zaterdag 22 januari 2022

Noise2

Mijn chronologische reis door het boek van Ross begint uiteraard bij het eerste hoofdstuk. Hij heeft de eeuw verdeeld in drie periodes, met 1933 en 1945 als breuklijnen, en ingedeeld in 15 hoofdstukken. Het eerste deel heeft nog als eigen motto een passage uit Goethes Faust, op het punt nieuwe terreinen te verkennen. Goethe staat, meer nog dan Thomas Mann symbool voor de Duitse cultuur. Een cultuur die hoog in aanzien stond aan het begin van de vorige eeuw maar, zoals bekend, zware tijden zal doormaken. Het is die cultuur die Ross als vertrekpunt kiest in de personen van Gustav Mahler en Richard Strauss onder de titel The Golden Age. Ik heb nergens een motivatie voor die titel kunnen vinden. Ik zie wel aan het repertoire dat wij als symfonieorkest spelen dat het voelt als hoogtepunt in de zin van enorme orkestbezettingen, langdurende symfonieën en symfonische gedichten en als laatste stap voordat de tonaliteit wordt losgelaten. En misschien ook nog wel qua afstand tussen componist en publiek, die vanaf dat moment steeds groter zal worden. Is het een tijd om naar terug te verlangen?


De eeuw die het boek behandelt begint in 1900 maar Ross kiest een specifieke gebeurtenis en daarmee ook een datum: 16 mei 1906. Op die dag vond in Graz de Oostenrijkse première van Salome van Richard Strauss plaats. De componist dirigeerde zelf en vele belangrijke mensen waren aanwezig. Belangrijk voor het verhaal dat verteld gaat worden, dus met name componisten. Maar de auteur laat ook de mogelijkheid open dat zelfs Adolf Hitler zich onder het publiek bevond. Een prikkelende gedachte. 

Zeker aanwezig waren Puccini (die niet enthousiast werd), natuurlijk Schönberg met een aantal leerlingen waaronder Alban Berg, en zwager Zemlinsky. En ook de weduwe van Johann Strauss junior. Daarbij een bont gezelschap van vooral veel nieuwsgierige muziekliefhebbers uit Wenen, waar de opera niet door de censuur kwam, ondanks serieuze pogingen van intendant Mahler. Wat hij in Graz hoorde prees hij als een van de grote werken van de twintigste eeuw. Er hing die dagen een sfeer van opwinding in de stad, waar drie meer dan uitverkochte voorstellingen zouden plaatsvinden, en Strauss en Mahler gingen de bergen in voor een wandeling en lunch, waarschijnlijk met echtgenotes, want Alma Mahler beschrijft het in haar dagboek. Een gelegenheid waar je graag bij had willen zijn om te worden betoverd door de betoverende klanken van Strauss: Wie schön ist die Prinzessin Salome heute Nacht!

Wat vooral ook duidelijk wordt in het verhaal van Ross is de invloed die Strauss met dit werk op zijn tijdgenoten had en hoe baanbrekend hij toen nog was. "De enige revolutionair in onze tijd was Strauss!" aldus Schönberg. Dat zie je ook wel als je de partituur doorbladert. Vooral de passages waarin Herodes aan het woord is, als labiele angstige figuur. En ik snap de censuur van het Weense hof ook nog wel, die blijkbaar andere afwegingen maakte dan de autoriteiten in Graz, als je die slotscene van een opgewonden meisje met een afgehakt hoofd meemaakt. Dat Strauss daar dan zulke mooie, meeslepende muziek voor componeert verergert dat effect alleen maar. Wat ik me nooit zo realiseerde is hoe dat op Schönberg en zijn omgeving heeft uitgewerkt. En dan vraag ik meteen af hoe teleurgesteld ze een paar jaar later waarschijnlijk met Der Rosenkavalier zijn geweest.

Over Mahler en Strauss valt veel te zeggen. Twee van de belangrijkste componisten uit het repertoire dat we met orkest spelen, praktisch elk seizoen, en twee van de leidende dirigenten van hun tijd. Ze kenden elkaar, ontmoetten elkaar regelmatig, schreven elkaar brieven (ooit gebundeld in een boekje van Herta Blaukopf) en waardeerden en dirigeerden elkaars werk. Hoe mooi zou het geweest zijn als Mahler juist die Salome nog had kunnen dirigeren! Hoewel hij vooral opera's dirigeerde (en helaas niet componeerde) had hij van Strauss' eerdere opera Guntram ook alleen maar twee voorspelen uitgevoerd. In veel opzichten waren ze tegenstellingen van elkaar. Ross vertaalt het naar het luidruchtige, drukke Berlijn (Strauss) en rustiger, idyllischer Wenen (Mahler). Strauss was vooral de levensgenieter die het leven en het vak kon relativeren, met humor. Dat maakt zijn idioom aantrekkelijk voor orkesten om te spelen. Hoewel virtuoos en uitdagend is het doorgaans minder een gevecht zoals dat bij Mahler soms wel het geval is. Ieder zal zo zijn voorkeuren hebben en doorgaans beiden graag spelen, hoewel Strauss bij ons in Rotterdam de laatste tijd wat minder aan bod lijkt te komen. Daar zou Salome komende maand verandering in moeten brengen, maar vooralsnog lopen we tegen covid-beperkingen aan.


Een ander verschil in het beeld dat men van beiden heeft is ook ontstaan doordat Strauss veel langer heeft geleefd en daarmee een discutabele rol in de nazi-tijd kon spelen. Het aardige van Ross is dat hij ook laat zien welke positie Strauss rond de Eerste Wereldoorlog innam. Je kunt je nu moeilijk nog voorstellen hoe nationalistisch de meeste kunstenaars zich opstelden in die tijd, inclusief bijvoorbeeld Thomas Mann. Voor Schönberg bijvoorbeeld was Frankrijk en haar cultuur ineens decadent. Franse muziek werd niet meer uitgevoerd in Duitsland en Oostenrijk en dat gold andersom ook. In die zin was enkele decennia later de ban van de nazi's voor Joodse muziek nog niet zo uniek. Als voorbeeld noemt de auteur een manifest in 1914 van bijna honderd Duitse intellectuelen ter verdediging van oorlogsmisdaden in Leuven, waar het Duitse leger de stad in brand had gestoken met vele doden tot gevolg, dat niet door Strauss werd ondertekend. Hij noemde het ziekmakend. Maar dan zijn we alweer acht jaar na de opvoering in Graz en in het volgende hoofdstuk.


NASCHRIFT
Ik had verzuimd om ook de audioguide van Alex Ross te raadplegen, en daar vond ik inmiddels het antwoord op de vraag naar de titel: The golden age, nl. een citaat van Yeats:

...A man got into the carriage and began to play on a fiddle made apparently of an old blacking-box, and though I am quite unmusical the sounds filled me with the strangest emotions. I seemed to hear a voice of lamentation out of the Golden Age. It told me that we are imperfect, incomplete, and no more like a beautiful woven web, but like a bundle of cords knotted together and flung into a corner. It said that the world was once all perfect and kindly, and that still the kindly and perfect world existed, but buried like a mass of roses under many spadefuls of earth....It said that with us the beautiful are not clever and the clever are not beautiful, and that the best of our moments are marred by a little vulgarity, or by a needle-prick out of sad recollection, and that the fiddle must ever lament about it all. It said that if only they who live in the Golden Age could die we might be happy, for the sad voices would be still; but they must sing and we must weep until the eternal gates swing open.

                          — W. B. Yeats, "The Golden Age"

Niet alle links werken nog. Ik had graag de filmopname gezien waarop Strauss passages uit Daphne speelt, op zijn laatste verjaardag in 1949. Misschien is het elders op internet te vinden. Ik vond nog wel een documentaire met veel interessant beeldmateriaal. Ook dat is een verschil met Mahler: van Strauss is nog veel in beeld en geluid bewaard gebleven, met name in uitvoeringen van eigen werk. Bij Mahler moeten we het doen met een enkele pianorol.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten