donderdag 9 mei 2013

4 mei

Ik had het nooit eerder meegemaakt.
In een trein zitten die gaat stoppen vanwege dodenherdenking.
In drie talen werd uitgelegd wat de reden was.
In de coupé naast ons stond een radio aan, dus ook het Wilhelmus ontbrak niet.
We waren een paar uur daarvoor uit Berlijn vertrokken; een gezamenlijk moment van Nederlanders, Duitsers en waarschijnlijk nog wel andere nationaliteiten.
Bijzonder en gepast.
Van mijn zoon, die op dat moment op Schiphol stond, in afwachting van zijn bagage, begreep ik dat ook onze nationale luchthaven, inclusief duizenden buitenlandse gasten, twee minuten stil was.
Een zinvolle herdenking, die we nog jaren in ere moeten houden.



Ik was in Berlijn met vrouw en dochters.
De stad waar Hitler en zijn kornuiten aan de macht kwamen en die ze verwoest en verdeeld achterlieten.
Verdeeld door overwinnaars die tegenover elkaar stonden.
Dat is een verhaal wat inmiddels, nog maar zo kort geleden, onvoorstelbaar lijkt en moeilijk uit te leggen.
Maar Berlijn vertelt vele verhalen en geschiedenissen.


We begonnen onze verkenning vorige week op de Gendarmenmarkt.
Een prachtig plein.
Twee kathedralen tegenover elkaar.
De Hugenoten tegenover de Lutheranen.
En daar tussenin het theater.
Konzerthaus heet het tegenwoordig, maar de dichter Schiller staat er nog voor.
En het orkest, Konzerthausorchester, laat trots weten hoe blij ze zijn met hun nieuwe chefdirigent, Ivan Fischer. Spandoeken zijn opgehangen om het de wereld te verkondigen.
Dat zou ik rond de Doelen ook best willen zien.
Yannick als cultureel uithangbord.
En als het niet op het schouwburgplein kan, dan misschien op het toekomstige plein voor het Centraal Station.


Slot Charlottenburg blijkt uit dezelfde tijd te zijn als de beide kerken, rond 1700.
Toen begon de opmars van provinciestad naar hoofdstad van een belangrijk koninkrijk.
Ik was daar vooral op zoek naar Frederik de Grote, de koning-filosoof, tevens begenadigd fluitist en componist, waar we komend najaar in de Laurenskerk een programma aan gaan wijden.
Maar de nieuwe vleugel, die in 1747 door hem aan het paleis was gebouwd werd gerestaureerd.
De inrichting van de rest was vooral gewijd aan zijn oma Sophie Charlotte, voor wie het paleis destijds was gebouwd. Ze bleek overigens ook een groot muziekliefhebber en klaveciniste, dirigeerde opera's en onderhield een briefwisseling met de filosoof Leibniz. Zou zij een voorbeeld voor haar kleinzoon zijn geweest?
Toen ik thuiskwam realiseerde ik me dat ik nog vergeten was te zoeken naar sporen van Frederik Willem II, de opvolger van Frederik de Grote. Hij was een uitstekend cellist en kunstliefhebber. De Pruisische kwartetten van Mozart en de eerste twee cellosonates van Beethoven zijn aan hem opgedragen.
Dat bewaren we maar voor een volgende keer.

Een andere cellist verraste ons in het Mauermuseum, bij Checkpoint Charlie.
Tussen alle bewijzen van gelukte en mislukte vluchtpogingen stond een levensgroot beeld van Rostropovich.
Hij was het die tijdens het vallen van de muur met zijn cello naar Berlijn vertrok en daar in de open lucht Bach ten gehore bracht: 1 november 1989.
Twee maanden later dirigeerde Bernstein in het Konzerthaus aan de Gendarmenmarkt de Negende van Beethoven.
Op zulke emotionele kantelmomenten blijkt muziek onmisbaar.
 

Van de Nazi-tijd hebben we uiteindelijk niet zo heel veel gezien.
We zijn wel in de Joodse buurt geweest, met de Neue Synagoge, en de Häckische Höfe.
En vanuit de Brandenburger Tor richting Potsdammer Platz kom je langs het Holocaustmonument.
Een merkwaardige verzameling van betonblokken, waartussen je eindeloos verstoppertje kunt spelen, maar die ook wel indruk maakt. Juist in zijn eentonigheid, zonder kleur, slechts hoogteverschillen.
En als het over een volk van vervolgden, van vluchtelingen gaat, is het Joodse volk daar exemplarisch voor.
Zo zal Sjostakovitsj het Joodse element in zijn muziek hebben gebruikt.
Niet alleen in de Zevende symfonie, waar het de vorige keer over ging, maar meer nog in zijn Pianotrio en natuurlijk helemaal de cyclus liederen uit de Joodse Volkspoëzie.
Maar Sjostakovitsj put dan uit een cultuur die de zijne niet is.

Dan zit je met Gustav Mahler dichter bij de bron.
Hoewel hij zich tot christen heeft laten dopen, is zijn Joodse achtergrond bepalend voor zijn muzikale idioom.
Misschien vooral in zijn vroegere werken uit de tijd van Des Knaben Wunderhorn, zoals de Eerste symfonie. 
We spelen met het orkest dit stuk deze week in combinatie met een nieuwe orkestratie van het Pianokwartet, een jeugdwerk. Dat klinkt meer naar de Duitse romantiek van Schumann en consorten.
Maar in het derde deel bevinden we ons zonder twijfel op een Joodse begraafplaats.
Hier in een versie van Bruno Walter, ooit assistent van de componist en wellicht de grootste dirigent die Berlijn ooit heeft voortgebracht:

  

1 opmerking:

  1. En zowel het "gesymfoniseerde" pianokwartet als de Eerste symfonie van Mahler waren twee juweeltjes om mee te mogen maken afgelopen dagen! Bedankt voor het hier neerzetten van deze Walter interpretatie van Mahler. Het Rotterdams is met muzikale diamanten bezig, stuk voor stuk geslepen door de pijn en het verdriet, maar verwoord in tonen van hoop!

    BeantwoordenVerwijderen