Het zal een uitdaging geweest zijn om met zo weinig ruimte voor tekst te melden wat je zeggen wilt. Ik vind dit wel een effectieve binnenkomer en aandachttrekker voor de RPhO-brochure van 77-78. Edo de Waart viert zijn 10-jarig jubileum en David Zinman wordt als enige van de gast-dirigenten genoemd. Zou hij dan in beeld zijn als nieuwe chef? Hij staat met vier hele verschillende programma's in het seizoen, en in de RPhO-Kroniek wordt hij opgevoerd als 'vaste gast-dirigent', maar die informatie ontbreekt in de brochure. Overigens wordt ook nergens de titel chef-dirigent specifiek genoemd.
En dan het uiterlijk. Ook nu is weer voor rood gekozen, als een grote vlek meanderend door de informatie over de programma's. Aan de voorkant, in kleur, een grote foto van het orkest, in volle bezetting in actie tijdens een concert in de Doelen. Ik vermoed dat Edo de Waart dirigeert, maar wat?
Een volle strijkersbezetting, een vleugel staat ongebruikt aan de zijkant, die ruimte was er blijkbaar. Twee paukenisten met drie slagwerkers ernaast kan een aanwijzing zijn. Met zeven hoorns en vijf trompetten denk ik meteen aan Mahler 1. De harp erbij klopt dan ook, maar wat doet die man daarnaast? Heeft hij een fluit op zijn schoot? Er zitten al vier fluitisten (allen mannen!) naast hem, dat zou voldoende moeten zijn voor Mahler. En dan nog de lege plek tussen tweede en contrafagot. Wel een fagot, geen stoel. Ik kan twee redenen bedenken: het is de plek vlak voor de eerste trompet en die kan in een Mahler symfonie best wat decibellen produceren. Een beetje afstand is dan prettig. Of: er is ruimte nodig om tijdens het concert langs te kunnen lopen, wat past bij de Eerste van Mahler, waarin enkele trompetten eerst achter het podium moeten spelen. Veel ruimte biedt het niet, maar het kan. En wat betreft het volume van de trompet: ik denk dat je je in die tijd geen betere achterbuurman kon wensen dan Peter Masseurs. Mijn gok blijft dus voorlopig: Mahler1. Als iemand een betere suggestie heeft hoor ik het graag.
Die Mahler staat zelfs op het eerste programma van het seizoen, gecombineerd met Diepenbrock, een deel uit Marsyas. Beiden stonden het jaar daarvoor ook al op de lessenaars, dus toen kon de foto gemaakt zijn. Het zat dus waarschijnlijk al goed in de vingers voor de tournee naar Amerika in otober-november. Als ik me goed herinner stond de symfonie ook op het programma van het allereerste concert dat ik ooit van het orkest hoorde, in de Grote Kerk in Goes, samen met het Vioolconcert van Glazoenov, door concertmeester Jacques Holtman. De provincie hoorde er toen bij. Net als Nederlandse muziek. Behalve Diepenbrock ging ook Keuris' Sinfonia in de koffer mee de Atlantische Oceaan over, en daarvoor Het Kanaal voor de Proms in Londen. Een grote bezetting was blijkbaar geen bezwaar voor tournee-repertoire.
Een andere vroege persoonlijke herinnering aan het RPhO is een concert dat ik eind jaren 70 in de Concertzaal van Middelburg hoorde met David Zinman. Ongetwijfeld in een kleine bezetting - de zaal is niet zo groot - maar wel met vier solisten. Na een heerlijke Hebriden-ouvertüre klonk een concert voor strijkkwartet en orkest van Spohr. Ik had toen nog niet zo'n besef hoe uitzonderlijk die combinatie was en hoe zelden iets van Spohr op het programma staat maar heb zeer genoten van het spel van het Daniel Kwartet, alle vier leden van het orkest. Ze hebben het ensemble jarenlang naast hun orkestbaan gedaan. Dat missen we tegenwoordig wel. Het Spohr-concert heb ik sindsdien nooit meer gehoord. Ben benieuwd hoe ik daar nu naar luister.Ook dit jaar wordt een behoorlijk aantal orkest-musici als solist ingezet. Naast het Daniel Kwartet en concertmeester Jacques Holtman komt hoboïst Jan Spronk met werk van Louis Andriessen aan bod en zet een viertal collega's zich in voor de Sinfonia Concertante van Haydn. Michel Roche speelt daarin de aartslastige cellopartij en mag ook nog de RPhO-première van Prokofievs Sinfonia Concertante voor zijn rekening nemen. Onder de gast-dirigenten niet meer de grote aandachtstrekkers als Ormandy en Kondrasjin van vorig seizoen, maar toch wel een aantal ervaren Duitse maestro's als Masur, Leitner en Albrecht en als Nederlanders Vonk en Roelof van Driesten, die vanuit de aanvoerdersstoel bij de tweede violen was opgeklommen tot assistent-dirigent. Opvallend is (componist) Otto Ketting als dirigent (en programmeur) van drie programma's in de moderne Z-serie verdeeld over de Grote Zaal en de hal van de Doelen, met speicale aandacht voor Vermeulen en Milhaud.
Wat nog meer opvalt: Jessye Norman als soliste in Berlioz' nuits d'été, waarschijnlijk was ze nog niet de superster van tien jaar later. Hans Vonk dirigeert L'enfant et les sortilèges van Ravel met 'Swingle II' als solisten, dat moet een feest geweest zijn. En ik zie Joplins ouverture 'Treemonisha' staan. Was dat in die tijd niet ineens een hele populaire opera, herontdekt o.i.d., een soort Porgy&Bess?
Maar de belangrijkste gebeurtenissen van het seizoen staan niet in deze brochure. Daar is de RPhO-kroniek onmisbaar. Allereerste de keuze voor de opvolger van Edo de Waart. Op 6 maart 1978 wordt David Zinman gevraagd vanaf 1 september 1979 het chef-dirigentschap op zich te nemen. Een unanieme beslissing, die later niet heel gelukkig blijkt uit te pakken. Andere kandidaten waren Kondrasjin, die als Rus door vooral de orkestleden uit Oost-Europa gewantrouwd wordt, en Klaus Tennstedt, die helaas net gekozen had voor Hamburg. Een wel heel gelukkige keuze bleek de invaller van een zieke Gerd Albrecht. Simon Rattle debuteerde als 23-jarige en was op dat moment assistent dirigent in Liverpool. Het werd een enorm succes. Vooral met de Vijfde Sibelius, die hij ondanks bezwaren perse wilde dirigeren, maakte hij grote indruk. Het zou het begin zijn van een lange en vruchtbare relatie.
Ik heb zijn naam regelmatig van oudere collega's gehoord, als van een dirigent uit een andere tijd, die alles kon, veeleisend, vooral op zoek naar een volle aantrekkelijke klank uit het orkest, met dubbel bezette houtblazers. Een dirigent die grote indruk had gemaakt. En hier zie ik zijn naam staan, in de brochure van seizoen 76-77: Eugene Ormandy. Hongaar van geboorte en opleiding maar al jong naar Amerika verhuisd. Hij zou, vanaf 1936, 44 jaar (!) lang als chefdirigent van het Philadelphia Orchestra fungeren, een van de Big Five van de Verenigde Staten. Ik vermoed dat Yannick daar zelfs nu nog van kan profiteren, vooral in de klank van de strijkers. Hij was een levende legende, waarvan het bepaald niet vanzelfsprekend was dat hij naar Rotterdam zou komen. Als ik de Kroniek mag geloven had de Amerikaanse tournee de reputatie van het RPhO goed gedaan en leek een weekje Rotterdam in 1977 een geschikte manier om een vakantie in Europa af te ronden. Het programma zonder solist, met vier uiteenlopende werken, tussen een symfonie van Haydn en de Vijfde van Tsjaikovski zou een hoogtepunt van het seizoen worden. Als element uit zijn (nieuwe) vaderland had hij Barbers Second Essay meegenomen. Een stuk dat veel te weinig wordt gespeeld.
De drie concerten werden, op initiatief van een enthousiaste Ormandy, nog gevolgd door een benefietconcert op maandag met een heel Beethovenprogramma. Het geld ging naar de inrichting van een huis voor daklozen. En hij belooft terug te komen. In 1980, na zijn afscheid als chef in Philadelphia, komt hij weer naar Rotterdam.
Na de brochure van 75-76, met (bijna) alle orkestmusici onder een kleurrijke regenboog, lijkt de affiche van 76-77 een stapje terug. De kleuren zijn verdwenen, op een paar rood geschreven namen na, en van het orkest is niemand meer zichtbaar, behalve de chef. Edo de Waart staat afgebeeld, samen met twee gastdirigenten, waaronder uiteraard Ormandy, en negen componisten, met de namen erbij. De andere dirigent is Kirill Kondrasjin. Deze had eveneens een grote reputatie opgebouwd met zijn Russische orkest, het Filharmonisch Orkest van Moskou, zoals een seizoen eerder te horen in de Doelen. Kondrasjin was ook de dirigent van de spectaculaire finale van het Tsjaikovski Concours in 1958, toen Van Cliburn een overwinning voor Amerika in de wacht sleepte. Belangrijker, en moediger, waren een tweetal belangrijke en beladen premières van symfonieën van Sjostakovitsj, nummers 4 en 13. In 1978 zou hij in Nederland politiek asiel aanvragen. Het is wel toevallig dat twee van deze grootheden, uit zulke 'contrasterende' culturen, binnen enkele weken hun debuut in Rotterdam konden maken en beide, tot groot genoegen van orkest en publiek, terug zouden keren.
De keuze van de negen afgebeelde componisten lijkt zo op het oog redelijk willekeurig. Ze staan allemaal geprogrammeerd, maar niet vaker of prominenter dan vele andere. Händel ontbreekt zelfs helemaal in het overzicht, maar misschien is die nog tijdens een Prom-concert gespeeld. De aandacht voor de enige nog levende onder hen, Per Norgard, is zeker terecht. Een programma in de Z-serie is uitsluitend met zijn muziek gevuld, waarvan hij een deel ook mocht dirigeren. Hij zou een maand lang in Rotterdam actief zijn als 'composer in residence'. Dit jaar overleed hij op 92-jarige leeftijd. Het wervende verhaal onder de afbeeldingen voelt wat houterig. Over componisten die de codes leveren die door de vertolkers vertaald worden in klank. 'De een kan niet zonder de ander... dat is 'n feit. Voor meer feiten z.o.z.'
En aan die ommezijde staan uiteraard de programmering en de prijzen van abonnementen en losse kaarten. En wat zijn dan opvallende zaken? De bezoekende orkesten komen uit Hamburg, Den Haag, Hilversum en Amsterdam. Het Concertgebouworkest neemt componist Lutoslawski als dirigent van uitsluitend eigen werk mee. De Waart zou het seizoen afsluiten met Verdi's Requiem met stersolisten als Katia Ricciarelli en Vinson Cole, maar constateert kort daarvoor dat het Toonkunstkoor niet het gewenste niveau heeft. Eerder al had hij, zowel ontevreden met de politiek als met de organisatie van het orkest, zijn vertrek aangekondigd. wat in 1979 zou ingaan. Maar dat lees je natuurlijk allemaal niet in de brochure. Beide Sinfonie Concertante van Mozart staan geprogrammeerd met de blazers uit eigen gelederen en als strijkers twee jonge supersterren uit Amerika (of is het Israël?) Perlman en Zuckerman. Dat moet een feest geweest zijn, hoewel de Bach, die ze ook speelden, verre van stijlgevoelig klonk, aldus de recensies. Daar moet je hun natuurlijk niet voor vragen. Fournet, de vroegere chef, brengt weinig gespeeld Frans repertoire, zoals de Vierde van Roussel en een symfonie van Dukas, terwijl Van Otterloo met Les Eolides van Franck komt. Een curieus geval is het pianoconcert De gele rivier, van een Chinees componistencollectief, waar Daniel Wayenberg zich aan waagt.Mao was nog maar net overleden, maar inmiddels is het vooral een interessant tijdsdocument. Het zou nog wel vele jaren duren voordat het orkest welkom was in China. Ik ben benieuwd welke kleur de brochure van 77-78 zal laten zien.
Werkzaam in de wereld van de klassieke muziek, vanaf 1993 als cellist bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest, zie ik verschillende manieren om daar een rol in te spelen. In de eerste plaats het uitvoeren van de mooiste muziek. Maar ook als programmeur voor Domestica Rotterdam, als lid van de redactie van Intrada, en ook als schrijver van een blog. Teksten over en in combinatie met muziek hebben me altijd geïnteresseerd en internet is daarvoor een mooi podium.