dinsdag 9 februari 2010

Zelfportret

Ik weet niet zeker of we de Mozart in Heldenleben al voldoende ontdekt hebben. Vast niet. Die partituur is zo vol details dat elke keer weer nieuwe motieven en tegenstemmen opduiken. En Strauss staat bekend als een van de belangrijkste voorvechters uit zijn tijd van de muziek van het wonderkind uit Salzburg. Alleen in zijn tijd gold Beethoven als de grote held, en niet alleen voor de muziekwereld. Niet voor niets noemt Strauss Ein Heldenleben 'mijn Eroica' en kiest hij dezelfde heroische toonsoort Es groot. Maar een direct citaat heb ik nog niet gevonden. Dat ken ik alleen uit zijn Metamorphosen, dat hij pas een halve eeuw en twee wereldoorlogen later schrijft. Maar misschien staat Mozart wel voor een zeker lichtheid, elegantie en een talent om menselijke karakters in muziek te vertalen.
En dan bedoel ik niet de held, want hoewel gedacht wordt dat Strauss zichzelf daarmee portretteert, klinkt het meer als een idee, zonder connectie met een persoon.
Ik bedoel ook niet de 'tegenstanders', waar Strauss zijn critici ten tonele voert, met veel sarcasme. Hoe lelijk kun je houtblazers laten spelen? Hij laat de hobo zelfs 'schnarren'. De twee tuba's met hun eigenwijze kwinten, als twee oude heren die het allemaal maar niets vinden. Dat werkt vooral komisch als ze tegen het einde van het stuk, na een hoop gedoe, weer terug komen. Gevoel voor humor kan Strauss niet ontzegd worden.
Nee, ik bedoel vooral de manier waarop hij de 'vrouw van de held' portretteert. Dat moet zeker gebaseerd zijn op echtgenote Pauline, een nogal temperamentvolle sopraan, waar hij vaak heftige woordenwisselingen mee had, maar waarmee hij de rest van zijn leven zou delen. In de gedaante van een gigantische, aartslastige vioolsolo komt een heel scala aan emoties, reacties en manipulaties voorbij: heuchlerisch schmachtend, lustig, leichtfertig, übermütig, liebenswürdig, zornig, zart und liebevoll. Je hebt hier een goede acteur voor nodig als concertmeester. En Igor Grupmann groeit hoorbaar in zijn rol.
Een andere belangrijke solopartij zit in de hoorn. Vooral de laatste bladzijden daarvan zijn zo prachtig geschreven dat ik steeds meer het gevoel heb dat Strauss zich daarin zelf portretteert. Die klank is hem, als zoon van een groot hoornist, tenslotte met de paplepel ingegoten.

Dat hij het orkest, en de musici goed kende, niet alleen via zijn vader maar later ook als dirigent, blijkt in al zijn partituren, maar zeker ook in deze. Bij de vertoning van Des Helden Friedenswerke, wat je je daar ook bij zou kunnen voorstellen, put hij uit thema's van eerdere werken, als Don Quixote, Don Juan en Tod und Verklärung. Voor ons een soort 'herkent u deze melodie?'. Ook in de manier waarop hij vaak solopassages toebedeelt aan strijkers die niet aan de eerste lessenaars zitten herken je de vakman en liefhebber, want hij hield enorm van het orkest en haar klankmogelijkheden. Ik zie hem al voor me, achter zijn schrijftafel, waar hij vanuit een eerste versie de partituur instrumenteert, in zijn prachtige handschrift, genietend van zijn eigen vondsten.

Na vier concerten, in steeds verschillende zalen en verschillende akoestieken, hebben we het stuk weer goed leren kennen. Een van de kwaliteiten van Yannick is, hoe effectief hij die ervaringen weer gebruikt bij volgende uitvoeringen. Dat betekent niet automatisch dat elke volgend concert beter is, maar een interpretatie rijpt wel, en je bent gewaarschuwd voor de risico's die je loopt. In de nieuwe akoestiek van de Doelen is het klankbeeld op het podium veel doorzichtiger geworden, wat wel praktisch is met al die door elkaar krioelende stemmen. Het Amsterdamse Concertgebouw nodigt weer veel meer uit tot zacht spelen en je klank laten mengen met die van de rest van het orkest, wat ook essentieel is in de stijl van Strauss. Hij heeft zelf ook vaak in Amsterdam gedirigeerd en deze partituur opgedragen aan het Concertgebouworkest en dirigent Willem Mengelberg. Er bestaat een live-opname van die combinatie, uit de jaren veertig. Beroemder nog is de studio-opname die Mengelberg in New York maakte. Het zou interessant zijn beiden te beluisteren en vergelijken, voordat we zelf in het Lincoln Center zitten. Mocht ik daar de tijd voor vinden, dan doe ik hiervan verslag.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten