maandag 11 april 2016

e mineur

Niet alleen voor Bach en zijn tijdgenoten is de keuze van toonsoort een wezenlijk, bepalend onderdeel van het componeren. Een toonsoort is verbonden met de emotionele werking van de muziek, zoals onder meer Johann Mattheson in de 18e eeuw heeft benoemd.
De karakteristieken van het e mineur, de toonsoort van het openingskoor van de Matthaeus Passion, heb ik de vorige keer genoemd: treurig en droevig stemmend, maar wel zo, dat je er nog troost bij verwacht.
Zou dat voor de 19e en 20e eeuw ook nog gelden?
Bij J.H.Knecht (1803) heet het 'zärtlich klagend'.
Dat is misschien toepasselijk voor Beethovens tweede Rasoemovski-kwartet, maar al niet meer voor de Vijfde van Tsjaikovski of de Vierde van Brahms.
Wat heeft Elgar bij het Celloconcert voor die toonsoort doen kiezen?
Het lijkt erop dat hij in een 'e-minor-mood' was.
We schrijven 1918.
Die zomer had hij zich, met zijn vrouw Alice teruggetrokken in een charmante cottage in Sussex. The Great War en alle ellende die dat met zich meebrengt bepaalt al enige jaren het dagelijks leven in Engeland en dat van Elgar. Jaren waarin hij nauwelijks een noot op papier krijgt. In de nacht kan hij soms, afhankelijk van de wind, het geluid van de kanonnen in Frankrijk horen.
In augustus laat hij een piano naar de cottage verhuizen en begint hij aan de compositie van een Vioolsonate. In e klein.
Spoedig volgen een Pianokwintet (in a) en een Strijkkwartet (in e).
In deze maanden ontwikkelt de zestiger een nieuwe stijl,
Alice beschrijft het als: 'wood magic, so delicate and elusive',
Ditigent Adrian Boult spreekt van 'a new not of fantasy, of freedom and of economy'.
Late Elgar?
Elgar begint waarschijnlijk pas in 1919 aan zijn Celloconcert als de oorlog is afgelopen. Uitgangspunt, en hoofdthema van het eerste deel, vormt een melodie in 9/8 maat, die hij een jaar eerder tijdens een hospitaalverblijf had genoteerd.
Het tragische, misschien ook wel strijdlustige, karakter van de muziek kan moeilijk los gezien worden van de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog maar er zullen later nog andere, persoonlijke, drama's aan het werk kleven.
De bekendste is uiteraard Jacqueline du Pré.
Wie Du Pré zegt, zegt Elgar.
Met dit celloconcert maakte ze als 18-jarige in 1963 zo'n indruk tijdens de Londense Proms-concerten dat ze het stuk de volgende drie seizoenen mocht herhalen. Haar plaatopname met Barbirolli uit 1965 werd een klassieker, de standaard, waar alle latere opnames mee moesten wedijveren.
Maar ook: wie Du Pré zegt, zegt MS. Ze was slechts 28 toen de multiple sclerose bij haar werd geconstateerd en had toen nog veertien jaar te leven. Jaren waarin de ziekte haar lichaam steeds verder sloopte.
Natuurlijk heeft de ziekte niets met de muziek van Elgar te maken, maar de tragiek van deze Engelse celliste, die een ongekende levenslust en intensiteit in haar spel bracht, rijmt zo goed met het karakter van haar paradepaard:
Veel minder bekend is de geschiedenis van Casals met het Elgar-concert.
Casals speelde het werk voor het eerst in Londen in 1936, toen nog tot algemene afkeuring van de critici.
Op 28 maart 1939 speelde hij het daar weer, samen met concerten van Haydn en Dvorak, op een benefietconcert voor Spaanse kinderen, slachtoffers van de burgeroorlog, terwijl het nieuws over de laatste aanval op Madrid de kranten vulde. Drie dagen later verklaarde generaal Franco de oorlog voor beëindigd. Een terugkeer naar Spanje was hiermee voor de fel antifascistische Catalaanse cellist uitgesloten. De komende jaren zou hij voornamelijk doorbrengen in Frans Catalonië, tussen talloze gevluchte landgenoten.
Hoe hij daar de oorlog en de Duitse bezetting heeft doorstaan is moeilijk voor te stellen, maar cellospelen had niet meer de hoogste prioriteit. Het contact met de buitenwereld verloopt vooral via de nieuwsuitzendingen van de BBC. En toen Hitler in mei 1945 verslagen was rekende hij op Churchill en de Engelsen om ook de laatste fascistische dictator, Franco, te elimineren.
Dat zal een belangrijke reden geweest zijn om eind juni al naar Engeland te reizen, met de concerten van Elgar en Schumann in zijn valies. Toen hij daar in oktober terugkeerde was ook Japan verslagen en zat er een nieuwe regering. Maar hij merkte al spoedig dat hij niet op de gewenste hulp van de politiek kon rekenen en verklaarde, gedesilussioneerd, nog tijdens de tournee dat dit zijn laatste concerten in Engeland zouden zijn.
Voorafgaand aan die concerten, op 14 oktober, nam hij de Elgar op voor EMI in de Abbey Road Studios. De opname is niet zo bekend geworden en nog weleens bekritiseerd om dat het technisch niet vlekkeloos is en het rubato dat niet altijd makkelijk te volgen is.
Hij zal vast niet in een optimale conditie geweest zijn, bovendien ook niet meer de jongste ( tegen de zeventig) maar persoonlijk word ik door deze uitvoering meer aangesproken, blijft die me meer boeien, dan de succesvollere Du Pré. En met deze geschiedenis in het achterhoofd kan ik me ook iets voorstellen bij het verhaal dat Pau Casals hier met zijn cello vertelt.

Wie het verhaal van Elgar het dichter wil benaderen en de bedoeling achter al de rubati die in de partituur staan, kan nog terecht bij een studio-opname onder leiding van de componist.
Ook hier een Engelse dame achter de cello.
Beatrice Harrison was de uitverkorene die in 1929 met Elgar de studio in ging, met overigens een zeer beluisterenswaardig resultaat.  Ze was niet de solist tijdens de wereldpremiere, maar vanaf het moment dat ze het met de componist had ingestudeerd wel de enige met wie hij het wilde uitvoeren.
En dat zegt wel iets.
Verder werd ze vooral beroemd met de opnames die ze voor de BBC maakte,buiten in haar tuin, minder voor haar aandeel maar vooral vanwege meezingende nachtegalen:
Die vogels zullen niet te horen zijn als Daniël Müller-Schott het concert deze week met ons speelt.
Hij heeft een mooie opname hiervan op cd en speelt ook tijdens het lunchconcert op woensdag, waar de Engelse dirigent Mark Elder vast nog wat gaat zeggen. Hij kan het als geen ander.
Waarom Elgar voor e klein koos is niet eenvoudig te beantwoorden, maar het werkt.
Al meteen in de eerste maten.
Tijdens de avondconcerten klinkt na de pauze nog een mooie symfonie, de Eerste van Sibelius.
Ook in e mineur....


3 opmerkingen:

  1. Erg genoten van het concert! Mooi integer spelende Muller-Schott, en na de pauze een prachtig organische Sibelius 1. Elder is een van mijn favoriete dirigenten, hij laat de muziek ademen, dringt zich niet op... en dat inleidende praatje is echt iets waar ik altijd naar uitkijk. Elder kan in een paar zinnen zijn betrokkenheid uiten, en de sfeer van een stuk neerzetten. Je merkt gelijk hoe een publiek daardoor in de stemming komt, en hoe men geconcentreerder luistert. Zoals hij dat doet (en kan) zegt zoveel meer dan een lange inleiding voorafgaand aan het concert, of een programmaboekje. Het was een mooie week in de Doelen, met dinsdag een bijzonder memorabel zingende Thomas Hampson, subliem begeleid door het Amsterdam Sinfonietta. En dat allemaal in een week....

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Elder praat zoals hij dirigeert...rustig, beheerst en meeslepend...niet gelijk pats-poem er in, maar de muziek zich als vanzelf laten ontvouwen...een gave! Hij zou een prima chef kunnen zijn voor het Rotterdamse orkest en publiek. Hij stelt zinnige licht avontuurlijke programma's samen. En dirigenten die zich lang verbinden aan een orkest zijn ook een zeldzaamheid. Maar goed, de leeftijd zal dan weer het 'probleem' zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Zeer mee eens. Elder is een fenomeen. Zou een eventuele positie als chef zeer toejuichen. Vaste gast is ook al mooi, hetgeen hij feitelijk al is. Komt volgend seizoen met de vierde Vaughan Williams, waar ik me uitzinnig op verheug. Nu maar hopen dat hij nog eens een Bax-symphonie dirigeert. De derde, als dat mogelijk is...

    BeantwoordenVerwijderen