dat wil zeggen, hij gaat er eigenlijk niet op in, dat zou te ver voeren, maar zegt wel dat een kunstwerk niet bepaald wordt door het ontbreken van fouten, maar door die Kraft und Grösse der Aussage.
Furtwängler was natuurlijk ook een kind van zijn tijd. Harnoncourt kijkt er al weer heel anders tegen aan. Die ziet een persoonlijkheid die last heeft van een opvoeding en zich schuldig voelt als hij Wagner mooi vindt, ja zelfs vereert. En dat hij dat dan ging biechten. Een eenzame man. Maar ook iemand die geen voorgangers en geen navolgers heeft gehad: er ist in die Musikgeschichte hineinexplodiert. 
Een fascinerende figuur in de muziekgeschiedenis. En altijd weer fascinerend om zijn muziek te spelen. Zoals het moment dat hij in de finale van de Vierde naar het coda gaat. Volgens Yannick een visionaire passage:

 

donderdag 7 december 2017

Kiezen

Het is nergens voor nodig. maar soms is het best leuk om mensen naar hun voorkeuren in te delen. Naar hun muzikale voorkeuren in dit geval.
De wagneriaan tegenover de Verdi-fan.
De liefhebber van Debussy tegenover die van Ravel. Je kunt van allebei houden, maar je voorkeur bepaalt een stukje van je persoonlijkheid.
Prokofjev of Sjostakovitsj.
Così fan tutte, Don Giovanni of Le nozze di Figaro.
Er zijn er zeker nog veel meer te verzinnen en bij de meeste mensen zal het niet of/of zijn.
Zolang je niet hoeft te kiezen kan je overal van genieten, gelukkig maar.
Maar bij een gedwongen keuze zul je toch even goed moeten nadenken. Of is het louter emotie?
Verdi staat mij na aan het hart, Falstaff, Otello, La Traviata. Maar uiteindelijk zal de componist van Tristan, Parsifal en de Ring het toch winnen.
Ravel heeft fantastische muziek geschreven,  is waarschijnlijk de betere orkestrator, meer een perfectionist, maar Debussy past meer bij mij. Meer diepgang? Misschien. Of serieuzer, meer donker van kleur, dichter bij Wagner.
De verschillen tussen Prokofjev en Sjostakovitsj zijn misschien wel een beetje vergelijkbaar met die bij het Franse tweetal. Dan zou ik voor Sjostakovitsj moeten kiezen. Maar zo simpel blijkt het niet te zijn.
Sjostakovitsj staat zeker vaker op de lessenaars van ons orkest dan Prokofjev.
Hij heeft veel meer, namelijk 15 symfonieën geschreven, waarvan een aantal tot ons standaardrepertoire behoren. En evenveel strijkkwartetten, die her en der regelmatig gespeeld worden.
En hij werd van de ene dag op de andere de held van de Westerse wereld na de verschijning van de memoires opgetekend door Solomon Volkov, authentiek of niet. Terwijl Prokofjev zijn sterfdag met die van hun plaaggeest Stalin deelde.
En het meest populaire stuk voor de jeugd komt toch uit zijn pen.
Wie kent niet Peter en de wolf, of de Klassieke symfonie? De dans van de ridders uit Romeo en Julia?
Prokofjev is ongrijpbaar, schrijft in veel verschillende stijlen, kent humor en ironie en laat dat meer gelden dan Sjostakovitsj. En dat allemaal komt samen in zijn beroemdste ballet, Romeo en Julia.
Ik weet niet of het genoeg is om het duel te winnen, maar ik heb toch wel een zwak voor zijn muziek en zeker voor dit stuk, waar we deze week een suite uit spelen. Niet alleen ijzersterke muziek, maar ook heerlijk om te spelen.

Prokofjev stelde er al twee orkestsuites uit samen voordat het ballet eindelijk in premiere ging.
Uit die tijd is zelfs een door hem gedirigeerde opname overgebleven. Interessant voor de tempi en de klank:


En wat betreft de Mozartopera's: geef mij maar Cosí .



woensdag 22 november 2017

Identiteit

Hoe vaak lezen we niet over de heilzame werking van muziek op de hersens van onze kinderen en van onszelf. Actieve muziekbeoefening zorgt voor betere prestaties op school, in alle vakken, maar ook luisteren naar Mozart of Bach heeft al een positief effect.
Waarom ontbreekt muziek en de kunst in het algemeen dan zo nadrukkelijk in het huidige onderwijs, kun je je dan met recht afvragen.
Ook in de medische wereld wordt regelmatig geëxperimenteerd met de uitwerking van muzikale klanken. Maar wat ik afgelopen zaterdag in de NRC las, was nieuw voor mij: museumbezoek als verplicht onderdeel van de medische opleiding. Harald Merkelbach schreef erover in zijn column.
Het is nog niet zo ver, maar met kijken naar kunst zouden de artsen in spe hun observatievaardigheden kunnen trainen.
Kunst genieten met als effect dat je daarna anders tegen de wereld om je heen aankijkt, of op een andere manier gevoelens ervaart of herkent. Want dat laatste, daar gaat het bij ons, bij de concertbezoeker, waarschijnlijk eerder over.
Zo hadden we afgelopen week de eerste aflevering van Core Classics, de serie die bedoeld is om onze muziek aan nieuw publiek te presenteren. Het afwijkende zit hem dan in de uitgebreide inleiding, met muziek en gesproken tekst.
Maar op welke manier breng je de muziek dichter bij de luisteraar, geef je ze een sleutel, een handvat voor het beluisteren of misschien zelfs begrijpen van, in dit geval, de Negende symfonie van Dvorak, Uit de Nieuwe Wereld?
Je kunt vertellen wie de componist was, in welke tijd hij leefde, waarom en onder welke omstandigheden hij het stuk geschreven heeft, welke vorm hij aan het stuk gegeven heeft.
Zo gebeurt het meestal.
Met het gevaar dat je de ongeoefende, onvoorbereide bezoeker met een hoop onbegrijpelijke informatie opzadelt en de ervaren liefhebber verveelt met bekende feiten.
Bovendien is het maar de vraag of je op die manier tot de kern van de zaak komt.
Onze keus lag meer bij het stellen van vragen dan het geven van antwoorden. Het mooie van muziek is dat het zelden eenduidige antwoorden biedt. Dat het verwachtingen schept die in veel gevallen ook de nieuweling niet zullen ontgaan. Zoals het hoornsignaal na de openingsmaten, dat klinkt als een waarschuwing. Of de accoorden in het koper waarmee het langzame deel begint, waarmee dus de beroemde solo voor engelse hoorn wordt ingeleid: het doek gaat open, of: het sprookje begint. Er was eens. Dvorak was een verhalenverteller en mensen luisteren graag naar verhalen. Verhalen over indianen of over wat je er zelf in hoort.
Nationale identiteit was een thema. Daarvoor was Dvorak naar New York gehaald, om een muziekstijl te helpen ontwikkelen waarmee  de Verenigde Staten zich konden presenteren naar de buitenwereld.
Het is ook een heel actueel thema, in politiek Den Haag, en in de positie van de Verenigde Staten tegenover het buitenland. Welk Amerika wordt door de huidige president vertegenwoordigd?
Dvorak had het zoeken naar een identiteit in zijn Boheemse vaderland meegemaakt, waar Duits lang de voertaal was onder de overheersing van het keizerrijk Oostenrijk-Hongarije, en muziek een enorme belangrijke rol speelde in de onafhankelijkheidsstrijd.
Die rol werd weer actueel bij een concert in Londen in 1968, vlak na de Russische inval in Praag. Op een onlangs opgedoken filmopname is te zien hoe het geprogrammeerde Celloconcert van Dvorak, in de intense vertolking van Jaqueline du Pre, inclusief een gebroken snaar, en haar man Daniel Barenboim, ineens een enorme politieke lading kreeg:

Ook dit concert componeerde Dvorak in Amerika, maar hierin heeft nog niemand naar indiaanse of afro-amerikaanse invloeden gezocht.
Misschien hadden we het ook wel over toonsoorten kunnen hebben. Het is een technische term maar je kunt het best in gevoelens vertalen. Waarom schreef Dvorak zijn laatste symfonie in e mineur? Zegt die keuze iets over de strekking van het werk? Het is niet een hele gebruikelijke toonsoort voor een symfonie. Heeft het iets te maken met zijn grote vriend en promotor, die acht jaar daarvoor zijn laatste symfonie in dezelfde toonsoort schreef?
Die, de Vierde van Brahms,  spelen we deze week met Lahav Shani.
Vandaag klonken er al twee delen op de openbare repetitie. Meestal wordt dat een soort lunchconcert, maar nu kon het talrijke publiek ook echt genieten van de manier waarop onze toekomstige chef zijn ideale uitvoering probeert te bereiken. Een kijkje in de keuken. Ik ben zeer onder indruk hoe genuanceerd, effectief en inspirerend hij dat voor elkaar krijgt.
Dat worden zeker bijzondere concerten, met zelfs nog een vleugje Dvorak in de ouverture!

woensdag 15 november 2017

Nieuwe Wereld

November lijkt de maand van de Nieuwe Wereld te worden.
Niet alleen die beroemde symfonie van Dvorak meteen in de eerste week, maar er klonken toen ook nieuwe werelden in de muziek van Bartok en Pärt.
Zo origineel als de Muziek voor snaarinstrumenten nog steeds klinkt! En niet alleen modern, maar ook zo menselijk. Geworteld in de volksmuziek vindt hij in Dvorak een natuurlijk partner. Het lijkt een andere tijd maar toen de symfonie in New York in premiere ging was de jonge Bela toch ook al twaalf jaar. En ook hij zou later naar Amerika vertrekken.
De week daarna was het de beurt aan de wereld van de musical.
In combinatie met opera weliswaar, maar de musical-sfeer overheerst natuurlijk.
En dat is ook goed, want dat zijn de nummers die het publiek herkent en wil herkennen.
Een applaus na het horen van de eerste noten van een onaangekondigd nummer kennen wij in de klassieke wereld eigenlijk niet.
De operafragmenten waren ook goed gekozen deze keer, met niet alleen toppers als Nessun dorma en de Habanera uit Carmen maar ook een ouverture van Donizetti en een duet uit Rossini's Barbiere di Seviglia. Muziek uit de oude wereld, die we, wat mij betreft, veel vaker mogen spelen.
En wat mij betreft was Katie Hall de ster van de avond. Een bijzonder talent!
En dan staat deze week de Amerikaanse grootmeester John Adams op de lessenaars.
Harmonielehre klinkt niet erg Amerikaans, het verwijst naar Schönberg, maar het is een van zijn belangrijkste composities. Een van zijn eerste grote successen ook.
Minimal music in zekere zin, maar ergens ook heel romantisch. Niet wat je van zo'n titel zou verwachten dus. De aanleiding voor het eerste deel was een droom over een boot in de baai van San Francisco. Ik hoop niet dat dat de voornaamste reden is waarom voor Ligeti's San Francisco Polyphony als openingswerk gekozen is. Maar dat zal wel niet, want de Hongaar heeft fantastische muziek geschreven, ook regelmatig als muziek voor Amerikaanse films ingezet.
En dan Samuel Barber, de man van het Adagio.
Dat is op en top Amerika.
Over dat ene deel is zelfs een heel boek geschreven: Saddest music ever written van Thomas Larsson.
Dat stuk wordt overigens niet gespeeld, maar zijn wel Eerste symfonie.
En dan kom je toch weer terug bij Antonin Dvorak.
Die was door een rijke dame naar New York gelokt om bij te dragen aan de vorming van een muzikale identiteit van Amerika. Een eigen muziektaal die zich zou onderscheiden van het voorbeeld Europa. En tijdens die eerste maanden op Manhattan componeert hij dan een grote symfonie.
Aus der neuen Welt schrijft hij als ondertitel.
Alsof hij een ansichtkaart naar de overkant van de Atlantische Oceaan stuurt.
En is dat dan het voorbeeld wat gevolgd moet worden?
En zoja, wat heeft dat opgeleverd? Adams, Barber?
De Core Classics van deze week gaat er over.
En het bijzondere is dat we dit programma ook al op donderdag in Den Haag.
Daar heet het Masterclassics en is Lex Bohlmeijer degene die het verhaal vertelt.
En er zijn mooie verhalen te vertellen over zo'n beetje de beroemdste componist van Europa die de Amerikanen gaat leren hoe het allemaal moet.
En het was ook de tijd van de star-reporters, de journalisten die hun krant vol schreven met het laatste nieuws. En Dvorak was natuurlijk hot news, die zich gewillig liet interviewen.
Opmerkingen over de muziek van de slaven als rijke bron om een klassieke muziekcultuur mee te voeden verschijnen in de New York Herald van 21 mei 1893 en staan de volgende ochtend al in de Paris Herald, waarna er in Europa een debat ontstaat of dat nu wel zulke goeie ideeën zijn.
Maar Dvorak noemt ook de native americans, de indianen, als link met de symfonie.
Ik geloof niet dat hij hun muziek toen al gehoord had, de eerste maanden verlaat hij New York nog niet, maar als welkomstgeschenk had hij al wel een exemplaar van The song of Hiawatha gekregen.
Longfellows epos, dat ook al in vele vertalingen Europa veroverd had, gold als voorbeeld van de Amerikaanse literaire identiteit. Weinigen zullen nu nog de verhalen over de dappere krijger en zijn geliefde kennen, maar toen stond hij bij elke belezen Amerikaan in de kast.
Walt Disney heeft daar later iets heel anders van gemaakt.
De discussie over hoeveel Dvorak van de cultuur die hij in Amerika aantrof in zijn symfonie heeft gestopt duurt nog steeds voort. Ik vind het interessant, maar je hoeft je daar niet druk over te maken.
Het is ook gewoon hele mooie muziek, die haar Boheemse wortels niet verloochent, en altijd weer heerlijk is om te spelen. 

donderdag 26 oktober 2017

Turangalila

Ik dacht dat ik, na een intensieve periode met het Quatuor pour la fin du temps, wel een beetje thuis zou zijn in het idioom van Messiaen, maar Turangalila blijkt vooral uit andere vaatjes te tappen.
Er zitten niet veel jaren tussen de stukken, het kwartet was in 1941 voltooid, vijf jaren later begon hij aan de symfonie, maar de omstandigheden en het medium zijn wel totaal verschillend.
Als opmaat voor de symfonie schreef hij een liederencyclus, Harawi, een gezang over liefde en dood. Hij componeert het in de eerste maanden na de bevrijding.
De titels lijken wel wat op elkaar, maar Harawi komt uit het Quechua (een oude taal uit Peru) en Turangalila is Sanskriet. De verbinding ligt vooral in de Tristan-mythe die aan beide ten grondslag ligt. De legende die symbool staat voor alle grote liefdes en liefdesverhalen in de literatuur.
Een Franse Wagner zo vlak na de ondergang van het Derde Rijk?
Misschien meer nog een ont-wagnerde, een bevrijde versie van het eeuwenoude verhaal. 
De opdracht kwam overigens uit Amerika, uit Boston, van Serge Koussevitzky die daar chef-dirigent was. We kennen zijn naam tegenwoordig vooral van zijn Concert, vaste prik is op contrabasaudities.
Hij begon als bassist maar behaalde zijn grootste successen als dirigent.
Maar echt een monument heeft hij verdiend met de composities die hij mogelijk heeft gemaakt.
Deze Messiaen is natuurlijk zo'n topstuk, maar de bewerking die Ravel maakte van Moessorgski's Schilderijententoonstelling is helemaal niet meer weg te denken van de orkestprogramma's. En Bartok zou zijn Concert voor orkest niet op papier hebben gezet als Koussevitzky hem daar niet toe had uitgenodigd.
Een monument!
En een monument is het stuk zelf eigenlijk ook.
Steeds als het 'standbeeld'-motief in de trombones terugkeert zie ik een soort Commendatore uit Don Giovanni, een sculptuur van een strenge man voor me. Mozart gebruikte ook trombones. Messiaen maakt zelf een vergelijking met de beangstigende brutaliteit van oude Mexicaanse monumenten.
Een ander karakteristieke klank, die je niet snel zult vergeten is de ondes martenot, waar een electronisch geluid uit een ouderwetse luidspreker komt, doorgaans met een indringend vibrato, maar vaak toch ook heel ontroerend. De dame die het apparaat hanteert, een internationale specialiste, is naast ons geplaceerd. Ze kent niet alleen het instrument maar ook het werk op haar duimpje: ze speelt het helemaal uit haar hoofd!

Een mooie rol heeft het instrument ook in het lyrische langzame zesde deel, Jardin du sommeill d'amour. De geliefden zitten in de tuin, door hun roes bevangen. Één lange betoverende melodie.
Die doet me dan wel weer denken aan de beide Louanges in het Quatuor.
Merkwaardig genoeg blijkt deze veel vermoeiender, uitputtender voor je strijkarm te zijn dan het kwartet. Maar misschien vergt dat nog enige studie- en repetitietijd.
Een hoogtepunt van het stuk:



donderdag 5 oktober 2017

Bruckner

Het was mooi dat zoveel fans afgelopen week konden genieten van de gloednieuwe documentaire van Christiaan van Schermbeek over Yannick, maar ideale omstandigheden waren het niet.
Een concertzaal is toch iets anders dan een bioscoop.
En merkwaardig genoeg ligt het grootste verschil bij het geluid.
Maar ook het licht en de ruimte hielpen niet mee en het duurde bij mij even voordat ik in de film zat.
En dan mis je toch het effect van zo'n mooie openingsscene.
Maar ik mag inmiddels wel gaan spoilen en verklappen wat er gebeurt.
Yannick is frontaal in beeld, op zijn dirigentenbok, en doet niets.
Zelfs zijn gezicht verraadt aanvankelijk nog weinig, totdat hij zich ontspant en waarderende blikken met zijn musici uitwisselt, overgaand in de voorbereidingen voor een nieuwe inzet.
Dan pas blijkt dat we bij een concert van de Achtste van Bruckner aanwezig zijn, de overgang naar de finale, en zien we hoe hij de muziek vertaalt in beweging en met het orkest communiceert.
Het zegt meteen al veel over hem als dirigent, zonder woorden, en over de documentaire, die dichtbij de hoofdpersoon zal komen, die zijn bijzondere relatie met ons orkest illustreert en ondertussen ook de muziek van Bruckner dichterbij brengt.
Er klinkt best veel Bruckner in de film en er wordt uitgebreid over gesproken.
Yannick begint meteen al met een filosofische uiteenzetting over de essentie die in de muziek gevonden moet worden, de pulse, een beweging die voortgaat, met enige afwijkingen, maar niet extreem. Zoals een boom die omvalt als de takken teveel heen en weer gaan. En zoals in het leven, waarin we altijd op zoek zijn naar een balans.
En dat voel ik wel met hem mee, ook deze week als we de Vijfde met Jaap van Zweden doen.
Ook hij onttrekt zich niet aan die wetten van Bruckner, vanaf onze pizzicato-beweging in die prachtige inleiding, naar het indrukwekkende Adagio, waarin we in een langzame beweging verschillende ritmes boven elkaar moeten passen. Als dat goed gaat heeft een gigantische impact.
En het is voor mij dan niet alleen de flow, de continue beweging die je meeneemt, maar ook de ernorme ruimte die in die beweging gecreëerd kan worden. In de opbouw van de thema's en in de klankblokken die Bruckner, alsof hij op een orgel registreert, over het orkest verdeelt.
Niet voor niets wordt vaak de vergelijking gemaakt met een kathedraal, of verwezen naar de kerk van het klooster van Sankt Florian, waar de componist als tiener terechtkwam.
En de opbouw die ontstaat uit de herhaling van motieven en toewerkt naar een reusachtige climax aan het eind van de finale. Als luisteraar heb ik dat nooit meer zo sterk meegemaakt, ervaren, als bij de concerten met de Achtste en de Vierde die Celibidache in de 80-er jaren in Amsterdam gaf. Dat zit in mijn geheugen gegrift. Waarschijnlijk is het door de tijd ook nog aangedikt, geïdealiseerd, dus daar zal niemand meer aan kunnen tippen. Jaap van Zweden kan deze week met ons vier pogingen doen.
Hij heeft een goede reputatie als Bruckner-dirigent, dus wie weet.
Yannick kwam met de Achtste ook een heel eind, zoals gelukkig ook aan het eind van de film te zien en te horen is. De dvd is, in beperkte oplage, bij het orkest verkrijgbaar.

zaterdag 23 september 2017

Beelden

Ik had hier eigenlijk een stukje over de nieuwe film van Christiaan van Schermbeek, Yannick, willen schrijven, maar dat moet maar even wachten.
Hij is tenslotte nog niet vertoond.
Ik kan wel vast verklappen dat ik er erg enthousiast over ben, geroerd door de manier waarop muziek, tekst en beeld elkaar ontmoeten en versterken in een mooi verhaal. Voor details kan ik beter wachten tot na de vertoningen om het risico van spoilers te vermijden.
Maar de openingsscene is een trouvaille!
Vandaag werd ik geraakt door een ander verhaal over beeld en muziek: een portret van fotograaf Marco Borggreve in een Duits internet-magazine.
Ik bewonder Marco al lange tijd.
Niet alleen vanwege zijn prachtige foto's, waarbij zijn stijl altijd herkenbaar is, en tegelijk het resultaat ook weer zo passend bij de geportretteerde, maar ook in de manier waarop hij in het leven staat.
En een knappe prestatie van de journaliste om dat zo, in een beperkt aantal goed gekozen woorden, ondersteund door uniek beeldmateriaal, over het voetlicht te brengen.
Hij heeft ons orkest regelmatig gefotografeerd, maakte de mooiste foto's van Valery, maar komt de laatste jaren nog maar sporadisch langs. Helaas heeft hij Lahav Shani ook al op de gevoelige plaat vastgelegd. Dat had een reden kunnen zijn hem weer eens te zien en te spreken. Over musici bijvoorbeeld, die hij in zijn vak zo intensief leert kennen.
En hij raakt me nu weer met zijn inzichten in dit interview.
Wat je leert als musicus van op straat spelen, waarbij je op een directe manier de aandacht van de voorbijgangers moet vangen, de gedachten achter zijn Beethoven-experiment, zijn levenswerk met Harnoncourt. Dat soort zaken.
Later wil hij alleen nog maar concertfoto's maken, die reine Energie auf der Bühne einfangen.
Ik hoop dat hij dan nog eens naast me komt zitten in het orkest.

maandag 18 september 2017

Theater in Rotterdam

We waren vorige week bij de overburen op bezoek.
In de Rotterdamse Schouwburg werd de aftrap gegeven voor het fusiegezelschap met het Ro Theater en Productiehuis Rotterdam: Theater Rotterdam.
Ze presenteren zich op hun website als grensverleggend, vaak interdisciplinair theater en noemen o.a. spelers, dansers, vertellers en journalisten om ontmoetingen te realiseren.
Dat belooft veel goeds, maar musici ontbreken in de opsomming, hoewel je zou kunnen zeggen dat dat ook spelers zijn, of zelfs vertellers.
En we waren als musici van Domestica Rotterdam afgelopen week wel actief bij de doopplechtigheid.
Wat mij betreft zou het goed zou zijn als we ons als overburen aan het schouwburgplein, of dat nu Domestica of het Rotterdams Philharmonisch is, wat vaker door elkaar laten inspireren.
Met dank voor de uitnodiging van Theater Rotterdam.

Voor deze opening speelden we Messiaens beroemde Quatuor pour la fin du temps, als verbinding tussen verschillende teksten rond de thematiek uit In Europa van Geert Mak, samengesteld en geregisseerd door Johan Simons.
Een kwartet 'voor het einde der tijden', door de componist specifiek verbonden met het laatste bijbelboek, lijkt misschien niet het meest toepasselijk voor zo'n feestelijke gelegenheid, maar je kunt het ook als afsluiting van een periode zien. Bovendien is het ijzersterke muziek, een voorrecht om te mogen spelen, en het paste mooi in het verhaal dat verteld werd.
Verteld door een indrukwekkende line up van acteurs en actrices als Pierre Bokma, Jacob Derwig, Elsie de Brauw en de mensen van Wunderbaum. En niet te vergeten de burgemeester.
Aboutaleb toonde zijn redenaarskunsten in een tekst van Ramsey Nasr.
Het is altijd weer bemoedigend om te merken dat er in de politiek ook nog mensen rondlopen die kunst hoog in het vaandel hebben staan en laten zien hoe belangrijk het kan zijn voor de maatschappij en het persoonlijke leven. Een burgemeester om van te houden.

Maar zeker ook de samenwerking met Johan Simons maakte dit voor mij een waardevolle ervaring. We hebben bij Domestica in de loop der jaren al veel ervaring opgedaan met het combineren van tekst en muziek, de laatste tijd vooral in onze serie in de Laurenskerk.
Daar hadden we vandaag nog boeiende discussies met Kaat Haest, die komende woensdag met ons haar tekst gaat voordragen tussen muziek van onder meer Telemann en Kurtag.
En om dan te zien hoe een regisseur van het niveau Simons daarmee omgaat is uiterst leerzaam en inspirerend.
Waar wij meestal van de muziek uitgaan was bij hem nu het uitgangspunt de tekst, waar tot op het laatste moment in gesneden werd. En het mooie was dat veel nog open stond voor discussie en dat de muziek uiteindelijk het laatste woord kreeg.
Tot het moment dat het grote feest begon. Met dj, band, een lichtshow en wat er allemaal bijhoort.
Leuk om daar Mirjam Koen nog even te spreken. Met haar Onafhankelijk Toneel hebben we in het verleden verschillende mooie muziektheaterproducties mogen maken, maar zij zijn helaas bij de bezuinigingen en fusies buiten de boot gevallen. Toch doen ze nog steeds spannende dingen aan de Coolhaven. Extra leuk om dan vandaag te lezen dat ze de ACT-award heeft gekregen.
Gefeliciteerd, Mirjam!

dinsdag 29 augustus 2017

Beantwoorde vragen

En we hebben elkaar de afgelopen weken inderdaad beter leren kennen.
Met elkaar gerepeteerd, gereisd, onder zeer uiteenlopende omstandigheden concerten gegeven en met elkaar gespeeld. Want met de pianist Lahav Shani krijgen we als musici op een andere manier contact dan met de dirigent. Een extra dimensie in het naar elkaar toegroeien van orkest en toekomstig chef-dirigent.
Het doet wel een beetje denken aan een jaar of tien geleden toen we met Yannick begonnen.
En toen ook zijn naam nog niet overal een bel deed rinkelen.
Inmiddels staan ze overal voor hem in de rij.
Het zou kunnen dat Shani wat dat betreft, althans in Europa, een stukje verder is, hoewel de presentator van het concert in Amsterdam het presteerde om herhaaldelijk de naam te verbasteren tot Shahav Lani. Het zal Shani zeker niet vaak meer gebeuren. En die arme presentator waarschijnlijk ook niet.
Het publiek in Rotterdam, Amsterdam en Ravello heeft hem in hun armen gesloten en ook de pers liet zich niet onbetuigd. Er konden heel wat ballen verzameld worden.

En natuurlijk wordt Lahav ook door ons vergeleken met zijn voorganger, maar eigenlijk lijken ze helemaal niet zo op elkaar. De techniek van dirigeren doet eerder aan Valery denken, minder energiek, in zekere zin soberder, maar heel efficiënt. Hij biedt ruimte, diepte en duidelijkheid.
En zo zijn ook de repetities. Zelfs voor de openluchtconcerten wordt nog op details gewerkt die toch gedeeltelijk zullen vervliegen in de omgeving. Maar het levert een prachtig resultaat op.
Een investering in de kwaliteit van zijn toekomstige orkest.
Vooral zijn aandacht voor ritme is opvallend.
Wellicht is het een en ander terug te voeren op zijn mentor Daniel Barenboim, maar die ken ik niet goed als dirigent. Het meeste zal zuiver Shani zijn.
In de keuze van het lichtere Amerikaanse repertoire, met een intrigerende symfonie van Weill als meest serieuze element, heeft hij ook al snel voor de hand liggende kwalificaties onderuit gehaald.
Ik zag hem in de eerste plaats als dirigent voor het diepzinnige Duitse repertoire, Brahms, Bruckner, Mahler, Beethoven en in de toekomst vast ook een zinderende Wagner, maar zijn Gershwin en Bernstein blijken ook onweerstaanbaar.
Spannend bovendien om dan te openen met een iconisch Ives: The unanswered question.
En met gevoel voor humor kwam die onbeantwoorde vraag, het trompetthema, in Rotterdam nog even tijdens de cadens van Gershwin om de hoek kijken.
Een aantal vragen zijn met deze reeks concerten wel beantwoord.
De dialoog wordt in november voortgezet met Brahms en Ravel.
Een must voor degenen die de opkomst van dit bijzondere talent niet willen missen.

donderdag 17 augustus 2017

Swingend het seizoen in

De zomerstop is weer voorbij.
Het orkest verzamelt zich voor de eerste repetities in de Doelen.
Een vertrouwde omgeving, maar het heeft elk jaar toch iets onwennigs.
Ieder komt uit zijn eigen biotoop.
Vaak met de familie op vakantie geweest, soms ook nog elders muziek gemaakt.
En dan vind je weer je eigen plek in de machine die symfonieorkest heet.
Je zoekt collega's op om bij te praten, met de een wat uitgebreider dan met de ander.
En dan gaat het spoedig weer als vanouds, alsof er geen vakantie is geweest.
Maar dit wordt niet een jaar als alle andere.
We nemen een aanloop naar ons jubileumseizoen, naar de viering van een eeuwlang Rotterdams Philharmonisch Orkest. En die aanloop wordt gestuurd door onze toekomstige chef, niet alleen in de Doelen, maar hij vergezelt ons ook naar Italië, naar Amsterdam en naar de Veerhaven.
Dat ziet er uit als een passend begin.
Lahav Shani gaat het jubileumjaar 2018 ook van start met een serie Nieuwjaarconcerten, dus tegen de tijd dat zijn officiële aanstelling begint zullen we elkaar alweer wat beter kennen.
De verwachtingen binnen het orkest zijn hooggespannen en gisteravond in het Concertgebouw weer extra gevoed. Wat een (dubbel)talent!
Maar de rest van het seizoen is het vooral Yannick die in zijn laatste jaar als chef een bijzonder spectrum gaat laten horen.
De Eroica komt terug.
Was het zijn eerste seizoen, dat we die speelden? Alweer bijna tien jaar geleden, dus.
Een prachtig revolutionair werk, ideaal om te ervaren hoe Yannick gerijpt is, hoe de samenwerking zich ontwikkeld heeft, welke nieuwe geheimen er in Beethoven kunnen worden onthuld.
Want Beethoven is een toetssteen, een niet aflatende uitdaging, een lakmoesproef.
Maar er zijn meer lakmoesproeven die zeker voor hoogtepunten gaan zorgen.
Turangalila.
De naam is al een wonder. En wanneer hoor je dit meesterwerk van Messiaen in de concertzaal?
Nou ja, toevallig ook bij het Radio Filharmonisch Orkest en hun chef in november.
Misschien geen ideale spreiding, maar liefhebbers zullen er waarschijnlijk blij mee zijn.
En dan Mahler 8, natuurlijk.
Niet zijn meest favoriete symfonie en (te) vaak gebruikt om op speciale gelegenheden groots uit te pakken. Groots, duur en meeslepend wordt het al snel, met zoveel musici, solisten en koren.
Maar na de recente Mahler-ervaringen met nummer 1 en vooral 10 verwacht ik een diepgaande, bij tijd en wijle intieme en verstilde, versie van een uniek niveau.
Een concert waar je bij moet zijn geweest.
Maar komend weekend nog even op reis.
Eerst Napels zien, of eigenlijk Ravenna, dan presenteren we ons volop aan ons Rotterdamse publiek.
Swingend tussen de Mambo en Cha-cha uit Puerto Ricaans New York naar de Samba uit Rio en terug het nieuwe seizoen in.

woensdag 31 mei 2017

Azië

Het orkest staat weer in de startblokken om op reis te gaan.
Oost-Azië is het reisdoel.
Daar komen we zo eens in de paar jaar.
Ik ken nog niet alle zalen, maar de steden heb ik allemaal al eerder bezocht.
Behalve Jakarta.
Jakarta is geen gebruikelijke halteplaats voor een tournee.
En ik ben zelfs nooit in Indonesië als toerist geweest.
Ondanks dat mijn moeder daar haar eerste levensjaren heeft doorgebracht.
Het staat zeker nog op de verlanglijst.
Dit bezoek aan de hoofdstad wordt dan een voorproefje.
Een voorproefje van een land dat niet bepaald positief in het nieuws komt de laatste weken.
Dat veroorzaakt dan toch wel gemengde gevoelens.
Dat geldt natuurlijk ook voor Korea.
De spanning tussen Noord en Zuid is niets nieuws.
Daar hebben ze mee leren leven.
Misschien is het meer het onberekenbare karakter van Amerika's buitenlandpolitiek dat zorgt voor meer onzekerheid.
Je zou kunnen zeggen dat je dan als bezoekend orkest in zekere zin een positieve rol kunt spelen.
Als steun voor de miljoenen mensen die zo dicht bij de grens met hun noorderburen wonen.
Het lijkt er op dat ze zich er niet erg druk over maken, dus dat zullen wij dan ook maar niet doen.
En dan nog China.
Een mix van oude cultuur, communistische (anti-)cultuur en een inhaalslag die ze de laatste decennia uitvoeren. Mooie zalen in ieder geval, in Shanghai en Beijing.
En het is een land dat er toe doet in de wereld.
Ik kan er nog geen duidelijk beeld van krijgen, maar zo'n bezoek zal daar zeker aan bijdragen.
Met open ogen en een open houding het onbekende tegemoet.
En het bekende van de eigen collega's, waar ook wel wat nieuwe mensen tussen zitten en hoornist Bob Stoel zijn laatste concerten met ons zal spelen. Ook voor het sociale aspect van een orkest is een tournee belangrijk.
Je komt nog eens tot gespreksonderwerpen waar je in de dagelijkse gang van zaken niet snel aan toe komt. En je komt samen weer tot mooie inspirerende concerten.
Voor de thuisblijvers reist Justus Cooiman mee, die dagelijks een videoboodschap de ether in stuurt, ofwel over het internet verspreidt. Hij heeft dat ooit op een Amerikaanse trip gedaan en daar toen een mooie onderscheiding voor gekregen.
Ook voor de aanwezigen is dat overigens een leuke manier om je eigen reis te kunnen volgen.
Ik weet dat de beelden op facebook te zien zullen zijn, maar verwacht dat ook via de website van het orkest het verslag te zien is.
Dan kom ik na thuiskomst wel weer met mijn eigen verhalen.

donderdag 18 mei 2017

Tussen hemel en hel

Najaar 2017 wordt Messiaen-tijd voor mij.
Het gaat maar om twee stukken, maar wel twee van de grote werken uit het repertoire.
Yannick komt in oktober de Turangalila symfonie dirigeren.
Een unicum, dat zeker de laatste 25 jaar bij het orkest niet meer op de lessenaars heeft gestaan.
Ik weet niet of hij hem al vaker gedaan heeft, maar voor elke dirigent is het een enorme uitdaging.
Voor elk orkest ook, overigens.
Daarover later zeker nog een keer.
Eerst is het de beurt aan het beroemde Quatuor pour la fin du temps.
Beroemd omdat het relatief vaak wordt uitgevoerd.
En omdat het daarbij nooit nalaat een diepe indruk op het publiek achter te laten.
Berucht ook onder de musici, omdat het extreme eisen aan de uitvoerenden stelt.
Niet vergelijkbaar met welk ander stuk ook.
Maar zeker ook iets om naar uit te kijken.
Omdat de tijd en energie die je erin stopt veel voldoening oplevert.
Beroemd is het stuk ook geworden door de ontstaansgeschiedenis en de mythes die er om heen hangen. Vier musici in een Duits gevangenkamp, onder erbarmelijke omstandigheden, repeteren het stuk, dat een van hen gecomponeerd heeft, op gebrekkige instrumenten (een cello met drie snaren!) en spelen daar, midden in de winter, de gedenkwaardige eerste uitvoering. Een ongelooflijk verhaal.
Ik heb onlangs een boek gevonden dat onderzoekt wat de omstandigheden werkelijk geweest kunnen zijn, onder meer aan de hand van interviews met de musici van het eerste uur: For the End of Time van Rebecca Rischin. En dan val je inderdaad van de ene verbazing in de andere.
Zo was de klarinettist, Henri Akoko, een Joodse Fransman, die als krijgsgevangene in het kamp de oorlog overleefde. Hij is zelfs nog ontsnapt en naar het kamp teruggestuurd, terwijl hij uiteraard het risico liep in een concentratiekamp als Auschwitz terecht te komen. Het mislukken van zijn poging was ook gunstig voor dit meesterwerk, dat toen nog onvoltooid was en op 15 januari 1941 in kamp Stalag VIIIA in Görlitz voor het eerst werd uitgevoerd.
Ik zal later zeker nog terugkomen op andere verhalen in het boek. Dat van de drie-snarige cello - zelfs op vier snaren is het een hele lastige klus! - blijkt door de componist uit zijn duim te zijn gezogen.
Het instrument is voor cellist Etienne Pasquier in een plaatselijke muziekwinkel aangeschaft, met geld verzameld onder de gevangenen. Van de Duitse bewaker die zo'n positieve rol in deze geschiedenis heeft gespeeld is de naam nog bekend: Carl-Albert Brüll.
Verdient zo iemand niet een ereplaats in de muziekgeschiedenis?
Ook na de oorlog doet hij nog van zich spreken.
Zowel door de omstandigheden als door het onderwerp van de muziek lijkt het het ideale stuk voor herdenkingen van de Tweede Wereldoorlog, zoals jaarlijks op 4 mei. En daar wordt het zeker veel voor gebruikt. Wij gaan met Domestica Rotterdam het stuk begin september als opening van het seizoen bij Theater Rotterdam spelen, in combinatie met teksten geïnspireerd op In Europa van Geert Mak.

Maar eerst doen we zaterdag tijdens de Operadagen nog een andere productie die ook zeer goed op 4 of 14 mei zou kunnen passen: Goldberg.
De combinatie van de tekst met daarin een realistisch suggestief beeld van de rauwe omstandigheden in een legerhospitaal tijdens een oorlog en de, in zeker zin, hemelse muziek van Bach in zijn Goldbergvariaties is eigenlijk goed vergelijkbaar met de contrasten binnen Messiaens Quatour, waar de heftige fanfares met de aankondiging van de apocalyps worden afgewisseld met meditaties over de eeuwigheid van Jezus.
Komt de boodschap op die manier misschien harder aan, raakt hij daarmee dieper in de ziel?

vrijdag 28 april 2017

Herinnering

Een groot deel van ons vak als orkestmusicus is gebaseerd op ervaring, op herinnering aan eerdere uitvoeringen van dezelfde muziek. Of van soortgelijke muziek, eenzelfde idioom, waardoor je weet wat je ongeveer kunt verwachten.
Dat is een onmisbare hulp bij het bepalen van timing, van dynamiek, van het kleuren van je toon, van bijna alles eigenlijk, als aanvulling op de aanwijzingen in je partij en de informatie die je van de dirigent krijgt. Zeker als je het vak op hoog niveau wilt uitoefenen.

Maar datzelfde geheugen, die kennis van het repertoire zorgt er ook voor dat je in de muziek die je speelt altijd weer muziek van anderen hoort. En met bepaalde collega's ontstaat dan weleens een spel van het vinden van de beste associatie, en komen allerlei scenes uit Wagners Ring des Nibelungen, Debussy's Pelleas of Stravinsky's Vuurvogel op tafel.
Vooral Wagner blijkt in ons symfonische repertoire, vanaf het eind van de negentiende eeuw nogal wat sporen te hebben nagelaten. Zeker bij een componist als Dvorak, hoewel die meestal in de invloedssfeer van diens tegenpool Brahms wordt geplaatst.
Maar vorige week hoorde ik in zijn Stabat Mater een passage uit voor mij volkomen onverwachte hoek. En bepaald niet verstopt, want niet alleen driemaal in het openingsdeel, maar ook nog een keertje in het afsluitende Quandus corpus morietur. 
Onvervalste Verdi!
Het lijkt er sterk op dat de Bohemer Dvorak hier de Italiaan Verdi citeert met een wending uit diens Requiem.
Het zou bewust kunnen zijn, want als Dvorak in februari 1876 met componeren begint heeft de dodenmis van Verdi net twee jaar daarvoor voor het eerst in Milaan geklonken.
Maar het lijkt voor mij, ondanks het verwante genre, zo'n onwaarschijnlijke invloedssfeer.

Maar hier zijn de voorbeelden.
Dvorak (vanaf 0:30):

  
En dan Verdi (vanaf 1:04):


Er zijn nog andere delen die iets minder concreet naar Verdi klinken, zoals het achtste deel, Fac ut portem, de manier waarop beide zangers gecombineerd worden en zo'n passage vanaf 2:42, met die doorgaande beweging onder melodie:

Als ik Michael Steinberg (Choral Masterworks) er op nasla noemt hij allereerst Schubert en de Onvoltooide symfonie en Beethovens Missa Solemnis, maar Verdi komt ook voorbij.
Zou hij het Requiem hebben gehoord?
Misschien is het waarschijnlijker dat hij de partituur in handen gekregen heeft.
Bovendien kende hij zijn Verdi uit de tijd dat hij zijn boord als altviolist in de opera verdiende, met Il Trovatore vast op het repertoire.
Verdi's werk kent veel meer dramatiek, veel meer contrasten.
Al die langzame tempi maakt het Stabat Mater tot een lastige uitdaging.
Volgens Steinberg: 'A sensitive conductor not averse to flexibility and with a truly comprehensive view of the entire score knows how to make the work breathe and flow.'
Als voorbeelden uit het verleden noemt hij Kubelik en Talich, de dirigent van bovenstaande fragmenten. Beiden Tsjechen, net als de enige tijdgenoot die wordt genoemd: Jiri Belohlávek.
En hij was het die ons door de partiuur heeft geleid.
Met of zonder Verdi.

zondag 16 april 2017

Lijdenstijd

De Lijdenstijd is weer voorbij voor dit jaar.
Een lijdenstijd in de kerkelijke kalender maar voor menige (barok)musicus een drukke tijd vol passies, en daarmee een gevulde beurs.
Van Mattheus naar Johannes en weer terug.
Ook ons orkest doet de laatste jaren weer mee aan de 'Mattheus-traditie', die inmiddels kan worden beschouwd als een stevig onderdeel van onze Nederlandse culturele identiteit.
Fantastisch om te spelen voor de musici en ook het publiek waardeert het steeds weer.
En het biedt de kans om met verrassende dirigenten voor de dag kunnen komen, zoals dit jaar.
Nathalie Stutzmann, een succesvol zangeres, is gaan dirigeren en blijkt het in de vingers te hebben.
Haar Nederlandse debuut smaakt naar meer, als je het mij vraagt.
Misschien de Johannes in de nabije toekomst. Of iets heel anders.
Want er zijn nog zoveel alternatieven, ook voor de dagen voor Pasen.
Het Stabat mater  bijvoorbeeld.
De pijn van Maria, als moeder van Jezus, bij het kruis.
Hoeveel componisten hebben die tekst niet op muziek gezet?
Pergolesi natuurlijk, maar ook Vivaldi, Poulenc (een paar seizoenen geleden nog met Yannick gespeeld, in december!), en zelfs Rossini en Verdi.
Komende week spelen wij de versie van Dvorák, met niemand minder dan Jiri Belohlávek.
Deze heeft al vaker bij ons een lans gebroken voor de muziek uit zijn vaderland.
Dat lijkt bij Dvorak misschien niet nodig, maar vreemd genoeg klinkt er van deze terecht populaire componist altijd maar een handjevol kaskrakers. De laatste drie symfonieën uiteraard, het Celloconcert en misschien eens een enkele Slavische Dans als toegift.
Met Belohlávek hebben we De Houtduif, een van die late symfonische gedichten, gedaan en de prachtige Symfonische Variaties.
Het Stabat Mater stamt uit dezelfde periode, als de componist tegen de veertig loopt, en het noodlot hem zwaar treft. Hij wordt dan een rouwende vader en de muziek onder de Latijnse tekst komt rechtstreeks uit zijn gepijnigde hart. Ook hij verliest een zoon, maar binnen korte tijd bovendien twee dochters en blijft met zijn vrouw kinderloos achter.
Deze indringende muziek zorgde destijds voor zijn internationaal doorbraak, maar klinkt relatief zelden in Nederland.
Misschien komt dat ook wel door de Mattheus Passion, die de lijdenstijd als het ware voor zich opeist. In het buitenland zijn prachtige opnames gemaakt met dirigenten als Harnoncourt, Herreweghe en Jansons.
Ik zou het niet erg vinden als we het onderhouden van de Nederlandse identiteit de komende jaren aan de talloze koren en orkesten in den lande overlaten en ons op de mooiste Stabat Maters (kan dit meervoud?) gaan richten. Daar kunnen we dan nog lang mee vooruit.
Van mij mag dat, zoals nu, dan ook nog wel buiten de week van de lijdenstijd.
Volgend jaar staat nog gewoon de Mattheus op het rooster, maar dan wel tot en met stille zaterdag.
Toch al een beetje over de grens dus.




woensdag 29 maart 2017

Wees

Ik beschouw deze blog niet als een medium om lezers deelgenoot te maken van mijn privéleven, maar, hopelijk als afsluiting van een moeilijke periode waarin de frequentie erg laag was, in dit geval voelt het niet misplaatst om een uitzondering te maken.

