zaterdag 19 december 2015

Cadens

De cadens is in het klassieke soloconcert altijd een bijzonder moment.
Doorgaans aan het eind van het eerste deel, soms ook de andere delen, als alles gezegd is.
De solist krijgt ruim de gelegenheid iets van zichzelf te laten horen, te improviseren, indruk te maken met bijzondere technieken, een actuele boodschap in eerder geschreven muziek verwerken.
Zo ongeveer moet het toch bedoeld zijn door Haydn, door Mozart, door Beethoven.
Hoewel die laatste alweer twijfelde aan de kundigheid van de pianisten die zijn concerten gingen uitvoeren. Op het moment dat duidelijk was dat hij zelf te doof was geworden om zijn stukken nog te spelen, componeerde hij voor elk van zijn pianoconcerten minstens één cadens.
Behalve voor het Vijfde pianoconcert. Dat opent met een paar virtuoze riedels, die uitgeschreven staan in de partituur.
Tegenwoordig zijn er maar weinig solisten die het aandurven een eigen cadens te presenteren, laat staan het ter plekke te improviseren.
Dat maakte het extra leuk dat Yevgeni Sudbin, de invallende pianosolist van vorige week, wel met een persoonlijke bijdrage kwam aan het eind van het eerste deel van Beethovens Eerste pianoconcert. Het was bepaald niet in de klassieke stijl van Beethoven, maar is dat erg? Zelfs aan de cadensen van de componist zelf hoor je dat ze van later datum zijn. Er zat in dit geval misschien wat veel Russische romantiek bij, soms zelfs richting Hollywood, maar van mij mag het.
Je zou ook meer de moderne kant op kunnen gaan.
In het essay van Gidon Kremer, waar ik de vorige keer al over schreef, zijn zinnige opmerkingen over het onderwerp te lezen. Hij beschouwt de cadens terecht als een apart item om de opnames van het Vioolconcert van Beethoven te beoordelen.
Hoewel de slotconclusie is dat geen van de uitvoeringen bevredigt, of misschien ook wel juist daarom, is zijn gedachtegang het lezen en overdenken waard.
In de huidige concertpraktijk is het nog steeds opvallend als een solist niet de cadenzen (1928) van Fritz Kreisler speelt. Op de een of andere manier zijn deze als favoriet boven komen drijven zodat ze voor de ervaren luisteraar al bijna bij het werk zelf horen.
Dat er al vanaf het moment dat Joseph Joachim het werk op zijn repertoire nam - zijn cadensen hoor je ook nog weleens - halverwege de 19e eeuw, menige cadens is geschreven, laat Ruggiero Ricci horen op een cd met 14 alternatieven. Hij is helaas net weer van youtube gehaald, maar een aardige opsomming is ook te vinden in deze blog
Gelukkig zijn er steeds meer violisten die een andere keus maken, een andere weg kiezen, waaronder Kremer zelf.
Hij was een van de eersten die de inmiddels ook beroemde cadens (1975) van Alfred Schnittke speelde en opnam. Schnittke citeert niet alleen uit menig 20e eeuws vioolconcert, maar laat ook de pauken driftig meespelen. Dit naar voorbeeld van Beethoven zelf, die voor zijn bewerking van het concert tot pianoconcert, opus 61a, een cadens had gecomponeerd.

Maar Kremer heeft zelf ook een versie gemaakt op basis van het voorbeeld van de meester zelf, niet alleen met pauken maar ook nog met een piano achter het podium! Hij is te horen op de opname met Harnoncourt (vanaf 18:12):
En onlangs gaf hij de componist Victor Kissine opdracht weer een nieuwe versie te schrijven, volgens Kremer de meest succesvolle poging om de noten van Beethoven naar de viool te vertalen.
Die zou ik graag willen horen.
Ik kan me niet voorstellen dat er collega's van Kremer zijn, die net zo veel variëren in de keuze van de cadensen, en er op die manier mee bezig blijven. En interessant om te lezen hoe verschillend dirigenten daarop reageren.
De cadens zou een brug moeten zijn, een brug tussen het werk van toen en de luisteraars van nu. En volgens Kremer is het werk van toen, het 'concerto of concertos' een wonder, vanwege de totale afwezigheid van onnodige, van overbodige noten. Dat aspect, dat hij ook in de late strijkkwartetten herkent, in de liederen van Schubert, de muziek van Webern, wordt voor hem las musicus en luisteraar steeds belangrijker.
Een spanningsveld met de meeste cadensen is onvermijdelijk.
Misschien had Beethoven een concert zonder moment voor een cadens moeten componeren.
Maar dat heeft hij niet gedaan, dus is het aan de huidige generatie violisten om daar een weg in te vinden. Een keuze voor Kreisler is dan misschien inmiddels wel te makkelijk.  

Joshua Bell heeft dat probleem niet met het Vioolconcert van Tsjaikovski, dat deze week gaat.
Dat stuk is veel meer gericht op virtuositeit en epateren en de componist heeft zelf voor een cadens gezorgd.
De volgende kans die we krijgen is vermoedelijk in februari als Leonidas Kavakos een Vioolconcert van Mozart speelt. En daar verwacht ik mooie dingen van.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten