De gelijktijdigheid met het artikel in BBC Music Magazine, dat ik in een vorig bericht signaleerde, vind ik zo frappant, dat ik er toch nog even op inga.
Megan Garber geeft in zijn 'Brief history of Applause' een aantal verrassende voorbeelden.
Dat er mensen ingehuurd worden om te applaudisseren ken ik uit de Italiaanse operahuizen, maar ik wist niet dat Romeinse keizers het voor militaire doeleinden gebruikten. Maar het was in die tijd ook een vorm van opinie peilen. De Maurice de Hond hoefde in die tijd alleen maar te luisteren naar de bijval die de keizer kreeg in het theater om zijn populariteit bij de bevolking te peilen.
Nero, die de applaus-techniek van de bevolking van Alexandrië bewonderde, die bestond uit drie soorten, waaronder een soort bijengezoem.
En het orarium, de zakdoek, waarmee men geluidloos zijn bijval kan tonen.
Dat zou wat zijn in de concertzaal!
Maar hoe weet de solist dan of hij nog een keer terug kan komen?
Dat applausritueel in de concertzaal schijnt een reden te zijn voor mensen om thuis te blijven.
Onzekerheid over wanneer er geklapt mag worden, waardoor je zou kunnen laten zien dat je niet weet hoe het hoort. Zoals: niet tussen de delen klappen.
Ik vind het nooit zo erg, en mensen zouden zich er niet door moeten laten afschrikken. Liever tussen de delen klappen dan meteen na de laatste noot, als de dirigent de spanning vast wil houden.
Je zou soms willen dat er bijval komt als er een magnifieke solo is gespeeld, zoals in de jazz, maar daarmee gaat teveel van wat daarna volgt verloren.
De uitvoeringen van het Vioolconcert van Sibelius door Kavakos bood daarvoor voldoende momenten, hoewel de hele zachte passages nog wel het meest indrukwekkend waren. Daarin ging hij op zondag nog een stapje verder dan de vrijdagavond. Maar de toegift, beide keren het Andante uit Bachs solosonate in a, maakte misschien nog wel de meeste indruk. Sereen, praktisch zonder vibrato, en op een prachtige manier de meerstemmigheid plaatsend. Een stokvoering om jaloers op te zijn.
Ik ken weinig musici van zijn kaliber die Bach zo overtuigend kunnen brengen.
Natuurlijk begint een solist pas aan een encore als er lang genoeg geklapt is.
Dat was na de Sibelius natuurlijk geen probleem. Het stuk eindigt triomfantelijk, niemand hoeft zich af te vragen of het wel afgelopen is. Volgens de dirigent is het de bedoeling van het stuk, dat het orkest de solist uiteindelijk 'vermoordt', maar dat kon ik niet helemaal plaatsen.
Wel opvallend was het andere karakter van het applaus na de Bach: het bleef lang stil en velen wilden dat graag zo houden. Oraria waren hier op hun plaats geweest.
Komende woensdagavond is er nog volop Bach te bewonderen door collega's (en een ex-collega) in de Jurriaanse Zaal. Vier solowerken voor viool en voor cello in originele bezetting en bewerking.
Igor Grupmann laat zich vervangen door Charlotte Potgieter, als ik het goed heb begrepen, maar dat mag de pret niet drukken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten