Afgelopen week nam chef-dirigent Mariss Jansons van zijn Concertgebouworkest.
Geen speciaal feestprogramma, maar gewoon wat al was afgesproken in een stadium dat nog niet zeker was dat zijn contract zou aflopen.
En het past ook wel bij hem.
Gewoon doen wat gedaan moet worden, en dat op een heel hoog niveau.
Hij mag trots zijn op wat hij achterlaat en het Nederlandse publiek dankbaar voor wat hij heeft laten horen.
En het gaat gelukkig niet helemaal geruisloos voorbij. Aandacht in de kranten met interviews, een cd-box, een nieuw gecomponeerd stuk van Martijn Padding en een aardig item bij Podium Witteman. Hoe goed ken je je chef-dirigent?
Ze hebben gelukkig ook al een opvolger in de persoon van Daniele Gatti.
Hij begint pas in seizoen 16/17, maar dirigeerde dit jaar ook al een aantal producties.
Mahler 6, de eerste concerten na zijn benoeming, werd door diezelfde kranten zeer kritisch ontvangen, maar ik ben ervan overtuigd dat ze een goede keuze hebben gemaakt.
Iedere dirigent heeft zo zijn sterke en zwakke kanten. Ook bij Jansons was niet alles even uitmuntend. En Gatti zal zeker een interessante stempel gaan drukken.
Ze zijn ruim een jaar zonder chef-dirigent, maar dat zal geen probleem zijn.
Het seizoen dat ik begon hadden we in Rotterdam eenzelfde situatie. Tate was net vertrokken en er stond elke week een andere dirigent voor ons orkest, waaronder niet de minsten. En oudere collega's denken met weemoed terug aan het jaar voordat Conlon werd aangesteld, en ze dirigenten als Kubelik, Tennstedt, Ormandy, Rattle en ga zo maar door langs zagen komen.
Elk nadeel heeft zijn voordeel.
Ook wij moeten natuurlijk goed nadenken over de opvolging van Yannick.
Zo'n proces begint eigenlijk al met het moment van aanstellen.
Een opvolger zoeken kost tijd en je weet nooit hoe een samenwerking zich gaat ontwikkelen.
En het zoeken vindt plaats in een vijver waar druk in gevist wordt.
Men zegt vaak dat er tegenwoordig meer goede orkesten dan goede dirigenten zijn, en ik geloof dat dat waar is.
Wij hebben in Rotterdam inmiddels een reputatie opgebouwd met het vinden en aan ons binden van nog relatief onbekend jong talent, dat uitgroeit tot top-dirigent. Gergiev en Yannick zijn daarvan de meest recente voorbeelden. Maar de vraag is of zoiets nu voor onze toekomst weer de beste keus is, en zoja, of het lukt om die te vinden, eerder dan onze concurrenten.
En er zijn veel orkesten op zoek.
Het bekendste voorbeeld is zeker de Berliner Philharmoniker.
Chef-dirigent Simon Rattle heeft ruim op tijd aangegeven zijn contract na 2018 niet te willen verlengen.
En sindsdien is het speculeren over zijn opvolger een geliefd koffietafelgespreksonderwerp geworden.
Berlijn geldt waarschijnlijk wel als dè toppositie in de wereld.
Dat betekent dat je als dirigent enorm in de schijnwerpers staat.
En je moet dus heel stevig in je dirigentenschoenen staan, wil je daar slagen.
Dat beperkt tegelijkertijd de keuze voor zo'n orkest; een onbekend jong talent is nicht im Frage.
Maar wie dan wel?
Ik wil daar wel een gok op wagen.
Destijds bij het KCO heb ik het redelijk in kunnen schatten, maar Berlijn is, in meerdere opzichten, verder weg.
De namen die genoemd worden zijn niet heel veel anders dan toen, maar de situatie in Berlijn is een andere. In zekere zin zijn de Philharmoniker nog steeds het orkest van Karajan, in de grote Duitse romantische traditie. Dat was hun sterke kant, maar misschien ook hun zwakte. Abbado is beduidend avontuurlijker gaan programmeren, en zeker met Rattle zijn andere richtingen opgezocht.
De manier waarop hij alle lagen van de bevolking erbij wilde betrekken is fantastisch te zien in de film Rythm is it. Maar ook met de oude muziek ging hij het avontuur aan, zich baserend op de inzichten van de musici als Harnoncourt en Brüggen. En in samenwerking met een regisseur als Peter Sellars. Ondenkbaar in de tijd van Karajan.
De keus die de orkestleden in mei gaan maken is die tussen terugkeer naar de klank en het repertoire was ze beroemd mee zijn geworden of verder op de weg naar avontuur, naar nieuw publiek, naar maatschappelijke betrokkenheid en dergelijke.
Of naar een een dirigent die beide aspecten in zich verenigt.
Daar valt nog veel over te zeggen.
Teveel voor deze aflevering.
In het vervolg zal ik mijn voorspelling onderbouwen.
En, ter vergelijking, ook de vacature bij de New York Philharmonic meenemen.
Orkesten overal in de wereld gaan steeds meer op elkaar lijken.
Dat kan zo zijn, maar New York is nog wel een heel ander verhaal dan Berlijn.
En voor Berlijn zet ik mijn geld op:......Gustavo Dudamel.
maandag 23 maart 2015
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten