vrijdag 7 december 2012

Handtekening

Ik had in het vorige bericht de Vierde van Sjostakovitsj een signature piece voor het RPhO genoemd, maar aarzel of die term de lading wel dekt.
Wat ik me wel realiseerde gisteravond, toen ik voor de pauze naar het Vioolconcert luisterde, is hoe sterk Sjostakovitsj in zijn muziek altijd weer zijn handtekening zet.




Natuurlijk vooral met de vier noten d-es-c-b, waarmee hij zijn naam bedoeld: Dmitri S-C-H-ostakowitch.
In Duitse spelling en met de Duitse noot H, wat bij ons de B is.
Alleen in de tijd van de Vierde gebruikte hij die nog niet, en ik weet niet zeker of hij nog in het Tweede Vioolconcert zit. Maar er blijft nog genoeg over wat zo vaak en sterk in zijn stukken terugkeert, en daardoor zo persoonlijk wordt, dat je dat ook wel als handtekening kunt beschouwen.

Zo zijn er van die ritmische motieven, zoals de groepjes van 2 zestienden en een achtste noot, talloze malen herhaald, bekend van bijvoorbeeld Rossini's Willem Tell. Maar ook andere iets gecompliceerdere combinaties ga je meer en meer herkennen en worden soms obsessief ingezet. In die zin is hij niet te vergelijken met wie ook.



Een ander fantastisch effect is de afsluiting van het middendeel van de symfonie.
Wat hij daar met de combinatie van verschillende slagwerkinstrumenten doet vraagt erom tot symbool te worden benoemd. Hij herhaalt het effect in zijn Tweede Celloconcert uit 1966.
Een uitleg die je wel hoort is de associatie met de geluiden van ziekenhuisapparatuur, met alle mogelijke piepjes. Dat kan ik me beter voorstellen bij het concert en de Vijftiende Symfonie (1971), waar hij aan het slot ook iets dergelijks doet, dan in zijn werk uit de 30-er jaren.
Dan klinkt de theorie over gevangenen die met elkaar via de verwarmingsbuizen communiceren overtuigender. Maar je kunt ook denken aan zijn fascinatie voor mechanische poppen. En de marionet staat dan natuurlijk voor de mensen in de Sovjet Unie die geen eigen wil mogen hebben.
Luister naar Gergiev met LSO, vanaf 6:16:


En de eindeloos lange accoorden, die ik me vooral van zijn Kammersymphonie herinner, maar die ook weer aan het eind van de Vijftiende zit en in de Achtste, niet te vergeten. Het slot van de Vierde zal vast de eerste keer geweest zijn. Hier duurt ie zo lang, bijna honderd maten, dat ik de voorlaatste bladzijde maar niet meer omsla. Als je goed luistert naar de celesta, weet je wanneer het einde nadert. Hij verdwijnt de hoogte in, schijnbaar om tot een oplossing te komen. Of beter gezegd: 'zij'. En ze moet bijna de hele symfonie wachten tot ze eindelijk aan de beurt komt. Maar ze redt het niet; er komt geen oplossing. There is no exit aldus Maxim Sjostakovitsj.

En zijn liefde voor Mahler, die nergens sterker naar voren komt dan in deze Vierde. Vooral de finale, die met een treurmars in de fagot begint. (ook te horen in bovenstaand fragment).
Maar ook die celesta komt van Mahler, als ik mij niet vergis. Das Lied von der Erde was zijn favoriete werk.
Valery geeft een interessante visie op de verwantschap tussen beide symfonische reuzen in een artikel in Intrada. Hij vergelijkt de Mahlers tijd in Wenen met de spanningen van de jaren '20 en '30 in de Sovjet Unie. 'Wat ga je nu doen, Dmitri, met De Symfonie?'. 
Sjostakovitsj kiest hier voor een gigantisch orkestapparaat, zoals Mahler dat ook vaak deed, en beiden hebben een voorkeur voor extreme liggingen in bijvoorbeeld piccolo of contrafagot.
Maar het zijn ook de naïeve liedjes die worden verwerkt in het serieuze genre van de symfonie.
De Vierde van Sjostakovitsj zit daar vol mee, maar ook de Vierde van Mahler.
En die gaan we over een paar dagen met Yannick in Wenen spelen.
Eens zien of  we in de Musikverein een mooie RPhO-handtekening kunnen achterlaten.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten