vrijdag 10 mei 2024

Karajan-Ring, Walküre (platenkast 9)

 Het was, vanaf het moment dat ik hem kreeg, van een pianoleraar die ging samenwonen, de grootste platenbox in mijn kast. Massief en met een gouden kleur. Veel fantasie was er vast niet voor nodig, maar het past natuurlijk goed bij het Rijngoud, waar Wagners verhaal mee begon en eindigde, en ook bij de status die DGG toedichtte aan de prestigieuze productie. Deutsche Gramophon moest opboksen tegen de reputatie van wat Solti de jaren daarvoor in Wenen voor Decca had opgenomen. Karajans Berliner Philharmoniker was geen opera-orkest maar hij gebruikte ze wel als zodanig in zijn Osterfestspiele in Salzburg. Het systeem om de opera's eerst in Berlijn op te nemen en die opname later te gebruiken bij de repetities van de scènische productie in Salzburg was bepaald innovatief. En zo werd zijn aanpak van deze muziek ook ervaren. Maar dat zei mij niet zoveel. Voor mij is dit de interpretatie waarmee ik de muziek heb leren kennen, en dat geeft het al een onaantastbare status. 

En ik moet zeggen dat ik er nog steeds van kan genieten. De ruimte die Karajan neemt, de grote lijnen. Misschien minder aandacht voor het ritme, minder nadruk op het drama. Zijn ideaal om klanken te mengen, overgangen te verzachten, past wel bij de uitgangspunten van Wagner. Wat dat betreft is het ook genieten van het taalgebruik in het grote boek bij de box, vooral in de Duitse versie: 'mit einer Sensibilität ohnegleichen, instrumentale Brillanz, Differenzierung des Musikalischen Ausdruck, Ebenmass an Legatostellen'. Je gaat meteen anders luisteren naar de uitvoering.

En wat waren dan de momenten die ik veel draaide? Ik zal zeker meestal bij het begin begonnen zijn, hoewel ik niet echt graag naar die storm-scène luister. Ook niet graag speel, overigens. Hij is bij Karajan enerzijds prima georganiseerd maar je hoort ook lekker de strijkstokken over de contrabassnaren razen en kletteren. De Berliner is een orkest dat veel en intensief beweegt en ik zie hier al Klaus Stoll met zijn sectie in actie. Maar waarschijnlijk zat ik dan vooral te wachten op het intieme moment van de cellosolo van Borwitzky, kort daarna ondersteund door de hele groep. Dat is een magisch moment in de opera, de meerstemmige klank van een cello-ensemble, waar later vooral Verdi en Puccini nog van zouden profiteren. Het is voor ons deze week ook elke keer weer een moment om naar uit te kijken en te genieten van de magie van Emanuele Silvestri, onze aanvoerder. Hier in de legendarische versie met Bruno Walter:

Een ander moment, dat ik me minder van het luisteren herinner, maar dat me bij onze uitvoeringen zeker is bijgebleven is de vierde scène uit de tweede acte, de Todesverkündung. En daar valt Karajan me dan eigenlijk een beetje tegen. De prachtige orkestrale effecten, de mengklanken van Wagner-tuba's en andere kopergroepen zijn ongetwijfeld een kolfje naar zijn hand, maar ze zijn niet altijd helemaal gelijk en de intonatie spreekt me ook niet overal aan. Maar het meest stoort me eigenlijk nog een slordigheid in tempo dat niet dramatisch gemotiveerd lijkt. Juist dat drama, de opbouw naar de weigering van Siegmund heb ik bij onze eigen uitvoeringen sterker ervaren. Van de voorstellingen die later in Salzburg plaatsvonden zijn ook opnames op internet te vinden. Minder in balans, meer bijgeluiden maar misschien wel overtuigender?

Waar ik de grammofoonplaat zeker grijsgedraaid heb is kant 10, het slot van de opera. Dat begint bij 'Deinen leichten Sinn lass' dich denn leiten' . Wotan is nog boos op zijn dochter maar de omslag is nabij. Toch een van de roerendste scènes uit het repertoire.
Het was ook het eerste stuk Walküre dat ik zelf ooit mocht spelen. Piet Veenstra had 'Wotans Abschied und Feuerzauber' ooit geprogrammeerd in zijn 'Vanuit'- serie bij het Residentieorkest in de Nieuwe Kerk. Vanuit Scriabin was het in dit geval. De rest van het concert herinner ik me niet meer maar dit maakte diepe indruk. Zelfs zonder zang. Als ik me niet vergis was het op het laatst een hobo die de partij van de oppergod vertolkte. 
James Stewart zingt een prima Wotan. Minder autoriteit dan de lange tijd onvermijdelijke Hans Hotter, maar dat is ook wel prettig. De klank van de opname is prachtig met een mooie balans binnen het orkest. Voor een microfoon is het niet zo moeilijk om een harpriedel goed uit te laten komen, maar het is ook genieten van de trombones die, vaak onopvallend, Wotan begeleiden. Een hoogtepunt daarin, ook heerlijk tijdens onze concerten, is het moment dat ze het Siegfried-motief majesteitelijk laten klinken en alten en celli uit hun klank tevoorschijn komen in meeslepend pathos (2:00).
Vier keer hebben we hem afgelopen weken voor publiek in binnen- en buitenland uitgevoerd. Fysiek zware avonden, maar als je dan aan het eind door de componist hiermee beloond wordt ben je alleen maar dankbaar. En misschien verschilt dat niet zoveel van het gevoel dat ik als jonge luisteraar bij de platenspeler ervoer.





 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten