woensdag 9 april 2025

Seizoensbrochure 2

 Zoals beloofd in de vorige aflevering gaan we verder op ontdekkingstocht in de seizoensbrochures van het Rotterdams Philharmonisch met seizoenen 71/72 en 72/73. Geen foto meer op de voorkant en geen gekleurde losbladige serie-overzichten. Wel een paar mooie kleuren, behoedzaam ingezet binnen een cirkel met verder voornamelijk zwart-wit. Verrassend vond ik het welkomstwoord van 71/72. Een uitspraak van Igor Stravinsky over dat muziek niets hoeft uit te drukken maar een zaak op zichzelf is. Daaronder zijn datum van overlijden: 6 april 1971, vandaag precies 54 jaar geleden. Zelden zal een brochure zo snel op de actualiteit hebben gereageerd! En blijkbaar was het toen nog niet naar de drukker. Staat er dan ook veel Stravinsky op het programma? Ik zie Feu d'artifice, een Vuurvogel-suite, de Psalmensymfonie, Symfonie in 3 delen en Petroesjka. Best substantieel. Zou dat voor zijn 90-e verjaardag geweest zijn of was het niet uitzonderlijk? Het seizoen daarop is eigenlijk niet veel minder: Sacre, Vuurvogel, Jeu de cartes (door Leinsdorf) en Les Noces. Wij spelen volgend jaar slechts Petroesjka en een jeugdvoorstelling van de Vuurvogel. 

Tegenover elke serie staat een pagina foto's, zwart-wit, allemaal zelfde formaat, van dirigenten en solisten. Dat zouden we nu te saai vinden. Achterin is een glimp van een enkele orkestmusicus te zien, een violist, een hoornist van zijn rus af gezien, slagwerkstokken, een onttakelde fagot tussen de data van de promenadeconcerten, de buitenconcerten en de reizen naar het buitenland, vooral België en Duitsland. In 72 geen tournee, behalve twee avonden in Wenen, en voorstellingen van Lohengrin als operabegeleiding in Amsterdam en Scheveningen. Bij de Promenadeconcerten staan dan inmiddels wel dirigenten vermeld, waaronder Boskovsky. Dat zal een avond Weense walsen geweest zijn.

Er wordt hoofdzakelijk met beide vaste dirigenten gewerkt. In 1971 staat David Zinman al vermeld, dan nog met het USO, maar zijn foto is verward met die van Wagasugi. Verder dirigeerden van Otterloo, Leitner en Erdelyi. Een jaar later is er veel meer variatie. Vonk, Foster, Mackerras, Kondrasjin, Leinsdorf. En er komen internationale orkesten als de London Philhamonic met Haitink (Mahler 6) en het Philharmonisch Orkest van Leningrad met Temirkanov met natuurlijk een flinke symfonie van Tsjaikovski. Orkestleden kregen ruim gelegenheid om zich solistisch te laten horen , opvallend vaak in programma's waar ook een andere solist optrad. Zo speelde Michel Roche de Epiphanie van Caplet nadat Szeryng een Vioolconcert van Paganini had laten horen en mochten Heinz Friesen en Wim Stok het dubbelconcert van Wagenseil spelen als ouverture voor het Tweede pianoconcert van Martinu met Rudolf Firkusny. Gerard Hettema speelt in één seizoen zowel een vioolconcert van Mozart als Bachs Vijfde Brandenburgse concert.

De programmering ziet er best aantrekkelijk uit. Ik had verwacht dat het format ouverture-soloconcert-symfonie zou overheersen maar dat blijken eerder uitzonderingen. Er gaat beduidend meer klassiek repertoire dan we nu gewend zijn te spelen. Een mooie combinatie vind ik Bachs Vierde suite voor de Negende van Beethoven. Eerder curieus lijkt me Meistersinger-vorspiel, Nocturnes van Debussy en Brahms Tweede pianoconcert. En hoe is het met de Nederlandse muziek? Fournet breekt een lans voor Lex van Deldens Piccolo concerto in beide seizoenen en Escher, Frid, Kox, Schat, Reinbert en Ton de Leeuw komen ook aan bod. Geen verwaarlozing zou ik zeggen. Alle drie de pianoconcerten van Bartok zijn te horen in 72/73 en beide seizoenen hebben het Vioolconcert van Berg geprogrammeerd. Eerst Isidor Lateiner, dan Yehudi Menuhin, gesandwiched tussen een orgelconcert van Händel en de Orgelsymfonie van Saint-Saëns. Fournet waagde zich met de gezusters Loriod aan de Turangalila symfonie en heeft een jonge Jessye Norman in La Damnation de Faust. En wat te denken van Les Noces als afsluiting na een Brandenburgs concert een symfonie van Mozart en Kammermusik 3 van Hindemith (met cellist Harro Ruijsenaars als solist)? Zoiets zou bepaald niet misstaan in een van onze komende seizoenen. 

Het meest opvallende programma vond ik het Requiem van Josephs, voorafgegaan door Vespers van Mozart. Wie, in hemelsnaam, is Josephs? Na enig speurwerk ontdek ik Wilfred Josephs, overleden in 1997. Gerespecteerd door belangrijke musici. Giulini, die het Requiem dat jaar in Chicago uitvoerde, noemde het zelfs 'het belangrijkste stuk van een levende componist'. In Rotterdam was het Charles Mackerras die de Nederlandse première dirigeerde met Marco Bakker als solist. Het stuk blijkt een combinatie van een katholieke mis en een Joodse Kaddish, ter herinnering aan de Holocaust. Alle reden om het stuk weer eens uit te voeren. Als het te riskant is voor een te lege zaal is kun je ook rond 4 mei de drie delen voor strijkkwintet apart  uitvoeren. Als rehabilitatie voor een ten onrechte vergeten componist.  




vrijdag 28 maart 2025

Seizoensbrochure 1

 Voor mijn column in de nieuwste Intrada heb ik oude seizoensbrochures van het RPhO bekeken die ik van een collega gekregen had. In die paar honderd woorden van zo'n verhaaltje kun je maar weinig kwijt en al helemaal geen illustraties, terwijl ik wel een aantal opmerkelijke zaken tegenkwam. Alle reden om daar op deze plek nog eens dieper in te duiken.

Het oudste exemplaar komt uit 1970, toch al ruim een halve eeuw geleden. En dan vallen vooral de overeenkomsten met de nieuwste op. De chefdirigent met de blik naar links voorop, het (veranderde) logo en het jaartal. Weliswaar staat Lahav er niet dirigerend op maar de uitstraling is hetzelfde en zelfs het formaat is bijna gelijk.

De verschillen worden duidelijker als je verder kijkt en het oude boekje openslaat.
Een paar korte stukjes over wat men van een concert kan verwachten, inclusief 'de Pauze. Wachten op wat boeien gaat en intussen een drankje en een goed gesprek.'
Dan foto's en bio's van beide vaste dirigenten Jean Fournet en Edo de Waart, waarvan de eerste ook artistiek leider was. Namen van stafmedewerkers of zelfs een directeur ontbreken nog. Daarna een lijstje van negen gastdirigenten en vier gastorkesten en een overzicht van de concerten buiten Rotterdam. Naast Nederlandse steden waar we nu nog wel spelen zie ik Dordrecht, Delft, Gouda, Leiden en ook Goes. Tournees naar Engeland en Zwitserland.
Voordat de series, op een losbladig systeem in zes vrolijke kleuren, in beeld komen, staan de data van de Matthäus Passion en de vermaarde Promenadeconcerten vermeld. Het waren er 15, waarbij het repertoire pas later bekend werd, en die volgens de verhalen altijd vol zaten. Kom daar nu nog maar eens om.
De kaartverkoop lijkt sowieso niet zo'n probleem. Losse kaarten worden 'indien nog voorradig telkens vanaf een week voor de concertdatum verkocht aan de kassa'. Reductiekaarten zijn beschikbaar voor o.m. dienstplichtige militairen.

Maar dan de series. A, B, CD/CW, E, X en Z. Elke dag van de week heeft een serie, behalve de maandag. En de zaterdag, maar daar zullen die promenadeconcerten dan wel gespeeld zijn.
De duurste plaatsen waren de loges, die tegenwoordig als 2e rang worden verkocht. Voor de hele serie A, 14 vrijdagavonden, betaalde je toen 150 gulden.
En daar kreeg je heel veel moois voor. Op de openingsavond speelde David Oistrach het Vioolconcert van Brahms - wie kon dat mooier dan hij? - en twee weken later dirigeerde Fournet Honeggers Jeanne d'Arc au Bucher. Het Concertgebouworkest komt twee keer, met Haitink en met Lorin Maazel die ook nog vioolsolist in werk van Mozart was.
In serie B dirigeerde Fournet Erasmi Monumentem van Frank Martin, precies een jaar na de wereldpremière. Goed dat zo'n stuk dan meteen alweer op de lessenaars staat.
Edo de Waart opent de C serie met Sinfonia van Berio op 22 september ongeveer twee jaar na de première in New York. Althans van de vierdelige versie. Inmiddels had Berio een deel toegevoegd. Die vijfdelige versie klonk waarschijnlijk eerder in Rotterdam dan in New York, waar Bernstein het op 8 oktober van dat jaar voor het eerst dirigeerde. Hoog tijd om het weer eens in de Doelen te spelen.

De Z-serie was nog niet het domein van de hedendaagse muziek, dat kwam pas later. Berio klinkt daar wel, maar hoogtepunt zal de Tweede Mahler met het koor en orkest van de Bayerische Rundfunk met Kubelik geweest zijn.
Wat ik me nog wel afvraag is de aanvangstijd van de concerten. Sinds jaar en dag hanteren we kwart over acht en kwart over twee, maar waarom eigenlijk? En wanneer is dat begonnen? Blijkbaar was het niet nodig het te vermelden en was het vanzelfsprekend. De volgende keer eens kijken wat de jaren hierna voor opvallends te bieden hebben.

woensdag 12 februari 2025

Tristan

Als Tristan und Isolde bij ons op het programma staat, weet je dat er iets bijzonders gaat gebeuren. Meestal gaat het dan om Vorspiel und Liebestod , in dit geval geen Liebestod maar wel het Vorspiel en de hele Tweede acte. Maar de hele opera hebben we in mijn periode ook al twee keer mogen spelen. Eerst bij DNO in de bak van de Stopera met Simon Rattle, goed voorbereid en een reeks voorstellingen (daar zat ook al een Tweede acte in de Doelen bij, als opening van Rotterdam Culturele Hoofdstad). Een paar jaar later met Gergiev in het festival met de legendarische videobeelden van Bill Viola. Ervaringen die in het geheugen zijn gegrift. 

Tristan und Isolde is voor mij ook een schatkamer in mijn platenverzameling. Het begon met Karl Böhm, later Carlos Kleiber en ook nog Wilhelm Furtwängler. Drie unieke topuitvoeringen die het waard zijn vaak te beluisteren. Kleiber is de enige van de drie die ik ooit heb bezig gezien. Een dirigent met een legendarische status, ook qua afzeggen, en door bijna al zijn collega's bewonderd. Hij was ook uitzonderlijk in zijn beperkte repertoire met gelukkig Tristan daarbij. De beroemde opname op DGG had hij eigenlijk afgekeurd en de opnames vroegtijdig verlaten vanwege een ruzie met een zanger. Na vele jaren was het toch gelukt om zijn akkoord te krijgen, maar onder protest en met de mededeling dat de uitvoering niet aan zijn hoge eisen voldeed. Voor die tijd heeft hij de opera ook drie jaar in Bayreuth gedaan, waar natuurlijk opnames van zijn. Zeker uniek zijn de repetitiefragmenten uit Stuttgart van het Vorspiel. Een kijkje in de keuken.   

De geluidskwaliteit is niet ideaal maar ik vind Kleibers manier van repeteren prettig en inspirerend en het leidt tot bijzondere resultaten. Vooral waar het de klank betreft. Niet alleen het schmachtend dat volgens voorschrift van Wagner, maar een term als zerbrechlich voor die openingsmaten vind ik ook heel fijn, of mit Liebe. Dat hoor ik dirigenten bij ons niet vaak zeggen. Meer klank is echt iets anders dan luider. Dat zijn in onze praktijk ook belangrijke zaken. Een noot beginnen vanuit de stilte, 'als een feniks uit de as', en als je het week houdt hoort niemand of et wel helemaal gelijk is.  De manier waarop hij de lange cellomelodie ruimte geeft voelt hier misschien wat overdreven maar komt in de uitvoering vast goed. En goed om dan te horen dat zo'n veeleisende dirigent ongelijke pizzicato-noten niet erg vindt, maar het moet wel binnen grenzen blijven. Met zijn gevoel voor humor en originele vergelijkingen zal hij zijn orkesten zeker overtuigd hebben. Zingen in de strijkers: Es ist wie ein Liederabend.
Er is teveel om op te noemen. Laat iedereen die geïnteresseerd is vooral zelf luisteren.
Wollen und nicht dürfen. Grosse Bratschenorgie. Lange Noten lebendig, ein Bischen Mitdenken. Nicht forzieren, trotz mein Gymnastik. Kann das was mehr Sturm im Walde sein.

Het is vooral het Vorspiel waar hij aan werkt, de Liebestod veel minder. En tussenin zit nog een 'Einlage' van een paar maten die ik nooit gespeeld heb. Misschien goed om de woorden van de componist over deze muziek te lezen: '(Ik laat) slechts eenmaal, maar in langgerekte spanningsbogen het onstilbare verlangen aanzwellen, vanaf de eerste schuchtere bekentenis, de tederste vervoering, na angstig zuchten, hopen en aarzelen, weeklagen en wensen, verrukking en smart, tot aan de meest overweldigende aandrift, de krachtigste inspanning de doorbraak te vinden, die aan het grenzenloos hunkerende hart de weg naar de zee van eindeloos liefdesgenot opent.'  Vrijdag klinkt het Vorspiel en daarna de hele tweede acte. De hele opera is van Kleiber ook in meerdere versies op internet te beluisteren.

Een hele andere interessante opname van het Vorspiel is de versie die Richard Strauss in 1928 dirigeerde. Vooral vanwege de tempowisselingen en rubati die best eens van de omponist kunnen komen. Strauss heeft in zijn jonge jaren als dirigent intensief samengewerkt met Hans von Bülow, Wagners ideale dirigent en dirigent van de allereerste uitvoeringen van Tristan.
Hoe belangrijk Wagner en vooral Tristan und Isolde voor Strauss was blijkt wel uit het gegeven dat hij juist deze partituur nog in de allerlaatste dagen van zijn lange leven aan het bestuderen was!
  

zondag 26 januari 2025

Goulds Derde Beethoven

Na Brahms stappen Ozawa en Murakami over naar Beethoven en zijn Derde pianoconcert. Ozawa is de partituur aan het voorbereiden voor concerten met Uchida een maand na dit gesprek, dus dat komt hem goed uit. De solist waar naar geluisterd wordt is andermaal Glenn Gould. Dat lijkt me geen straf, hoewel ik weinig van zijn Beethoven gehoord heb. Er zijn twee opnames uit de tijd dat hij nog in het openbaar optrad en in dit geval met twee van de meest charismatische dirigenten van dat moment. Allereerst Herbert von Karajan die Gould in Berlijn had uitgenodigd in 1957, als onderdeel van een succesvolle Europese tournee. Het interessante van de opname is dat het een registratie van een concert is. Van Gould zijn best wat live-opnames bekend maar bij Karajan hoor je ze niet zo vaak. Ze delen een fascinatie en liefde voor de studio.

Ik wist het niet, maar blijkbaar hebben ze hierna nog vaker samengewerkt en hadden ze veel respect voor elkaar, zoals te lezen op deze website. Dat ze uit twee verschillende werelden zouden komen en zich niets van elkaar aantrekken, zoals de schrijver en de dirigent constateren, stoort mij niet. Natuurlijk zit het Berlijnse orkest met grote bezetting te spelen en is de aanpak echt symfonisch maar voor mij klinkt het wel geïnspireerd, ook door de samenwerking. Veel meer dan in de studio-opname met Bernstein van een paar jaar later, die ze ter vergelijking ernaast leggen, en het predikaat 'ouderwets' geven. Kan een interpretatie of uitvoering verouderd zijn? Dat gevoel heb ik soms wel, maar hier misschien niet meteen. Het kan aan de opname liggen, maar ik vind de uitvoering vooral van het orkest wat statisch, niet passend bij Bernstein, hoewel hij meteen verrast met een sterke tweede noot. 

Het is mooi dat we tegenwoordig allemaal zelf onze mening kunnen vormen wanneer al die uitvoeringen toegankelijk zijn op internet. En dan kun je vergelijken met de observaties van Ozawa en Murakami. Ik merk dat ik het vaak niet met ze eens ben maar ze noemen wel interessante aspecten. De achtergrond van Glenn Gould als Canadees tegenover de Oostenrijker Karajan in de Duitse muziek van Beethoven, bijvoorbeeld. Volgens mij wordt  er vaak te snel geoordeeld aan de hand van nationaliteit, maar het speelt soms wel een rol. Ik kan me wel voorstellen dat je je in Noord-Amerika inderdaad wat makkelijker losmaakt van de Europese traditie of die mist in je opleiding terwijl je daar in Salzburg middenin zit. Dan vraag ik me meteen af hoe Ozawa zichzelf plaatst in dit verhaal. Beide kanten heeft zijn voordelen en kan meer of minder aansluiten op je persoonlijkheid. Het beheersen van een gesproken taal helpt zeker bij het begrijpen van een muzikaal idioom.

Waar Ozawa de nadruk op legt is het belang van 'direction' bij Karajan. Daar heb ik nooit zo bij stil gestaan maar hier heeft hij een punt. Hij kent Karajan natuurlijk intensief als leraar en mentor, maar als ik bedenk welke opnames van Karajan ik de beste vind en waarom dan denk ik aan Parsifal en Mahler 9 (de live-opname) uit zijn latere jaren, en natuurlijk die eerste sprankelende Rosenkavalier  en evenwichtige Meistersinger, maar ook Lucia di Lammermoor live met Callas. Met een voorkeur voor de vroegere opnames is er altijd weer die grote lijn, bijna een veronachtzaming van details en speelsheid. Hoewel, Falstaff misschien. Persoonlijk kan ik geen eerlijke vergelijking met Bernstein maken, want Karajan heb ik nooit meegemaakt. En Bernstein heeft mijn hart gestolen met concerten en repetities die ik hem in Amsterdam heb horen doen, vooral Mahler. De ritmes en het karakter in de Wunderhorn-liederen en dan Mahler 9 op het Holland Festival. Er is een cd-opname gemaakt maar die lijkt niet op de ervaring die ik in de zaal had. Dat zit nog in mijn geheugen gegrift.

Bij Beethovens pianoconcert ervaar ik het begin van het langzame deel als logisch ijkmoment. Als orkest hebben we dan even rust en de solist kan helemaal alleen de sfeer maken. Dan hoor je wie de echte meesters zijn. Meesters als Brendel en Barenboim. En in dit geval natuurlijk ook Gould. Vooral in de concertzaal met Karajan. Toch zonde dat hij zich later volledig teruggetrokken heeft in de studio. 

Toevallig lees ik net over een nieuw theaterstuk op Broadway, met een fictieve dialoog tussen Bernstein en Karajan als onderwerp. Daar zullen de verschillen tussen beide grootmeesters en superego's vast uitvergroot worden.


zondag 5 januari 2025

Herstart

 Het is raar hoe dat blijkbaar werkt. Als ik 'gewoon' in het orkest speel en met ensembles bezig ben dan hoort het er een beetje bij om hier regelmatig mijn gedachten in woorden te vatten. De laatste tekst die ik begonnen was ging over Strauss en Don Quixote, begin juni, ruim een half jaar geleden. Nooit meer afgemaakt. Het was de week dat mijn lichaam mij enigszins in de steek liet, protesteerde, en sindsdien belemmert mijn rechterschouder mij min of meer de weg naar het podium. Ik zal daar verder niet over uitweiden of klagen, maar daarmee verdween ook de lust en de motivatie om op deze plek van mij te laten horen. Terwijl ik me kan voorstellen dat schrijven en formuleren, nadenken over muzikale zaken me kan helpen terug te komen naar waar ik wil zijn. Ik ben niet zo van de goede voornemens voor het nieuwe jaar, maar dit mag een uitzondering zijn. Bij deze.

Als aanleiding kies ik een boek dat ik onlangs in handen kreeg, met daarin gesprekken tussen een schrijver en een dirigent, Haruki Murakama en Seiji Ozawa. Wat ik van Murakama gelezen heb sprak mij (nog) niet bijzonder aan en Ozawa hoorde nooit bij mijn favoriete dirigenten, maar beide lijken mij zeer serieus te nemen en het format maakt mij nieuwsgierig. Er moeten zeker aanknopingspunten in te vinden zijn om op door te denken.

Hun eerste gespreksonderwerp behandelt de beroemde speech die Bernstein in 1962 hield voorafgaand aan een uitvoering van Brahms' Eerste pianoconcert, met Glenn Gould als solist. Ik heb de cd-opname, inclusief de inleiding, maar heb er al heel lang niet meer naar geluisterd. Luister ik er nu anders naar en wat vind ik van het meningsverschil en de manier waarop dat met het publiek wordt gedeeld? 
Bernstein benadrukt dat hij het fundamenteel oneens is met de tempo-keuze en het afwijken van de dynamische aanwijzingen van de componist door de solist, die hij 'on-orthodox' noemt. Doorgaans worden meningsverschillen tussen dirigent en solist tijdens repetities opgelost, waarbij soms de een, soms de ander domineert, maar in dit geval kiest Bernstein ervoor mee te gaan met Gould, maar pas na het afleggen van een verklaring. Ozawa, die aanwezig was als assistent-dirigent, keurde de actie van Bernstein af, toen en nog steeds. Ik kan daarin wel meevoelen. Je moet het publiek niet opzadelen met je eigen gewetenswroeging tegenover de componist. Maar het toespreken van publiek voor een uitvoering kan positief uitpakken door het contact dat ontstaat tussen luisteraar en uitvoerder en, afhankelijk van de tekst, tussen luisteraar en compositie. Bovendien kan het motiverend werken naar de orkestmusici, herinner ik me uit eigen ervaring. En ik denk dat ik dat effect in deze opname hoor. Al meteen aan het vuur in de inzet van de pauken, maar ook in de warmte in het lyrische espressivo van de violen, dat ik niet meteen met de NYPhil associeer.

 En zo heel langzaam is deze uitvoering nu ook weer niet. De keus tussen de maat in 2 of in 6 dirigeren zal er in een sneller tempo nog steeds een beetje zijn en lijkt me ook niet zo erg. Ambiguïteit hoort wel bij Brahms. Bovendien lijkt het zelfs alsof de solist bij zijn inzet voor een iets vlotter tempo kiest. Wat mij betreft, en dat zegt Bernstein ook, een interpretatie vol interessante momenten. En ik weet hoe inspirerend het voor een orkest kan zijn om met een grote muzikale persoonlijkheid op het podium te zitten. Die persoonlijkheid is duidelijk, inclusief de enorme beheersing van de piano en de balans die hij tussen verschillende stemmen kiest. Je kunt je misschien wel afvragen hoe aandachtig het publiek was, want er wordt opvallend veel gehoest.
In het langzame deel, overigens ook weer een 6/4 maat maar dan Adagio i.p.v. Maestoso overtuigt Gould mij volledig, inclusief zacht mee neuriën. terwijl de finale me dan erg tegenvalt. Stijf en houterig. Daar had ik best wat meer van zijn Bach-stijl willen horen.
Ondertussen vind ik ook nog een interview met Gould waarin hij het incident beschrijft als vermakelijk en het verschil tussen beiden vooral ziet in de mate van het streven naar contrasten tussen thema's. Het feit dat het meningsverschil zo openlijk naar voren is gebracht gaf aanleiding voor discussies, maar in de praktijk weten dirigent en solist zich meestal toch wel te vinden. Er zullen vast horrorverhalen zijn van dirigenten die een onbevredigende of irritante solist in de maag gesplitst hebben gekregen of solisten die het moeten zien te rooien met een die in een andere muzikale wereld leeft of zelfs incompetent is maar ik herinner me bij het Philharmonisch weinig voorbeelden. In principe zal een dirigent zich dienstbaar opstellen om het de solist naar de zin te maken en dat is wat Bernstein uiteindelijk ook gedaan heeft.  

Inmiddels heb ik een youtube-kanaal ontdekt dat het geval uitgebreid behandeld. En dan blijkt een afkeurende recensie van de gezaghebbende Harold C.Schonberg ook nog een rol te hebben gespeeld.
Ik geloof dat deze Ben Laude een goed verhaal heeft.
Misschien maakt dit mijn tekst overbodig, maar ik ben toch blij dat ik weer voorzichtig begonnen ben.
Eens kijken wat Murakami en Ozawa nog meer te melden hebben.