donderdag 31 augustus 2023

Platenkast 4. Schumann

 Kiezen uit je mooiste lp's, hoe doe je dat? Het begin van deze serie was vanzelfsprekend. Goulds Goldbergvariaties heeft nu eenmaal een bijzondere positie die ik ook genoemd had in het interview in Intrada, waar dit allemaal begon. De Tweede Mahler als vervolg had direct te maken met de concerten bij het Philhamonisch. Bij de kennismaking met Mahlers symfonieën was de platenspeler voor mij destijds onmisbaar. Inmiddels heb ik dat repertoire al zo vaak en met zoveel dirigenten uitgevoerd en staan alle partituren in mijn kast dat er minder reden is om te luisteren. Toch was de ervaring interessant.

Ook de vorige aflevering had met orkestconcerten in Rotterdam te maken, hoewel het daarna nog een paar maanden duurde voordat ik een verhaal over de Vijfde van Beethoven en Karajan formuleerde. Twee iconen. En eigenlijk komt er dan teveel naar boven en moet je je vooral beperken om een leesbaar stukje te maken. Over de image, de marketing van deze dirigent en dat repertoire bijvoorbeeld. Hij had toch een soort monopolie, wekte vertrouwen en ontzag. Maar wàt maakte hem nou zo goed? Of was hij misschien niet zo goed als wij dachten? Als andere platen van hem aan bod komen hoop ik daar wel iets dieper in te duiken. Nu merkte ik dat ik vooral aansloeg op het uiterlijk van de platenhoes, de foto van Lauterwasser. Het logo van DGG, daar moeten we het ook nog een keer over hebben. Voor de afwisseling voel ik nu een behoefte aan kostbare kleinigheden, juweeltjes, die zeker zo belangrijk voor mij waren. Een eenvoudig lied van Schumann: Der Nussbaum.

Een kort nummer dat opviel, bleef hangen, me diep raakte binnen het brede repertoire op vijf langspeelplaten, een box met als titel Les Introuvables d'Elisabeth Schwarzkopf. EMI had er een hele serie van, waarvan ik later ook nog de 'onvindbare' kostbaarheden van Verdi en, dan inmiddels op cd, Wagners Ring kocht. Het was in een tijd dat je nog kon zoeken naar bijzondere opnames, voordat Youtube ermee vol stond. Schwarzkopf zal toen toch ruim vertegenwoordigd zijn geweest op de platenmarkt maar blijkbaar niet met deze uitvoeringen. Als echtgenote van een van de beroemdste en meest actieve opnameleiders, Walter Legge, had ze het voor het uitkiezen.

Een van hun grootste successen was Der Rosenkavalier met Karajan in 1956 in Londen, waar ze de Marschallin zong. In deze box kun je horen hoe ze, ook met Karajan, al in 1947 in Wenen een scene uit dezelfde opera, maar dan als Sophie, zingt. Heerlijk en waarschijnlijk nog steeds niet bij velen bekend: 

Maar voordat we al te veel uitweiden over al het andere moois, het is Der Nussbaum die me is bijgebleven. En waarom dan eigenlijk? De kracht van Schumann als liedcomponist? Dichterliebe is voor mij een van de grote meesterwerken uit de Duitse romantiek, maar daar draagt de tekst van Heine volop aan bij. En daar vormen de liederen een verhalend geheel. De Myrthen opus 25 zijn meer een bos bloemen en geschreven door Robert voor zijn Clara als huwelijkscadeau. 26 liederen, zoveel als de letters van het alfabeth en als het derde lied dan staat voor de C van Clara dan maakt dat Der Nussbaum nog extra dierbaar.

Julius Mosen, was geen dichter van het niveau Heine maar dat heeft voor een componist ook zo zijn voordelen. Of zoals ik toevallig vorige week bij Thomas Mann las: 'Ich habe oft sagen hören, ein Gedicht dürfte nicht zu gut sein, um ein gutes Lied abzugeben. Die Musik sei viel besser daran bei der Aufgabe, das Mässige zu vergolden. So glänzt virtuose Schauspielkunst am hellsten in schlechten Stücken.' (Doktor Faustus, hoofdstuk XXVII). Ik weet niet of de vergelijking helemaal opgaat. En ik snap Schumanns keuze helemaal als ik lees over de bloesems, die naar elkaar fluisteren over een meisje en een bruidegom over een jaar. De zorgeloze tedere melodie als van een volkslied zingt Schwarzkopf met alle aandacht voor detail. Tekstbehandeling tot kunst verheven. 'Zart' en 'zierlich' worden in de klank vertaald en het fluisteren bewaard voor het slot van het lied. Een enkele volgorde en zelfs een woord is veranderd. Maar, met alle waardering voor haar, is het vooral de pianist die me meeneemt. Vanaf de eerste maten, die eigenlijk een nazin vormen, die eindeloos herhaald gaat worden. Gerald Moore was in zijn tijd misschien wel de ideale liedbegeleider, had terecht een enorme reputatie. Hij speelt dienend, eenvoud in de hoogste graad, maar vertelt misschien nog wel meer het verhaal van de componist dan de sopraan. Ik kom niet achter zijn geheim, maar dat is misschien ook wel het mooiste. Een vergelijking met een latere opname van haar met Geoffrey Parsons werkt misschien verhelderend?
Wat meteen opvalt is het langzamere tempo. Raadselachtig, moeilijk te rijmen met het Allegretto in de partituur. Dat kan de invloed van de pianist zijn, maar misschien ook het ontbreken van Legge aan Schwarzkopfs zijde. Hoewel ik er lang niet meer naar geluisterd heb zijn mijn oren teveel gewend aan mijn favoriet. Tegelijk voel ik de behoefte om weer vaker het liedrepertoire tot me te nemen. Het hoeft niet altijd veel tijd te kosten en kan zo bevredigend zijn. Schumann natuurlijk, maar ook Schubert, Brahms, Wolf. Misschien zelfs Beethoven. Niet de eerste om aan te denken, maar wel het eerste nummer op de plaatkant voordat deze Schumann klonk. En ik kan me niet voorstellen dat ik die vaak heb overgeslagen. Met een tekst van Goethe. