donderdag 18 mei 2017

Tussen hemel en hel

Najaar 2017 wordt Messiaen-tijd voor mij.
Het gaat maar om twee stukken, maar wel twee van de grote werken uit het repertoire.
Yannick komt in oktober de Turangalila symfonie dirigeren.
Een unicum, dat zeker de laatste 25 jaar bij het orkest niet meer op de lessenaars heeft gestaan.
Ik weet niet of hij hem al vaker gedaan heeft, maar voor elke dirigent is het een enorme uitdaging.
Voor elk orkest ook, overigens.
Daarover later zeker nog een keer.
Eerst is het de beurt aan het beroemde Quatuor pour la fin du temps.
Beroemd omdat het relatief vaak wordt uitgevoerd.
En omdat het daarbij nooit nalaat een diepe indruk op het publiek achter te laten.
Berucht ook onder de musici, omdat het extreme eisen aan de uitvoerenden stelt.
Niet vergelijkbaar met welk ander stuk ook.
Maar zeker ook iets om naar uit te kijken.
Omdat de tijd en energie die je erin stopt veel voldoening oplevert.
Beroemd is het stuk ook geworden door de ontstaansgeschiedenis en de mythes die er om heen hangen. Vier musici in een Duits gevangenkamp, onder erbarmelijke omstandigheden, repeteren het stuk, dat een van hen gecomponeerd heeft, op gebrekkige instrumenten (een cello met drie snaren!) en spelen daar, midden in de winter, de gedenkwaardige eerste uitvoering. Een ongelooflijk verhaal.
Ik heb onlangs een boek gevonden dat onderzoekt wat de omstandigheden werkelijk geweest kunnen zijn, onder meer aan de hand van interviews met de musici van het eerste uur: For the End of Time van Rebecca Rischin. En dan val je inderdaad van de ene verbazing in de andere.
Zo was de klarinettist, Henri Akoko, een Joodse Fransman, die als krijgsgevangene in het kamp de oorlog overleefde. Hij is zelfs nog ontsnapt en naar het kamp teruggestuurd, terwijl hij uiteraard het risico liep in een concentratiekamp als Auschwitz terecht te komen. Het mislukken van zijn poging was ook gunstig voor dit meesterwerk, dat toen nog onvoltooid was en op 15 januari 1941 in kamp Stalag VIIIA in Görlitz voor het eerst werd uitgevoerd.
Ik zal later zeker nog terugkomen op andere verhalen in het boek. Dat van de drie-snarige cello - zelfs op vier snaren is het een hele lastige klus! - blijkt door de componist uit zijn duim te zijn gezogen.
Het instrument is voor cellist Etienne Pasquier in een plaatselijke muziekwinkel aangeschaft, met geld verzameld onder de gevangenen. Van de Duitse bewaker die zo'n positieve rol in deze geschiedenis heeft gespeeld is de naam nog bekend: Carl-Albert Brüll.
Verdient zo iemand niet een ereplaats in de muziekgeschiedenis?
Ook na de oorlog doet hij nog van zich spreken.
Zowel door de omstandigheden als door het onderwerp van de muziek lijkt het het ideale stuk voor herdenkingen van de Tweede Wereldoorlog, zoals jaarlijks op 4 mei. En daar wordt het zeker veel voor gebruikt. Wij gaan met Domestica Rotterdam het stuk begin september als opening van het seizoen bij Theater Rotterdam spelen, in combinatie met teksten geïnspireerd op In Europa van Geert Mak.

Maar eerst doen we zaterdag tijdens de Operadagen nog een andere productie die ook zeer goed op 4 of 14 mei zou kunnen passen: Goldberg.
De combinatie van de tekst met daarin een realistisch suggestief beeld van de rauwe omstandigheden in een legerhospitaal tijdens een oorlog en de, in zeker zin, hemelse muziek van Bach in zijn Goldbergvariaties is eigenlijk goed vergelijkbaar met de contrasten binnen Messiaens Quatour, waar de heftige fanfares met de aankondiging van de apocalyps worden afgewisseld met meditaties over de eeuwigheid van Jezus.
Komt de boodschap op die manier misschien harder aan, raakt hij daarmee dieper in de ziel?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten