maandag 7 december 2015

Gidon en Beethoven

Het gebeurt niet vaak dat uitvoerenden zo uitvoerig ingaan op de muziek die ze spelen.
Ook al wordt het wel steeds gebruikelijker dat musici bij concerten ook een praatje houden, om iets te vertellen over het programma en op die manier al contact met de luisteraar te maken.

Dat is uiteraard ook een van de doelstellingen van de serie Core Classics bij het Philharmonisch.
Donderdagavond waren dirigent Stéphane Denève en organist Olivier Latry de sprekers die met gastheer Floris Don het gesprek aangingen over Poulenc en Saint-Saëns. Twee Fransen die aanstekelijk over de muziek konden vertellen, in het Engels uiteraard, en, en passant, duidelijk maakten hoe je de componistennamen toch echt moet uitspreken.
De 'en' van Poulenc klinkt dan niet als de 'en' van 'en passant', maar als de 'ain' van Saint-Saëns, wat dan weer met een hoorbare slot-'s' moet klinken.
Wat mij is bijgebleven zijn de twee gezichten van het Poulenc in zijn Orgelconcert, die bij Denève zijn terug te voeren op twee dramatische ervaringen in de periode dat hij het stuk componeerde.
Een goede vriend overleed bij een auto-ongeluk en de componist zelf kreeg een intense religieuze ervaring bij de zwarte madonna van Rocamadour.
Schrijver Abdelkader Benali kwam uit bij de oorlogsdreiging van de nazi's in de late jaren '30, die het van nature luchtige karakter van Poulencs muziek, donkerder heeft gekleurd.
Al met al redenen om het voor mij toch wat onschuldig klinkende werk serieuzer te beluisteren.
Heerlijke muziek overigens, daar niet van.

Maar daar doelde ik niet op met mijn aanhef.
Afgelopen week trof ik op internet een uitgebreid essay van violist Gidon Kremer, met als titel Searching for Ludwig.
Met zo'n titel en zo'n auteur ben ik meteen getriggerd.
Uiteindelijk zijn we toch allemaal, als klassieke muzikanten, voortdurend op zoek naar de grote componisten, naar wat hun muziek zo bijzonder maakt.
En dus hoe je die muziek het beste tot zijn recht kunt laten komen.
En dan staat Beethoven wel hoog op mijn lijstje.
Kremer is, wat mij betreft, een van de meest interessante musici van zijn generatie, die met zijn spel, zijn repertoire en zijn optredens op zijn zoektochten veel spannende ontdekkingen heeft gedaan.
Niet altijd kan ik hem volgen, soms gaat hij mij te ver, voelt het voor mij te gezocht.
Zoals de vioolconcerten van Mozart met Harnoncourt.
Overigens zelf ook een belangrijk muzikaal denker, die net deze week zijn definitieve afscheid van het podium heeft aangekondigd.
Hij heeft na zoveel jaar zijn rust verdiend maar het is een droevig moment.
Harnoncourt heeft baanbrekende teksten over muziek geschreven, maar ook Kremer blijkt de kunst van het woord te verstaan. Zoals hij zelf aangeeft is het een heel persoonlijk verhaal geworden.
Aanleiding was de vraag van de redactie van een tijdschrift om uit een lijst van tien historische opnames zijn favoriet te kiezen en dat te motiveren.
En dat doet hij uitgebreid en met tal van opzienbarende observaties.
Ik kan iedereen aanraden het eens te lezen.
Niet alleen de liefhebbers van historische opnames, zoals ik.

Als ik overal op in zou gaan wat bij mij reacties oproept zou dit verhaal te lang worden, maar laat ik er een paar uithalen. Misschien komt er nog een vervolg.
Op zich is het bijzonder dat een violist, die al drie officiële opnames van het stuk op zijn naam heeft staan, uitvoeringen van anderen gaat beoordelen. Hij moet ook sterk getwijfeld hebben of hij het wel zou doen. Dat ze uit een andere tijd komen maakt het natuurlijk wel iets makkelijker. Opvallendste afwezige is dan misschien ook wel zijn leraar David Oistrach.
Maar het gaat hem niet in de eerste plaats om de solist.
Zijn eerste criterium is 'partnership'.
De dirigent, als er een voor het orkest staat, heeft natuurlijk een groot aandeel in het resultaat.
Voordat de solist zijn eerste noot speelt zijn er al heel wat minuten voorbij.
Kremer zoekt natuurlijk naar de mooiste balans, de beste dialoog tussen beide en noemt voorbeelden waarbij ofwel de dirigent zich te dienend opstelt of de solist teveel initiatief naar zich toetrekt.
Wij merken dat in onze orkestpraktijk ook voortdurend.
Het kan een voordeel zijn als dirigent en solist het betreffende stuk al eens samen hebben gedaan.
Zo niet dan hoop je dat ze daar voor de eerste repetitie al over gecommuniceerd hebben.
Het is misschien niet noodzakelijk, maar het scheelt wel vaak tijd en de repetitie effectiever.
Mooi hoe Kremer vervolgens via wederzijds respect komt bij de durf en de ruimte om onverwachte gezichtspunten te onderzoeken.
De lp die bij mij op de draaitafel lag was de combinatie Menuhin-Furtwängler. Niet de live-opname van zijn lijst uit Berlijn, 1947, maar een opname van een maand eerder uit Luzern. Maar zo vlak na de oorlog in beide gevallen onder het licht van de verzoening. Ik kan er nog steeds graag en gefascineerd naar luisteren.
Bij Kremer valt hij af als hij het citerium tempo introduceert; te langzaam, zoals meer uitvoeringen in die tijd. Mensen als Harnoncourt hebben de ervaring van tempo voor het huidige publiek sterk beïnvloed, en maakt dat de opname van Heifetz met Toscanini in dat opzicht modern klinkt.
Binnenkort verder over het Vioolconcert.
Bij ons staat deze week het Eerste pianoconcert op het programma.
Ook met een veelbelovende samenwerking.
Kochanovski (over de uitspraak van de 'ch' zijn we het nog niet eens) en Abduraimov hebben tijdens het laatste Gergiev Festival de Paganini-Rapsodie met ons ingestudeerd die Abduraimov vervolgens op een indrukwekkende manier, ongelooflijk kleurrijk, met Gergiev heeft uitgevoerd.
Nu kan Kochanovski ook aan ons publiek tonen wat hij waard is.
Het is een Beethoven-concert dat we niet zo vaak spelen, en ik verheug me hier zeer op.
Ter voorbereiding een beroemde opname van een gouden combinatie, Benedetti Michelangeli en Giulini. Misschien ook ouderwets naar de smaak van Kremer, maar heerlijk expressief en sterk van karakter. En wat een beheersing van het klavier:







Geen opmerkingen:

Een reactie posten