donderdag 7 december 2023

De zee

Na vele jaren orkestervaring denk je de ins en outs van het standaardrepertoire wel grotendeels te kennen, maar er blijven altijd mysteries over die ik niet heb kunnen oplossen. Een van die raadsels staat deze week weer bij ons op de lessenaars.  La Mer van Debussy. Halverwege het eerste deel zit een prachtige passage voor de cellogroep. Eigenlijk totaal onverwacht. Vierstemmig begint het met 8 spelers. Maar twee maten later verhoogt hij het tempo drastisch en vraagt hij om het dubbele aantal: 16 celli. Geen orkest speelt met zo'n grote sectie en niets in de rest van het stuk wijst er op dat ze voor de rest van de muziek allemaal nodig zijn. Een financiële aderlating, om van ruimtegebrek nog niet te spreken, voor zes maten1 En waarom?

Veel is lekker, dat kan ik me voorstellen. Maar dan moet je de andere groepen ook uitbreiden voor de balans. We hebben nog weleens een lessenaar toegevoegd, dan kom je op twaalf. Maar het voelt nog steeds raar en zonder reden behalve de aanwijzing in de partituur. Natuurlijk kun je af en toe de hele verhouding tussen de strijkers ter discussie stellen en misschien meer per stuk bepalen. Uitgangspunt bij ons voor het grote repertoire is meestal 16-14-12-10-8 voor 1e, 2e violen, alten, celli en bassen. Maar waarom meer 1e dan 2e violen? En meer celli dan bassen? Ik hoorde onlangs in Wenen een Tosca met 6 celli en 6 bassen, en dat klonk prachtig. Overigens zag ik op internet ook een registratie van La Mer met Abbado in Luzern. Het is niet helemaal duidelijk maar daar tel ik wel (bijna) 16 cellisten (vanaf 6:03). Maar dat is Abbado en Luzern, waar ze voldoende geld te besteden hebben voor de cultuur.







Geen opmerkingen:

Een reactie posten