donderdag 31 mei 2012

Alweer een rebellerende zoon

Gisteravond deden we Don Carlo voor de laatste keer.
Prachtige muziek inderdaad, waar ik geen zwakke momenten in heb kunnen ontdekken.
Of het zou het slot geweest moeten zijn.
Na dat ongelooflijke afscheidsduet van Carlo en Elisabeth, die overigens de laatste keer door een vervangster vanaf de zijkant moest worden gezongen, voelt de ontknoping muzikaal, met alle virtuositeit en vuurwerk, toch steeds wat abrupt en misplaatst.
'Addio, mia madre!' zingt Carlo tegen zijn geliefde die met zijn vader moest trouwen.
Maar eigenlijk gaat de opera nog meer over de moeizame verhouding tussen Carlo en zijn vader Filips, die hij niet met padre maar met sire aanspreekt!



Bij Ravel en zijn opera (hij noemt het zelf 'Fantaisie lyrique en deux parties') L'Enfant et les sortilèges is ook weer sprake van een zoon die in opstand komt, maar nu tegen zijn moeder.
Heerlijke muziek, een soort pastische van allerlei stijlen, vol humor, die met deze solistencast, om van te smullen, optimaal over het voetlicht komt.
Extra attractie is nog het poppentheater dat Gerrit Timmers van het Onafhankelijk Toneel heeft neergezet.
Net als de vorige keer met Le voix humaine wordt de actie met een camera gevolgd en op het grote filmdoek getoond. En hoe aanstekelijk kunnen de theepot en het kopje daarop dansen!




Yannick zei dat we met deze partituur het hele repertoire voor orkest van Ravel hebben gedaan, en dat is weer een mooie mijlpaal. De term die hij regelmatig gebruikt voor de stijl van spelen is 'miniatuur'. Toch moeten verschillende instrumentale effecten ook uitvergroot worden.
Ik nam mijn jongste dochter, deze week vrij van school, mee naar een repetitie.
Dat was natuurlijk feest, zo'n verhaal met poppen en allerlei magische effecten.
En de dierengeluiden die de zangers nog uitgebreid met Yannick moesten repeteren. En dan blijken we een concertmeester te hebben die ook heel goed een kikker kan nadoen!
In dat opzicht zit er overigens veel talent in de 1e violen-groep.





Maar ze was ook gefascineerd door de instrumenten op het podium, zoals de luthéal, een soort geprepareerde piano, die op sommige momenten kan klinken als een klavecimbel. Daarvoor is, naar voorbeeld van een origineel instrument in het Muziekinstrumentenmuseum in Brussel, een Fazioli-vleugel aangepast.


 Ravel laat het duidelijk horen als de grote fauteuil gaat dansen:


Of de flute à coulisse die onze solo-klarinettist mag bespelen als het kind de tuin in loopt.
Ik kan vanuit mijn plek alles goed zien, het orkest, het filmdoek en nog een extra tv-scherm voor de solisten en heb bovendien ongebruikelijk veel rust.
Dus dat wordt genieten vanavond!


Overigens ben ik van mening, dat het Onafhankelijk Theater natuurlijk moet blijven bestaan!!


donderdag 24 mei 2012

Perché mi trovo io qui? (Don Carlo 4)

Discussies over orkestopstellingen en getalsverhoudingen binnen het strijkerscorps zijn van alle tijden en het kan verhelderend zijn om daar eens in te duiken.
Dan blijkt de standaard die we nu doorgaans hanteren (veel violen, weinig bassen) vaak veraf te staan van de gewoontes in vroeger tijden. Bij Brahms wil Yannick, juist daarom, naar een evenrediger verhouding tussen hoge en lage strijkers. Maar, opvallend genoeg, niet in de Verdi.
In de bak van de Stopera, bij Don Carlo, zitten we zelfs met 26 violen tegen 6 bassen.
En de 1e violen zitten niet meer aan de rand, maar tussen de 2e violen en de celli.
Die opstelling heb ik in Rotterdam, en zelfs in de operabak, nooit eerder meegemaakt. Ik herinner me wel beelden van opnames uit de Wiener Staatsoper waar, bij het handenschudden, de concertmeester ook ergens midvoor blijkt te zitten.
Het zal dus vast ergens goed voor zijn.



Verdi heeft zich destijds zelf intensief bemoeid met de omstandigheden waaronder zijn opera's werden uitgevoerd.
Toen Don Carlo in 1868 in de Scala in Milaan in premiere zou gaan, vormde een van de vele eisen in het contract de grootte van het strijkorkest: 16, 14, 10, 10, 11. Een paar jaar later verschuift hij het zwaartepunt nog iets meer richting de lage strijkers: 14, 14, 12, 12, 12.
Hij verlangt naar een grote mate van sonoriteit. Een stevig ritmisch en harmonisch fundament zou voor een rijkere klank moeten zorgen en voorkomen dat de blazers teveel overheersen.
Maar ook voor de orkestopstelling had hij zo zijn wensen. De klank van de basgroep wilde hij over de hele breedte van het theater horen, niet uit één hoek, wat betekent dat ze ofwel achteraan in een lange rij zitten, of, als daar geen ruimte voor is, verdeeld aan beide kanten.
Voor de grote solo in Otello waren ze ooit als groep in een hoek geplaatst, 'als een kudde schapen, maar ze speelden toch nog vals', dus dat was geen oplossing. 'Als de contrabassen het hele orkest omcirkelen, dan bedekken of milderen ze de priemende sonoriteit van het koper en de slechte intonatie van het hout.' Misschien is dat tegenwoordig wat minder urgent.
Ook de houtblazers, met de contrafagot, en het koper met de cimbasso krijgen beiden een stevige basis.
Ik vermoed dat Hendrik Jan Renes zijn cimbasso alleen te voorschijn hoeft te halen als we met Verdi in de bak zitten. Het instrument heeft een prachtige warme en milde klank maar alleen Puccini en Bellini schijnen er ook nog voor geschreven te hebben en wat filmcomponisten. Meestal zit hij gewoon met zijn tuba naast de drie trombones.




Die laagte, dat zwaartepunt aan de baskant, is een van de meest karakteristieke elementen in de tinta van Don Carlo. En één scene springt er dan uit als hoogtepunt, als volstrekt uniek in het hele operarepertoire; het duet van Filips en de Inquisiteur.
Een tweestrijd tussen twee echte bassen, twee machtige mannen, met niet alleen veel lage noten op het toneel, maar zeker ook in de orkestbak.
De geestelijke, oud en blind, wordt geïntroduceerd met een thema in bassen, celli en contrafagot. Een statisch thema, beginnend op onze laagste losse snaar, dat eindeloos herhaald wordt. Onbuigzaamheid op muziek gezet.
Het is ook een van de momenten in deze opera waarop de bassen in hetzelfde register spelen als de celli.
Ik heb dat zelden, ook niet in andere Verdi's, zo meegemaakt.


Het blijkt bij de Inquisiteur nauwelijks om het geloof te gaan maar vooral om power. Wereldlijke macht over het volk van een wereldrijk, inclusief zijn koning. Filips verzet zich, maar moet uiteindelijk buigen voor de kerk. 'De troon moet dus altijd buigen voor het altaar!'
Wat de scene bijzonder maakt is de stemsoorten die zo dicht bij elkaar zitten. En om boven het geweld van het orkest uit te komen moeten het beide krachtige stemmen zijn. De titanenstrijd vindt ook vocaal plaats.
Overigens vergroot Verdi halverwege de scene de spanning nog met de piccolo in de hoogste regionen, als Filips laat merken hoe belangrijk het voor hem is eindelijk een vertrouweling gevonden te hebben. Verdi had de eenzaamheid van de koning al in de monoloog in de voorafgaande scene neergezet, dus dat komt wel binnen. Meesterlijk!
En juist die vertrouweling, overigens ook de boezemvriend van zijn zoon, wordt hij gedwongen te offeren.
Machteloos staat de machtige koning en Rodrigo zal inderdaad het leven laten.
Maar juist dat gevecht met argumenten en bedreigingen in deze scene, muzikaal fantastisch uitgebeeld en ondersteund, maakt deze opera tot een uniek hoogtepunt in het repertoire. Dat begint inmiddels, na een paar voorstellingen wel door te dringen.


woensdag 16 mei 2012

Melancholie

Afgelopen week zijn we met Yannick een nieuwe weg ingeslagen.
Niet dat we van richting veranderen maar meer een nieuwe route aan onze gezamenlijke reis toevoegen.
Johannes Brahms heet de componist en hij heeft vier prachtige symfonieën geschreven.
En vier meesterlijke soloconcerten.
Waarvan het laatste overigens een dubbelconcert is.
Daar begonnen we de avond mee.



Een ideaal solistenduo, als je houdt van de intimiteit van het stuk, van de dialoog die onderling en met het orkest gevoerd wordt. En dat is voor ons ook oppassen geblazen, want Brahms zet je voortdurend op het verkeerde been. Zijn maatstrepen komen maar al te vaak waar je ze niet verwacht.

Brahms heeft geen opera's geschreven, maar hij is, op afstand, de favoriete componist van Yannick.
Hij vertelt erover in de laatste aflevering van Moois op TV-Rijnmond:
http://www.youtube.com/watch?v=K2ANDFLYNmM&feature=youtu.be
Ik ken niet veel dirigenten die zo uitgesproken een componist op nummer 1 zetten.
Maar ik vind het leuk dat Yannick dat wel doet.
En dat hij die bewondering en dat respect vertaalt in boeiende interpretaties.
En een frisse aanpak.

We spelen uit nieuwe partijen, zonder alle aantekeningen, al dan niet uitgegumd, van tientallen jaren en talloze dirigenten en collega's. Yannick wil ruimte voor zijn eigen visie.
De orkestopstelling is voor ons wat ongewoon, hoewel we steeds vaker spelen met de violen aan weerskanten van de dirigent aan de rand van het podium. Dat betekent dat wij als cellogroep aan een van beide kanten in het midden zitten, voor de houtblazers. In dit geval naast de eerste violen.
Soms zitten de bassen dan achter ons maar voor deze gelegenheid vormen ze een lange rij tegen de achterwand van het podium, dus achter de blazers en pauken.
Met deze opstelling hebben we ook twee Bruckner-symfonieën in Duitsland gespeeld, eerder dit seizoen, maar ik ken weinig andere orkesten die op deze manier het podium vullen. Eigenlijk alleen de Wiener Philharmoniker als ze in de Musikverein zitten, zoals tijdens hun Nieuwjaarsconcerten.
In die zaal en met dat orkest is destijds de Tweede symfonie van Brahms ook voor het eerst uitgevoerd, dus enigszins toepasselijk is het wel.



Ook in de getalsverhoudingen binnen het strijkorkest krijgen de lage strijkers extra aandacht.
Zitten bij een grote bezetting met 16 eerste violen tegenover 8 bassen, nu hebben beide violengroepen er slechts 12 en alten en celli 10, met nog steeds die 8 contrabassen. Ik weet niet of het iets te maken heeft met  de verhoudingen in de tijd van Brahms, bij de Wiener Philharmoniker of de Meininger Hofkapelle. Het is wel een aanwijzing voor het klankbeeld dat Yannick van zijn favoriete componist heeft.

Een bijkomend effect van de opstelling is dat de twee collega's die komende vrijdag officieel afscheid nemen van het orkest naast elkaar recht voor de dirigent zitten.
Voor solo-cellist Marien van Staalen en plaatsvervangend solo-altist Michel Dobrowolski is het hun laatste concert voor het eigen publiek in de Doelen.
Een weemoedig moment dus.

En daar past muziek van Brahms bij.
De componist van de weemoed, de melancholie, de herinnering aan vervlogen tijden.
Yannick heeft het dan over de 'cloud', de wolk die voor de zon komt als het vrolijk dreigt te worden.
Zoals in zijn Tweede symfonie, die als meest opgewekte wordt beschouwd.
Maar die stemming wordt al snel verpest.
Laat dat maar aan het koper over.
Dirigent Lachner vraagt: Warum werfen Sie in die idyllisch heitere Stimmung, met der sich der 1. Satz einführt, die grollende Pauke, die düstern lugubren Töne der Posaunen und der Tuba?. 
(luister vanaf 1'30"):



Waarop Brahms antwoordt dat hij ze echt niet kon missen, hoewel hij dat graag gewild had.
Ich müsste bekennen dass ich nebenbei ein schwer melancholischer Mensch bin.
Melancholie lijkt me wel op zijn plaats op een avond als deze.
De Finale eindigt tenslotte zeer uitgelaten en vrolijk en ook daar is alle reden voor.

donderdag 10 mei 2012

Ella giammai m'amò! (Don Carlo 3)

De premiere is geweest.
Geen repetities meer, alleen nog maar voorstellingen.
En zo'n eerste voorstelling heeft altijd iets extra spannends.
Het moet goed zijn, want de pers zit erbij.
En nog tal van andere belangrijke personen, die hun oordeel zullen vormen en elders verspreiden.
Recensies heb ik nog niet gelezen, maar je weet van tevoren dat dit nog niet de beste voostelling zal zijn.
Misschien wel bij veel traditionele operahuizen, die een produktie jarenlang blijven spelen en voor de premiere een sterbezetting op het toneel hebben staan.
Maar bij DNO spelen we alle voorstellingen binnen een paar weken en, deo volente, met eenzelfde cast.
Bij Der Rosenkavalier, vorig seizoen was dat in de praktijk een heel ander verhaal. Bijna elke voorstelling werd er weer een vervanging aangekondigd.
Nu is alleen een vervanger voor de titelrol, vanaf een week voor de premiere, ingevlogen, maar de verwachting is dat hij alle voorstellingen zal gaan zingen.



Dat zijn in een operahuis altijd interessante momenten, vervangingen.
Sommige dirigenten worden er onzeker van, omdat ze onvoldoende gelegenheid krijgen de nieuwkomer in hun concept in te passen. Yannick leek het vooral een uitdaging te vinden om het andere karakter van Massimo Giordano, zijn stem en hoe hij de rol invult, te gebruiken in de voorstelling.
Waarschijnlijk hebben ze het kostuum nog wat moeten vermaken, maar voor de rest ging de wijziging tamelijk geruisloos.
Dat was wel anders bij de productie van Un ballo in maschera, waar ik achter de bühne meemaakte hoe de tenor na de tweede acte afhaakte en zijn plaatsvervanger, die al voor latere voorstellingen geboekt was en in de buurt was, hals over kop werd opgetrommeld. De opwinding, koortsachtig overleg tussen dirigent Rizzi en Audi, die waarschijnlijk de zanger nog op andere gedachten probeerden te brengen. En vooral de moeite die vervolgens gedaan moest worden om het toneel aan te passen. Dat hing namelijk vol verkiezingsaffiches en vlaggetjes met de afbeelding van de bewuste zanger erop! Dat is theater.


Een van de hoogtepunten van de premiere maandag, die door mensen in de zaal genoemd werden, was de aria van Filips, aan het begin van de 3e Acte, meteen na de pauze. Een monoloog van een echte bas, Mikhail Petrenko in dit geval. Een van de grote aria's uit het repertoire.
Voordat Filips II aan het woord komt klinkt er een prachtige cello-solo vanuit de bak. Floris Mijnders is daar helemaal in zijn element, en bereikt, als ik het goed begrijp, met gemak de achterste rijen, ook in de zachte passages.

Verdi gebruikt hier de cello als stem van de meest intieme gedachten van de koning, die totdantoe vooral naar voren komt als wrede heerser. Hij verkeert half in een slaaptoestand en leidt onder de twijfels over de liefde van zijn vrouw. Eenzaamheid, somberheid, pijn, macht en onmacht. Het zit allemaal in die melancholische melodie.
Het is niet de enige cellosolo bij Verdi, maar vast een van de mooiste. In eerdere opera's als Rigoletto en Un ballo in maschera ligt de nadruk meer op passagewerk onder de zangpartij.
Bij Don Carlo wordt de sfeer gezet van een hele acte, aanvankelijk nog met gesloten doek, en een essentieel aspect aan het karakter van een hoofdrol toegevoegd.

Verdi moet van de cello gehouden hebben. In Otello zal hij nog verder gaan, met een grote lyrisch solo voor vier celli (met sourdines!), als de verliefde generaal zich met zijn geliefde Desdemona terugtrekt in het slaapvertrek. Gia nella notte.






