zondag 16 mei 2010

De Toverdrank (2)

Deze week heb ik alvast de gelegenheid aangegrepen te bekijken hoe onze enscenering van Le Vin Herbé eruit gaat zien. Er was een doorloop gepland, die, ondanks een wegens ziekte afwezige hoofdrol, op donderdag inderdaad doorging. Zonder de strijkers, anders had ik zelf moeten spelen.
Want in veel opzichten is dit een operaproductie als alle andere: in het begin van de repetitieperiode wordt gebruik gemaakt van een pianist die de instrumentale partijen tot klinken brengt. Een vak apart, waarbij ook van je verwacht wordt dat je zangpartijen meezingt als ze missen of verkeerd inzetten. Andrew Wise doet dat erg knap en met verve. Ongewoon was, dat we al een keer als instrumentaal ensemble met de zangers het werk hebben doorgespeeld, maar voor het echte werk komen wij er pas bij als de regisseurs en de dirigent grotendeels hebben bepaald wat er op het podium gaat gebeuren.

Tijdens de voorstellingen zullen we op dat podium zitten, dus we kunnen meer volgen dan vanuit een orkestbak, maar het grootste deel van de tijd ben je toch bezig met je eigen partij. Veel aandacht voor het acteerwerk zal er niet kunnen zijn. Bovendien zullen we er rekening mee moeten houden dat we voortdurend in beeld zijn en voorkomen dat we de aandacht afleiden. Ik begreep overigens dat er al lange tijd wordt nagedacht over de kleur van onze kleding. Zo belangrijk zijn we dus.

Maar, nu ik de muziek inmiddels een beetje heb leren kennen, is het verhelderend het verhaal in de ruimte te zien. Martins oorspronkelijke opzet was een oratorium, waarbij de zangers statisch op een podium staan.
Zo klonk het vorig jaar ook bij Capella Amsterdam. Maar ik zie nu wel de winst van een enscenering. Niet eens in de eerste plaats bij de solisten, die nu kunnen acteren en over gebeurtenissen zingen die zich elders op het toneel afspelen, waardoor je het verhaal niet alleen hoort maar ook ziet. Maar zeker ook bij de passages waar de zangers als ensemble zingen. Die dubbele rol van de zangers, als individu en als 'koorlid', is een van de sterke en heel bijzondere aspecten van deze muziek. In deze enscenering zijn het individuen die moeiteloos in het geheel opgaan, met een prachtige koorklank, zonder hun eigen persoonlijkheid te verliezen. De bewegingen die ze als groep maken, de positie die ze soms ver van de solisten innemen, het werkt allemaal mooi dramatisch.

Voor mij persoonlijk was het ook zinvol om de overgang naar het 3e tableau van de 1e acte te zien. Martin schrijft daar een paar maten cello-solo, zonder begeleiding. Technisch gezien is het een 12-toonsreeks, die prachtig lyrisch opbloeit uit een lage Cis, bijna de laagste noot op een cello. Die Cis was overgebleven uit het vorige tableau, waarin wij de golvende zee laten horen, waarop de boot met Tristan en Iseut vaart. Golven met een voorkeur voor de toon d. Iseut heeft vergeefs geprobeerd zich in die golven te storten, ongelukkig met haar toekomstig lot als koningin van een vreemd land.
Vandaaruit zakken we dus een halve toon naar het derde tableau, waarin de boot stil is komen te liggen, bij een eiland, want het waait niet meer. De meesten verlaten het schip. Tristan blijft achter met Iseut. En een meisje wat hen, per ongeluk, de toverdrank laat drinken, met alle fatale gevolgen van dien.
En wat is dan de emotionele lading van zo'n cellosolo?
Het perspectief verandert, de beweging wordt stilgezet, misschien is er al een voorgevoel van naderend onheil, er wordt ingezoomd op de twee protagonisten. Of is het de brandende zon die hun dorst veroorzaakt?
Ik heb nu gezien wat ervoor en erna gebeurt, maar moet nog eens goed nadenken hoe ik dat kan verbinden. Of gewoon die noten mooi spelen?
We zullen het in het repetitieproces meenemen.    

Geen opmerkingen:

Een reactie posten