woensdag 26 november 2014

Enquist

In een tijd waarin het steeds moeilijker wordt om mensen voor klassieke muziek te interesseren, voor cultuur die iets meer vraagt dan een snelle bevrediging, is het verheugend als er mensen opstaan die deze ontwikkeling in heldere bewoordingen weten de duiden.
Waarom zouden we tenslotte nog de kunst koesteren, er geld in investeren, als zo weinigen er behoefte aan lijken te hebben?

Dit weekend schreef Anna Enquist, gevierd schrijfster, dichteres en psychoanalytica, een essay in de boekenbijlage van Trouw, onder de titel 'Het verlangen naar de oppervlakte'.
Ik ben niet de grootste fan van haar boeken, maar dit heb ik met instemming gelezen.
En niet allen met instemming, ik vond het ook verhelderend.
We kennen allemaal het verhaal over het onderwijs, waar niet meer gezongen wordt op school.
En hoe kun je je tegenwoordig nog vervelen of de uitdaging van verdieping aangaan in de aanwezigheid van de smartphone? Maar Enquist trekt de lijn nog verder.
Interessant is de volgende vergelijking die ze maakt vanuit het jolige beeld van dirigeren dat geschetst wordt door een programma als Maestro, en het belang van muziekonderwijs. 
Een citaat: Wat ging er verloren? Geduld, doorzettingsvermogen, vlijt. Interesse voor de ontstaansgeschiedenis van een fenomeen, voor de structuur, de gelaagdheid die onder de oppervlakte verscholen gaat, belangstelling voor de diepte onder het direct zicht- en hoorbare.
Dit verlies zie je ook op het gebied van de psychotherapie (...) Psychotherapie is verworden tot symptoombestrijding.

Verderop:
Datgene waar ik mijn hele leven plezier in heb gehad, wat ik van waarde vond, lijkt verloren te gaan. De klassieke muziek, de inzichtgevende psychotherapie. 
En dan de literatuur. Voor afdalen in een roman is geen tijd meer, laat staan het lezen van een gedicht.

Ik heb Anna Enquist leren kennen via een dichtbundel, 'Jachtscenes'.
En ik vond het jammer dat ze het dichten heeft verruild voor het schrijven van romans.
Haar debuut 'Het Meesterstuk' kon mij toen niet zo bekoren.
Maar ik heb het nu (gratis via Trouw) op mijn e-reader gezet, en ga het zeker herlezen.
De link zoeken met Mozarts Don Giovanni misschien.
Een heerlijke partituur om mee de diepte in te gaan.
Of gedichten over te lezen?

(...)Zerlina's warme hand
bezegelt niet zijn overwinning maar voorspelt
de kille handdruk van een stenen man.


Misschien is het nog niet zo somber gesteld met de klassieke muziek.
Enquist ziet de muziek als ultiem redmiddel.
Daar sluit ik me graag bij aan.
En lees vooral nog even het essay.

dinsdag 11 november 2014

Emperor

Nog zo'n titel.
Het Keizer-concert.
Of beter: Kaiser-konzert, want het zal wel Duits zijn.
Beethoven, tenslotte.
Maar die had de naam niet zelf verzonnen.
De beste titel voor zijn Vijfde pianoconcert blijkt 'Emperor' te zijn.
Johann Baptist Cramer was degene die de eerste uitgave verzorgde, in Engeland, en bedacht daarvoor de bijnaam. Ongetwijfeld uit financiële overwegingen.
Cramer was niet alleen uitgever, maar zelf ook een succesvol pianist, sterleerling van Clementi en geliefd als leraar. Hij zou in het bijzonder in trek zijn geweest als pedagoog voor jonge dames, wat hem de bijnaam 'Glorious John' opleverde.
Ik weet niet zeker wat men zich daarbij moet voorstellen.
Zeker is wel dat de ondertitel van Beethovens opus 73 raak gekozen was, want nog steeds wordt deze over de hele wereld en in vele talen gebezigd. En volgens experts niet zonder reden.
Lewis Lockwood bijvoorbeeld, in zijn recente biografie, over de naam: 'It carries weight: its evocation of grandeur, of the heroic, perhaps of the image of Napoleon, through its connections with the 'Eroica' (in the same key and with more than a few resemblances) fits well with important features of this work, especially compared with the restrained emotional worlds of the Fourth Concerto and the Violin Concerto.'
Ja, Es groot als heroïsche toonsoort werkt in dit stuk zeker overtuigend. Opvallend is wel, dat Beethoven deze toonsoort in dezelfde periode veel gebruikte, ook voor stukken met een totaal ander karakter, als het Pianotrio opus 70 nr.2, de Sonate opus 81a ('Les Adieux') het Strijkwartet opus 74 ('Harfen').
Over bijnamen gesproken...