Of Filips II ook zo van de cello hield weet ik niet zeker.
Blijkbaar had hij een prachtige Stradivarius in zijn bezit.
Deze week kwam het bericht naar buiten dat het instrument serieus beschadigd is, hoewel goed te repareren: http://www.destentor.nl/nieuws/algemeen/buitenland/10997552/Kostbare-cello-breekt-in-paleis-Spanje.ece
Ik dacht even dat het misschien tijdens onze premiere was gebeurd, maar het nieuws was een paar weken geheim gehouden.
Het voorval in het Spaanse paleis dateert van vrijdag de 13e.

vrijdag 4 mei 2012

O principessa, attente udrem (Don Carlo 2)

Ik ben er nog niet uit.
Waarom is Don Carlo (of Don Carlos in de oorspronkelijke Franse versie) zo goed, zo bijzonder, zo anders dan andere (Verdi)-opera's?
Misschien is de orkestbak niet de ideale plaats om dat uit te vinden. Eerst maar eens wat meningen en uitspraken gaan verzamelen. Luisteren naar wat anderen erover vertellen.
'Attente udrem'.



Don Carlo is 'Verdi's grandest opera', aldus Antonio Pappano, voorafgaand aan zijn registratie uit 2008, maar dat kan ook slaan op de lengte, die aanvankelijk zelfs nog een stuk langer was. Wij spelen in Amsterdam een van de kortste versies.
http://www.youtube.com/watch?v=WL9VFCON_ss
De regisseur benadrukt de 'refusal to submit to what is inevitable', tegen de macht van de staat, van de kerk, van de vader, van de regels van het huwelijk in. Een combinatie van menselijke emoties en politieke idealen.
Is dat bijzonder in het opera-theater?
Verdi was politiek geïnteresseerd, zelfs enige jaren actief. Dat komt dan natuurlijk ook in zijn opera's terug, en misschien in deze wel meer dan in de rest.




Of deze uit Time:
But Don Carlo is special. It's the opera lovers' opera, one that combines wonderful music with a psychologically thrilling, poignant drama. The plots of many operas are silly, while others are so determined to convince you of their depth that they whack you over the head with a two-by-four (that's Wagner). Don Carlo is different. It's hugely enjoyable, but it's serious stuff; you can't mess around with it, which is why it is not staged very often.

'The opera lovers' opera'.

Dat is nogal een uitspraak.
Maar ik zou Tristan und Isolde ook niet graag willen missen.
Overigens stonden twee van de solisten ook al in de Tristan die we tijdens het Gergiev Festival 2007 hebben uitgevoerd. Koning Filips II was (een hele jonge) koning Marke en Eboli heette toen nog Brangäne.
Fantastisch om ze nu terug te horen.



En Jullian Budden in het grote standaardwerk The operas of Verdi: 'No other work of Verdi explores such a variety of human relationships. Each of the principals has a rounded individuality, that is nowhere surpassed in the Verdian canon. Nor is it only the humans who spring to life. The monastry, the royal palace, the square of Valladolid, or the gardens, all have a real, musical existence.'




Of Yannick in Odeon: 'een visionair verhaal, waar de politieke, religieuze en filosofische kwesties een gevoel van tijdloosheid aan verlenen.'
En, net als Budden : 'Verdi zet zijn personages neer als complexe mensen, die niet zwart of wit zijn.'
Die complexiteit, die gelaagdheid, zal zich dan toch voor een groot deel in het orkest afspelen.




Tenslotte nog het enthousiasme van Bo van der Meulen -daar kun je me midden in de nacht voor wakker maken -  voor de NTR:
http://www.youtube.com/watch?v=e9KIwfIbOqo
en:
http://www.youtube.com/watch?v=x42VnVh7Ipo&feature=relmfu
waarin hij ook nog kort op de regie van Willy Decker ingaat.

Daar kan ik helaas weinig van zien.
Maar de muziek moet toch meer dan voldoende uitdagingen bieden om me acht voorstellingen intensief bezig te houden.
Of eigenlijk negen, want bij de generale repetitie morgenavond zit ook al publiek.