vrijdag 8 februari 2019

Opstelling

Het is onze vaste publiek zeker al opgevallen en nu las ik het ook in één van de recensies van het programma van afgelopen week.
Specifiek over de Orchesterstücke van Berg schreef Aart van der Wal op opusklassiek.nl: 'Wat daarbij zeker heeft geholpen was zijn keus voor de Duitse orkestopstelling, met de violen I en II respectievelijk links en rechts van de dirigent, met de contrabassen links en de altviolen en celli zo ongeveer in het midden. Een dergelijke opstelling dwingt de violisten - door de aldus tussen hen gecreëerde afstand - echt geconcentreerd naar elkaar te luisteren, terwijl voor het publiek dit belangrijke visuele element nog eens extra bijdraagt aan de klankbeleving.'
Met een nieuwe chefdirigent komt vaak ook een nieuwe visie over welke orkestopstelling het beste resultaat oplevert. En Lahav lijkt bij een groot deel van het repertoire een voorkeur te hebben voor een, zoals wij dat noemen, 'Duitse' opstelling te hebben, met als belangrijkste kenmerk dat de beide violengroepen tegenover elkaar zitten.
Waar wij als orkest de laatste decennia het meest mee gewerkt hebben is wat we de Amerikaanse opstelling noemen. Ik dacht altijd dat die met dirigenten als Stokowski in zwang was gekomen, in de tijd dat er steeds meer geluidsopnames werden gemaakt. Een belangrijk voordeel van die opstelling is dat de violengroepen makkelijker kunnen samenspelen. Maar in een uitgebreide studie van Jach D Smith lees ik dat Henry Wood daar in 1911 al mee begon bij de London Philharmonic Society.
Bij ons waren het jarenlang vooral de 'authentieke' dirigenten als Frans Brüggen en Philippe Herreweghe die vasthielden aan Duits, historisch gemotiveerd, hoewel zowel Gergiev als Yannick er ook mee geëxperimenteerd hebben. Opvallend genoeg is een opstelling waarbij de violen bij elkaar zitten en de altviolen aan de buitenkant bij ons, in mijn tijd, hoogst zelden gebruikt.
Meer en meer komen ook traditionelere dirigenten met het verzoek om een Duitse opstelling, zoals Herbert Blomstedt en Mark Elder. Yannick en Lahav zijn er ook mee bezig. Voor veel componisten was het vanzelfsprekend en een aantal hebben het effect ook duidelijk benut. Het begin van de Negende van Mahler klinkt toch anders als de melodie in het begin eerst van rechts komt en daarna van links in plaats van beide keren uit dezelfde hoek. Het zijn interessante overwegingen die we regelmatig aan de hand van het repertoire op tafel moeten leggen.
Een van de meest sprekende voorbeelden klinkt overigens deze week: de Pathétique van Tsjaikovski. Ik herinner me niet dat we die eerder in een Duitse opstelling hebben gespeeld, maar het maakt opeens wel veel duidelijk, wat meestal verborgen blijft. De manier waarop de componist het tragische dalende thema aan het begin van de finale heeft verdeeld over beide violengroepen is heel opvallend.
Om dat te horen moet je echt in de zaal zitten en dan nog het liefst zo dat je beide violengroepen apart kunt horen. Deze week in de Doelen, dus.
Voor Blomstedt is deze passage een belangrijke motivatie om de Duitse opstelling als uitgangspunt te nemen:

Ik weet overigens niet zeker of hij gelijk heeft in zijn uitleg van de gedachtegang van Tsjaikovski.
Ik kan me ook voorstellen dat hij in de op en neer gaande melodielijnen een kruissymboliek verwerkt zag, als lijdende persoon, of in het kruisen van beide stemmen een vorm van omarmen, als blijk van (verboden, homoseksuele) liefde. In beide gevallen goed verborgen, en ongetwijfeld met opzet.
Dat zou er zelfs voor kunnen pleiten om het zoveel mogelijk verborgen te houden en dus de violengroepen bij elkaar te zetten. Maar daar zijn dan weer al die andere concerten voor.
Wat mij betreft mag het ook deze week in de recensies verwerkt worden.