Muziek en dans.
Ze zijn nauw met elkaar verbonden.
Zelfs de meest zware symfonieën bevatten meestal wel wat dansmuziek.
Maar niet elke componist zwiert even meeslepend over de dansvloer.
En dat zal niet altijd terug te voeren zijn op hun danscapaciteiten.
Mahler moet een wat onregelmatige manier van lopen hebben gehad en Bruckner was waarschijnlijk te verlegen om zich op die manier fysiek te uiten, maar beiden hebben toch menige Oostenrijkse volksdans in hun symfonieën verwerkt.
Waar niemand bij stil kan blijven zitten is zeker Dvorák.
Natuurlijk de Slavische Dansen, die we bij het orkest veel te zelden spelen, maar ook middendelen uit zijn symfonieën. En in die categorie komt deze week de mooiste, meest gevoelige, misschien ook wel minst vrolijke langs, mijn favoriet: het scherzo uit de Zevende:
Een Venezolaan uit de kweekvijver van Abreu, dus hij zal het ritme wel in zijn lijf hebben.
We hebben hem al eens meegemaakt als invaller voor Yannick bij een concert in Sint Petersburg, maar dit wordt zijn debuut in Rotterdam. Reden om er bij te zijn.
Maar er wordt komende week ook in de Laurenskerk gedanst.
We zijn met Domestica inmiddels bij de derde aflevering van onze serie Lof&Lust in de Laurens aangeland.
Naast het Jaargetijde van Vivaldi, in dit geval natuurlijk de winter, spelen we ook steeds een Orkestsuite van Bach. Vanuit de theorie dat van die suites eerdere versies moeten hebben bestaan voor een kleinere bezetting, maakt onze klavecinist nieuwe arrangementen voor strijkers en basso continuo. De Tweede suite, met de overbekende badinerie, zal het bij ons zonder fluit moeten doen:
Bovendien krijgt men er een danser bij.
Of moet ik zeggen: bewegingskunstenaar.
Piet Rogie vertelt met zijn lichaam een heel verhaal, een triest verhaal, over een moderne Orpheus, die zijn geliefde niet van de dood heeft kunnen redden.
En wij spelen daarbij de muziek. Ook van Vivaldi en zoon Philipp Emanuel Bach, maar de dansmuziek komt van Johann Sebastian. Of waren de delen uit de Orkestsuites niet bedoeld om op te dansen?
Wim Faas heeft een aardig boek geschreven onder de titel Dansen met Bach, waarin hij onder meer de vraag op tafel legt of Bach wel kon dansen.
Daar zijn geen gegevens over.
Maar wat weten we eigenlijk wel van Bach?
Niet zo heel veel.
Hij had wel contacten met een aantal dansmeesters, zoals de eigenaar van hun huis in Weimar, Adam Imanuel Weldig, die niet alleen aan het hof als mannensopraan werkzaam was, maar ook de pages dansles gaf. En op het gymnasium waar hij in Lüneburg lessen volgde was Thomas de la Selle, ooit dansleerling van de grote Lully in Versailles, regelmatig las leraar te gast.
Of hij het zelf kon is ook niet zo belangrijk, hij heeft de mooiste Sarabandes, Gigues, Allemandes en Bourrées geschreven die je je maar kunt voorstellen.
En waar je in een kerk mooi op kunt dansen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten