vrijdag 24 januari 2020

Sascha

Ik heb het eigenlijk altijd aan mij voorbij laten gaan maar dit jaar hebben wij ons thuis gewaagd aan de kerstpuzzel van een landelijk ochtendblad.
De uitdaging was om een honderdtal citaten aan bekende en minder bekende mensen toe te schrijven.
Wie heeft wat gezegd?
Gelukkig zaten er een paar eenvoudige bij en met zijn allen kom je een heel eind maar in de buurt van een oplossing zijn we toch niet gekomen. We zullen wachten totdat de uitslag gepubliceerd gaat worden. Ik kan niet zeggen dat ik er goed in ben maar het was leuker dan ik had gedacht,
Deze week zitten we bij het orkest ook met een soort citatenkwis in de vorm van een symfonie:
Sjostakovitsj' Vijftiende, tevens laatste.
Het is niet een stuk dat we vaak spelen.
Veertien jaar en een groot aantal andere symfonieën geleden voor het laatst in Rotterdam, met James Conlon.
Hetzelfde jaar, 2006, namen we de symfonie mee naar de VS, waar we met Gergiev een viertal symfonieën van Sjostakovitsj speelden, als onderdeel van de viering van zijn honderdste geboortejaar.
Het stuk verdient zeker meer aandacht.
Dan maar eens wat minder vaak de Vijfde, of de Tiende.
Een citatenkwis dus.
We kennen Sjostakovitsj wel als iemand die regelmatig met passages uit eigen werk strooit.
Zijn Achtste strijkkwartet, ofwel de Kammersinfonie, is natuurlijk bekend, met zeer prominent en veelvuldig zijn initialen DSCH.
Die handtekening heb ik nog niet in deze symfonie ontdekt maar misschien zit ie wel ergens.
Er zijn mensen die zeggen dat wel al zijn eerdere symfonieën geciteerd zijn en dat geloof ik graag.
Van dat strijkkwartet is bekend dat hij het als terugblik op zijn leven beschouwde, vast van plan daar een einde aan te maken. Die terugblik op zijn leven, nu vele jaren later kan ook op deze symfonie van toepassing zijn.
Het verrassende van deze symfonie is wel het aantal citaten uit andermans werk en de manier waarop ze allerminst verborgen zijn. Willem Tell in het eerste deel, Wagners Walküre en Tristan in de finale.
Uit Walküre komt de Todesverkündigung: het motief dat klinkt als Siegmund, de voor en door Wotan gecreëerde held, hoort dat hij moet sterven. De oppergod had in een meningsverschil met zijn vrouw het onderspit moeten delven.
Sjostakovitsj zelf heeft nog enkele jaren te leven als hij deze passages componeert maar heeft de dood al wel enkele malen in de ogen gekeken, zowel als hartpatiënt als als kunstenaar overgeleverd aan de grillen van Stalin.
Zulke overduidelijke verwijzingen naar wat dan ook nodigen nadrukkelijk uit om ze in het grotere geheel te plaatsen, het achterliggende verhaal te construeren.
Zonder dat blijft er een volkomen originele partituur over, vol verrassende en bevreemdende details.
Het oplossen van de puzzel is absoluut niet nodig, dus.
Maar er is één aanwijzing die mij bijzonder intrigeert en waarvoor ik nog nergens een bevredigende verklaring heb kunnen vinden.
Het karakteristieke motief in de fluit waar het stuk mee begint en wat gedurende het eerste deel talloze malen herhaald wordt bestaat uit vijf noten: es, as, c, b, a.
Als je de b als h spelt, het Duitse systeem dat hij ook voor zijn initialen DSCH gebruikt, ontstaat overduidelijk de naam Sascha.
Maar wie is Sascha?
Misschien dat een bevredigend antwoord op deze vraag nog eens voor een dieper inzicht in het stuk kan zorgen, waarbij alle puzzelstukjes op hun plaats vallen.


zondag 12 januari 2020

Bester Freund 2



Op 19 april 1818 schrijft Maelzel vanuit Parijs een brief aan Beethoven in Wenen: 'Bester Freund, ..'

Ik had ooit een celloleraar die de metronoom beschouwde als belangrijk hulpmiddel bij het studeren.
Vanaf die tijd heb ik vele uren met het mechanische apparaat doorgebracht en vele versies daarvan versleten.
Inmiddels is er wat meer afstand en is de metronoom geëvolueerd in een app op mijn smartphone maar ik kan het nog steeds goed met hem vinden.
In tegenstelling tot de traditionele metronoom kun je in zo'n app, tussen bepaalde grenzen, alle mogelijke snelheden vinden. Dat leidt tot getallen die voor mij nog steeds vreemd overkomen. Vroeger ging je van 126 naar 132. De volgende was dan 138. Die cijfers kende je, ken ik nog steeds Nu kan alles daar tussenin ook. Een verbetering zou je zeggen, maar het voelt ook een beetje als een verlies. Dat zal de leeftijd wel zijn.
Ooit zijn die getallen en is die metronoom geïntroduceerd.
Dat was door Johann Nepomuk Maelzel, vriend van Beethoven.
Of eigenlijk was het Dietrich Nikolaus Winkel, een uitvinder uit Amsterdam, wiens ontwerp Maelzel verder uitwerkte, maar die naam is vergeten. Het was Maelzel die in 1815 in Parijs patent aanvroeg als Maelzels metronoom.
Die m.m. staat nog vaak bij de tempo-aanduidingen.
Voor die tijd woonde Maelzel in Wenen, waar hij als mechanicus aan het hof werkzaam was.
Hij kende Beethoven goed en voorzag hem met enige regelmaat van een nieuw gehoorapparaat.
Daar gaat de brief die Maelzel op 19 april 1818 vanuit Parijs schreef ook over. De vriendschap moet hartelijk geweest zijn: de aanhef is 'Bester Freund' en halverwege wordt het zelfs 'Freundchen'.
Er is een nieuw apparaat klaar, waarmee hij ook kan dirigeren. Er moet alleen nog gewerkt worden aan het design, maar Beethoven kan hem eerst uitproberen als hij naar Parijs komt voor een gezamenlijke tournee.
Daar is het nooit van gekomen.
Maar Maelzel schrijft nog over andere belangwekkender zaken. Hij had in Parijs onder de plaatselijke componisten een brief van Beethoven, vertaald in het Frans, verspreid over het gebruik van de metronoom, een jaar eerder geschreven aan Ignaz Mosel en heeft inmiddels hun reacties binnen. Beethoven had geschreven hoe misleidend Italiaanse termen als Allegro, Andante, Adagio en Presto eigenlijk zijn en of ze daar niet vanaf moeten. Allegro betekent dan wel vrolijk maar staat vaak voor een tempo dat helemaal niet vrolijk is. Hij belooft zelfs deze termen voortaan niet meer te gebruiken als tempo-aanduiding en op metronoomgetallen over te stappen. En elke dorpsonderwijzer zou  gestimuleerd moeten worden een metronoom te gebruiken.
Goede reclame voor Maelzel dus.
De Beethoven-brief had een enorme uitwerking gehad: de Franse componisten verklaarden voortaan uitsluitend nog hun tempi te duiden aan de hand van de metronoom.
Bijgevoegd door Maelzel was een overzicht waarop componisten als Clementi, Cherubini, Cramer en Viotti hun Italiaanse aanduidingen hadden omgezet in metronoomgetallen wat, ook binnen het werk van een enkele componist tot zeer uiteenlopende resultaten leidde.
In Beethovens bezit is de achterkant van dit papier overigens later ook nog voor andere doeleinden gebruikt. Het is volgekalkt met opmerkingen van zijn toen elfjarige neef Karl die op die manier met zijn al te dove oom communiceerde.
Verder informeert Maelzel nog naar de twee nieuwe symfonieën is die Beethoven voor hun gezamenlijke tour zou componeren. De enige symfonie die nog zou verschijnen was de Negende, waarvoor de Philharmonic Society of London een jaar eerder een opdracht had verstrekt, maar die zou pas in 1824 voltooid worden.
Wellingtons Sieg had Beethoven voor Maelzel en zijn panharmonicon geschreven. Dat was uitgevoerd op concerten in 1813 en 1814 waarbij de Zevende en Achtste symfonie in première gingen. Die waren natuurlijk niet voor dat rare apparaat van Maelzel maar het tweede deel van de Achtste lijkt toch wel heel erg op een knipoog naar de metronoom:





Beethoven 8

donderdag 2 januari 2020

Bester Freund 1

Het nieuwe jaar is begonnen.
2020.
Beethovenjaar!
Ik heb er zin in.
Er kan natuurlijk gebeuren dat we met Beethoven, zijn muziek en wat er omheen zit, overvoerd gaan worden, maar zolang dat nog niet het geval is wil ik het jaar gebruiken om dieper in de materie te graven. Nieuwe ontdekkingen te doen.
Luisteren, lezen, schrijven.
Een belangrijke en directe bron zijn de brieven.
Brieven van en brieven aan Beethoven.
Daar zijn er heel veel van.
De Konversationshefte kunnen daar ook nog aan toegevoegd worden.
'Bester Freund' heb ik als motto gekozen. Het is de aanhef die Maelzel, de uitvinder van de metronoom, gebruikt als hij in april 1818 een brief aan de componist schrijft. Daarin heeft hij het over het vastleggen van tempi, waarin Beethoven een initiërende rol vervulde. Interessante lectuur, maar daarover later.
Johann Nepomuk Maelzel, niet alleen uitvinder maar ook ingenieur en artiest, was belangrijk bij het ontstaan van Wellingtons Sieg, oder die Schlacht bei Vittoria.
Dat werk wordt het opzienbarende sluitstuk van het nieuwjaarsprogramma bij het Rotterdams Philharmonisch. Opzienbarend niet alleen vanwege de vorm van het stuk, met volksliederen en oorlogsmuziek, maar ook omdat we het nog nooit hebben gespeeld.
Jos van der Zanden noemt het in zijn lezenswaardige boek Beethoven in zijn brieven 'een toevalstreffer' die Beethoven 'onverwacht meer roem heeft bezorgd dan welk ander werk ook'.
Dat vraagt, nee smeekt dan in een Beethovenjaar toch om een uitvoering!
Het stuk was op 8 december 1813, samen met de Zevende symfonie, in première gegaan, herhaald op 12 december en 2 januari en klonk tenslotte nog op 27 februari 1814 in de Weense Redoutenzaal. Weer met de Zevende maar het was de Achtste, die toen ten doop werd gehouden.
Zulke openbare concerten moesten geld in het laatje brengen maar de musici, voor zover ze professioneel waren, moesten natuurlijk ook betaald worden. Een overzicht van die betalingen is te vinden in een brief van Anton Brunner aan Beethoven. Meer een verantwoording dan een brief eigenlijk.
Brunner staat zelf op de lijst als degene die de musici moest organiseren en vraagt daarvoor 10 florijnen.
De florijn stond gelijk aan de gulden en was 60 kreuzer waard.
De meeste musici kregen de helft, tenzij ze ook de vrijdagrepetitie hadden meegemaakt. Maar dat waren er slechts negen, een bassist, een hoboïst, twee klarinettisten, een fagottist en een viertal hoornisten die 7 florijnen kregen.
Dat betekende niet dat die repetitie met zo'n klein clubje gehouden werd, want een groot deel bestond uit amateurs. In totaal speelden er het grote aantal van bijna zeventig strijkers mee, waarvan minder dan de helft betaald werd. Die betaalde musici staan allemaal met hun achternaam op de lijst.
Opvallend in het overzicht is de vermelding van twee contrafagottisten, terwijl ze nergens in de partituur staan. Hun aandeel was blijkbaar toch gewenst waarschijnlijk vooral in Wellingtons Sieg.
Hoeveel sopraan Anna Milder-Hauptmann voor haar aandeel betaald kreeg staat niet vermeld, wel de kosten voor een rijtuig (alleen voor de repetitie) en een bediende (voor repetitie en concert) waaraan 10 fl.  besteed zou moeten worden. Dat bedrag werd er uiteindelijk weer afgetrokken dus waarschijnlijk heeft zij haar geld niet gekregen. Was Beethoven het er niet mee eens? Een enkele florijn moest nog wel betaald worden voor het vervoer van de contrabas van meneer Grams.
321 florijnen was het totaal voor dit concert.
Het zal Beethoven vast veel meer hebben opgeleverd, als je rekent dat de concerten van 8 en 12 december een recette hadden van 4006 florijnen, maar dat geld was voor de oorlogsgewonden.