Het lijkt ook een beetje ironisch om het keizerschap van Napoleon, waar Beethoven in de tijd van de Eroica zo woedend over was geworden, hier weer ten tonele te voeren. Zeker in een tijd, de zomer van 1809, dat de Franse legers voor de muren van Wenen staan, de bevolking moeten schuilen voor menige kanonskogel.
Aan de andere kant heeft de Oostenrijkse keizer Franz in die tijd niet een hele heroïsche rol gespeeld.
Wat mij betreft kunnen we deze titel bij het oud vuil zetten.
Uiteindelijk past het ook meer bij de tijd dat we Beethoven als de romantische getergde held met zijn wilde haarbos zagen. Zeg maar, een aantal decennia geleden.
En hoeveel solisten hebben zich door dat beeld en het keizerlijke, of moet ik zeggen 'strijdvaardige' karakter laten leiden?
Youtube staat natuurlijk vol met opnames van de allergrootsten uit heden en verleden. Je krijgt al een aardige indruk door de eerste twee minuten te vergelijken. De solist stelt zich voor met drie virtuoze cadensen voordat het orkest met het thema begint. Als een bokser die indruk wil maken op zijn tegenstander?
Overigens in Beethovens tijd een hele originele vondst!
Er is een opname met de befaamde Wilhelm Kempf, uit 1961 waarbij je de noten mee kunt lezen.
Vooral het 'espressivo', dat Beethoven tweemaal voorschrijft, wordt door nogal wat pianisten erg stevig geïnterpreteerd. Dat valt bij Kempf gelukkig mee.

Leuke beelden zijn er van Friedrich Gulda uit 1966.
De Wiener Philharmoniker worden geleid door Georg Szell. Een groot dirigent maar een moeilijke man. In Amsterdam spraken ze van Szell-straf als hij kwam dirigeren.
Gulda had ook een reputatie als eigenzinnig, die hij meteen waarmaakt als hij niet eerst de concertmeester maar zijn buurman een hand geeft. En dat in het traditionele Wenen!
   Een stevige aanpak.
Vele jaren later speelt, en dirigeert, hij het werk in München. Inmiddels in een outfit als jazz-pianist, en dat lijkt op zijn aanpak ook invloed te hebben.

Een interessant alternatief, elegant en gevoelig, biedt landgenoot Ronald Brautigam.
Hij lijkt zich nog het minst van de ondertitel aan te trekken.
Maar met de Weense meesterpianist Rudolf Buchbinder, die het deze week bij ons komt spelen, komen we vast meer in de buurt van een opvatting als die van Pollini:


Koninklijk en keizerlijk.

vrijdag 7 november 2014

Non troppo dolce


Om te zorgen dat de musici de muziek uitvoeren zoals de componist dat in zijn hoofd heeft, staan hem een aantal standaard-termen ter beschikking.
Dynamische tekens, tempo-aanduidingen en karakter-omschrijvingen zijn daarbij waarschijnlijk het belangrijkst. Voor dergelijke termen wordt doorgaans de Italiaanse taal gebruikt: piano, adagio, crescendo, con fuoco etc. Ook als je geen Italiaans kent, weet je als musicus meestal wel wat het betekent.
Een enkele keer kom je een aanwijzing tegen zeldzaam of zelfs uniek is.

Dit zag ik deze week in onze orkestpartij van de Symfonie van Franck staan:

non troppe dolce.
Wat is daar nu zo bijzonder aan?
Alle drie de woorden komen talloze malen voor.
Dolce is een voor de hand liggende term om het lieflijke karakter van een passage te benadrukken.
Dat kun je inderdaad weleens overdrijven, maar als dat gevaar zich voordoet, zullen de meeste componisten er voor kiezen een andere, positieve karakteraanwijzing te geven.
Ik kan me niet herinneren dit ooit bij een andere componist te zijn tegengekomen.
Zelfs niet bij Brahms.

De aanwijzing geldt voor alle strijkers, vanaf 34:47.
Niet te zoet!
Zouden de strijkers er minder voor vibreren?


maandag 3 november 2014

Nobel en sentimenteel

Met titels van instrumentale klassieke muziekstukken is iets merkwaardigs aan de hand.
Over het algemeen kan worden volstaan met een genre-aanduiding - symfonie, sonate, suite, wat dan ook - eventueel een toonsoort, als die bepaald is, en een nummer: opusnummer, jaartal, rangorde in een serie.
Maar soms komen daar nog titels bij, die iets over de muziek zouden moeten zeggen.
En wat moet je dan met zo'n titel als die niet van de componist komt, of slecht bij het werk past?
Je kunt de Zesde van Mahler 'Tragisch' noemen, maar het is onwaarschijnlijk dat hij dat zelf bedacht heeft.
De maneschijn in de veertiende pianosonate van Beethoven komt van de romantische dichter Rellstab, en Penderecki bedacht pas na voltooiing de titel van zijn klaagzang voor de slachtoffers in Hiroshima.
Maar dat komt dan tenminste nog van hemzelf, en heeft de populariteit van het stuk voor 52 strijkers, dat we eind deze maand gaan spelen, bepaald geen kwaad gedaan. Het stuk geldt als een van de klassieke werken uit de muziek van na de oorlog.

Komende week staan de Valses nobles et sentimentales op onze lessenaars.
En wat moeten we dan met die benaming?
Wat kan er nobel zijn aan een wals, als die ook nog sentimenteel is? Of zou het een of-of kwestie zijn bij de acht deeltjes?
Van sentimentaliteit kun je Ravel zelden beschuldigen (de Pavane misschien?), maar het blijkt bedoeld als hommage aan Schubert, die dergelijke titels bij eigen pianowerken had bedacht. Ook iets Schubertiaans vind ik overigens lastig in de muziek te traceren.
Eigenlijk is die muziek van Ravel best modern; een combinatie van traditionele en vooruitstrevende technieken. Waarmee Ravel, volgens een musicoloog, zorgde voor een culminatie die het einde betekende van de Weense wals door de vorm te beschouwen, te overdenken in de Valses nobles (1911) en haar dood te symboliseren in La Valse (1920). Of zoiets.
Niet toevallig zat er een gruwelijke wereldoorlog tussen beide werken. Een oorlog die overigens ook tussen kunstenaars van de oorlogvoerende landen voor een vijandige houding zorgde.

Van die catastrofe is in het vroege werk nog niets te horen, ook niet in de opname (1913) die Ravel zelf van het stuk maakte. Geen opname voor microfoons maar via het beroemde Welte-Mignon-systeem.
Een prachtige manier van piano-spelen, vol ritmische subtiliteit en charme.
Van het pianostuk (1911) maakte Ravel - en wie kan dat beter dan hij? - een briljante orkestratie (1912), die nog verdraaid lastig is om te spelen.
Hij werd gebruikt als muziek bij een ballet met als titel Adelaide ou le langage des fleurs. 
Adelaide is de naam van een courtisane die een goedlopende salon in Parijs hield, in 1820 (de tijd van Schubert!). In zeven scenes en een epiloog strijden twee mannen om haar aandacht en liefde, inclusief chantage met zelfmoord. Een soort La Traviata, maar dan zonder zingen en veel korter.
Ik geloof niet dat het ballet nog vaak is uitgevoerd, maar Ravel moet er goede herinneringen aan hebben gehad. Vanaf maart 1915 bestuurde hij een legertruck voor het 13e regiment artillerie in Verdun, en doopte de auto: Adelaide. Sentimenteel? Samen beleefden ze nog menig gevaarlijk avontuur.
Wij spelen de orkestversie, zonder dans, deze week met Michel Plasson, de oude Franse maître.
Samen met de Symfonie in d van Franck en het 'Egyptische' Pianoconcert van Saint-Saëns.
De klanken die je daarin hoort zijn meer Spaans dan Egyptisch, maar hij schreef het tijdens een verblijf in Luxor. En hij schijnt het zelf bedoeld te hebben als de impressies van een zeereis.
Laten we die titel dan maar snel vergeten dan kan iedereen zelf kiezen wat hij er in wil horen.