Sinds twee weken, met het overlijden van mijn moeder, ben ik wees.
Dat betekent dat ik nu iets mis, erg mis, maar wel iets waar ik best lang van heb mogen genieten.
Het betekent tegelijkertijd dat je nu iets met je mee draagt, de erfelijke en geestelijke nalatenschap van je ouders, die er niet meer zijn.

Dat besef zal pas langzaam tot me doordringen.
Ik ben geen uitzondering, zeker niet op mijn leeftijd.
Maar er zijn twee passies, passies die samenkomen in deze teksten en die ik rechtstreeks met mijn ouders kan verbinden: de liefde voor taal en het geschreven woord van mijn vader en de liefde voor klinkende muziek van mijn moeder.
En dan merk ik de laatste weken heel sterk hoe intuïtief eigenlijk deze stukjes tot stand komen en hoe afhankelijk je dan bent van de stemming waarin je verkeert.

Natuurlijk was het ook een kwestie van tijdgebrek waardoor er niets meer op het beeldscherm kwam.
Vanaf het moment dat de boodschap kwam dat mijn moeder ernstig ziek was heb ik veel tijd met haar door kunnen brengen, de teleurstelling na elk ziekenhuisbezoek kunnen delen, maar ook de vreugde van de aanwezigheid van familie en vele vrienden, waarvan ze nog in het volle besef afscheid van heeft kunnen nemen.

Met zo'n prominente plek voor muziek in haar leven, vanaf de jongste jaren in het vooroorlogse Indië, was het vanzelfsprekend dat er ook veel muziek zou klinken bij haar afscheidsdienst.
En dan ben ik blij dat ik mijn aandeel op mijn cello kan leveren en geen tekst hoef uit te spreken.
Een indische liedje met mijn dochters, voor hun trotse oma, en een Sarabande van Bach.
In G majeur, want ik herinner me haar als opgewekt en levenslustig.
En deze muziek had ik een week eerder nog voor haar gespeeld.
Onder de klanken van Fauré's In Paradisum droegen we de kist de kerk uit.

Muziek als troost, muziek als taal om met elkaar te communiceren, muziek als passie om me in te verliezen.
En ik hoop er de komende tijd weer regelmatig over te kunnen schrijven.

zaterdag 18 februari 2017

Brochure

Niet alleen in Hamburg kunnen ze tijdens de concerten de hele zaal gebruiken, wij kunnen dat ook in de Doelen. En ik ben er erg voor dat vaker te doen.
Komende zondagochtend klinkt daar Händels Watermusic, en Jan Willem de Vriend heeft van alles bedacht om de sfeer van de oorspronkelijke uitvoering op te roepen. Toen klonk voor de Engelse koning vanuit verschillende bootjes op het water deze fantasierijke muziek.
Fantasie kan ook De Vriend niet ontzegd worden.
Iedereen zal de muziek wel kennen, music for the millions, maar ik speel het stuk voor het eerst.
Dat gebeurt niet vaak meer bij zulke bekende stukken, maar gebeurde me toevallig eerder deze week ook al.
The person's guide to the orchestra, Benjamin Britten, het klassieke stuk voor jeugdconcerten, om te laten horen welke instrumenten er allemaal in zo'n groot orkest meespelen.
En ook dat speel ik voor het eerst.
Toevallig vrij geweest de vorige keren?
Dat kan, zeker met een deeltijdbaan, maar dan zal het toch ook niet heel vaak geprogrammeerd zijn.
En nu, als onderdeel van een groter geheel, Het Griezelorkest, ontbreken helaas nog een paar variaties, dus het moet voor mij nog een keer op de lessenaars, voordat ik met pensioen ga.
En misschien is het dan ook wel weer eens goed om naar de 'gouwe ouwe' van de educatieve concerten terug te keren.
En toen lag de nieuwe seizoensbrochure in ons postvakje.
Een mooie gele kleur dit keer, met wat oranje er doorheen.
En een nieuw logo op de voorkant, in de rechterbovenhoek: Jubileumjaar 2018: 100.
Dat wordt feest!
Het jubileumjaar 2018 valt in twee seizoenen, maar het Jubileumconcert is nog voor de zomer, op 10 juni. Een bijzonder programma met een grote operaster, Joyce DiDonato.
Daarnaast natuurlijk ook weer veel muziek die ik eerder gespeeld heb, symfonieën die mensen graag willen horen, repertoire dat zich bewezen heeft.

Een Achtste Mahler is zeker bijzonder, maar heb ik al met Conlon en met Gergiev gespeeld.
Zelfs Turangalila, het iconische orkestwerk van Messiaen, heb ik al eens mogen uitvoeren. Maar dat was voordat ik aan mijn orkestbaan begon, want het is zeker al 25 jaar niet meer bij ons gespeeld.
Het is een van de vele stukken waar ik me al enorm op kan verheugen.
De Muziek voor strijkers, slagwerk en celesta  van Bartok hoort daarbij, maar ook een voor mij onbekend celloconcert van Connesson, De concerten met de toekomstige chef Lahav Shani zijn spannend, maar ook de komst van David Zinman, waar ik nooit eerder mee speelde.
En natuurlijk verheug ik me enorm op het kamermuziekconcert dat ik zelf heb mogen samenstellen, maar daarover later. Er valt veel over te vertellen.

Zo is het verschijnen van de nieuwe brochure voor ons altijd weer een mooi moment in het seizoen.
Het moment dat je je kunt beginnen te verheugen op hoogtepunten die er aan zitten te komen, op mooie concerten waar je aan deel mag nemen, op het terugzien van dirigenten en solisten waar je goede herinneringen aan hebt.
En op repertoire dat je voor het eerst speelt.
En dan blijkt Georg Friedrich Händel met zijn Watermusic niet alleen deze week bij te dragen aan een mooie zondagochtend maar aan het eind van het volgend seizoen ook aan een bijzondere opening van het Jubileumconcert.En ik moet me sterk vergissen als we daarbij ook niet buiten de grenzen van ons Doelenpodium gaan treden.

Maar misschien spreek ik hiermee wel voor mijn beurt, want ik kan ons nieuwe seizoen nog nergens op internet vinden. En dus ook niet een afbeelding laten zien.
Waarschijnlijk wachten vele deurmatten in Rotterdam en de verre omgeving nog op een mooie verrassing.