En terugkijken naar de persoonlijkheden van wie we afscheid hebben moeten nemen.
2016 leverde een opvallend rijke oogst, zo hoor je overal.
Velen, sportliefhebbers en anderen, zullen meteen aan Johan Cruijff of Muhammad Ali denken.
Maar voor de muziekwereld was het ook een indrukwekkende Abschiedssymphonie.
David Bowie, Prince, Leonard Cohen, Toots Thielemans, deze week nog George Michael.
En om in de klassieke wereld te blijven: drie nestors zijn uit hun dirigentenleven gestapt: Nikolaus Harnoncourt, Pierre Boulez en Neville Marriner, respectievelijk 86, 91 en 92 jaar oud.
De laatste heb ik nooit aan het werk gezien, maar zijn platen waren ooit mijn ingang tot veel van de muziek die mij nu nog dierbaar is. The Academy of Saint-Martin in the Fields speelde telkens weer de sterren van de hemel. Eerst barokmuziek, maar later vooral het klassieke repertoire.
Mozart. Een prachtige doos met alle blazersconcerten, de pianoconcerten met Brendel. Ze stonden bij mijn ouders in de kast. Later verplaatste mijn belangstelling zich meer naar enerzijds historische, anderzijds historisch verantwoorde uitvoeringen. Toch heb ik ook weer genoten van de muziek bij Amadeus, de film, en ik begreep dat zijn laatste cd afgelopen jaar met de broers Jussen ook nog zeer de moeite waard is.
Pierre Boulez heb ik wel twee keer zien dirigeren.
Eigen werk in de Beurs van Berlage en Moses und Aron in het Muziektheater.
Beide keren dwong hij veel respect af, maar mijn hart wist hij niet te raken.
Dat zal zeker aan mij gelegen hebben.
Mogelijk ook aan hoe zijn dirigeren er uit zag.
Het zou niet mee moeten spelen, maar het oog wil misschien soms iets anders.
Voor de muziekwereld is hij uiteraard van enorm belang geweest, als componist, als dirigent, als auteur, als denker en als grondlegger van het IRCAM en het Ensemble Contemporaine.
Harnoncourt heeft van hen zonder meer de grootste invloed op me gehad.
Vanaf toen ik bij een van mijn studievrienden steeds weer zijn platen hoorde, Bach cantates, Monteverdi opera's, dat soort zaken. De Mattheus in het Concertgebouw, Mozarts Da Ponte-opera's en de Fledermaus in het Muziektheater en, nog niet zo lang geleden, een Missa Solemnis met de collega's van het KCO. Altijd boeiend, altijd intrigerend, ook in zijn geschreven teksten, hoewel ik hem niet altijd kon volgen. Zoals in zijn tempokeuzes voor Le nozze di Figaro.
Een andere cellist, want dat was hij ook, en belangrijke leraar, die ons in de laatste weken ontvallen is, veel te jong nog, is Heinrich Schiff.
De naam van Schiff zou ik in mijn cv kunnen zetten, want ik heb een keer les van hem gehad. Hij kwam tijdens mijn studiejaren naar ons conservatorium. Ik had me aangemeld met een suite van Reger, maar een paar dagen van tevoren hoorde ik dat hij daar niets voor voelde. Toen heb ik een Bach-suite opgehaald en dat werd een fantastische les. Maar daar is het bij gebleven.Hij heeft nog een keer een productie bij het Philharmonisch gedirigeerd, Mahler en Schreker, aangevuld met een celloconcert van Haydn, waarin hij zelf ook de solopartij speelde. Misschien geen topdirigent, maar zeker een groot musicus en een sympathieke persoon.
Met stijlgevoel en een open geest.
Een van de werken die voor hem gecomponeerd zijn, is het inmiddels populaire en succesvolle Celloconcert van Gulda. Een concert met een grote knipoog.
Komende week klinkt het twee keer in de Doelen met het Deense talent Andreas Brantelid.
We zouden het kunnen beschouwen als eerbetoon aan Schiff: