dinsdag 1 december 2020

December Beethovenmaand

Met alle plannen die over de hele wereld in het water gevallen zijn lijkt het misschien een beetje een wanhoopsdaad om deze laatste maand nog uitgebreid en intensief met Beethoven aan de slag te gaan maar dat is een vergissing. Met veel overtuiging en inzet en de urgentie om muziek te kunnen maken hebben we in Rotterdam een samenhangend en origineel project neergezet. Bovendien valt zijn 250e verjaardag in december dus ook vanuit het thema past het prima. Ik raad dan ook iedereen aan de website van het Rotterdams Philharmonisch de komende weken goed in de gaten te houden. Ik heb hoge verwachtingen van de resultaten en van hoe we ons publiek zullen weten te bereiken en, nog belangrijker, te raken.

Kers op de taart moet natuurlijk de Negende worden, hoewel over de praktische haalbaarheid, en vooral de manier waarop, nog wel wat vraagtekens zijn. Die onzekerheid beheerst het huidige culturele leven en die zullen we ons, als de tijden beter worden, nog lang herinneren. Die Negende is een interessant fenomeen om weer eens intensief en uitgebreid te bekijken en beluisteren. Iedereen kent hem maar waar gaat het stuk eigenlijk over? Boeken zijn er volgeschreven, teveel om in een paar weken grondig te lezen. Ik ga beginnen bij de bron: de partituur. Ooit heb ik, eind jaren tachtig, toen Hongarije nog achter het IJzeren Gordijn lag, in Boedapest een facsimile van het manuscript gekocht en die staat sindsdien op mijn boekenplank te verstoffen. Ik was toen nog een armlastige muziekstudent maar met Westers geld rijk genoeg om interessante partituren en mooie langspeelplaten in te slaan. Dat schept een verantwoordelijkheid. Tegenwoordig kan iedereen het manuscript op internet bekijken, maar ik vind het een prettige luxe om de 404 pagina's te kunnen omslaan en op ware grootte voor me te zien.

Dit exemplaar opent met de pagina met de opdracht aan de koning van Pruisen, Friedrich Wilhelm III. In tiefster Ehrfurcht zugeeignet von Ludwig van Beethoven, 125tes Werk.
Eigenlijk komt deze handgeschreven opdracht uit een ander exemplaar van de partituur, maar hij past hier mooi bij. Het lijkt alsof de componist extra zijn best gedaan had om netjes te schrijven. Zeker als je het vergelijkt met de tempoaanduiding en het metronoomgetal op de eerste bladzijde. Dat ziet er meer uit als het handschrift van een bejaarde man, terwijl hij slechts 54 jaar oud was. Jonger dan ik nu.

Ondanks dat, en alle vlekken en doorhalingen, het is opvallend hoe leesbaar alle details uiteindelijk zijn. Zelfs met dubbele partijen die een balk delen, zoals de houtblazers en zelfs de celli
en contrabassen, blijft steeds duidelijk welke noot of rust voor wie is bedoeld.
Ik ben benieuwd wat ik de komende tijd allemaal tegen kom. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten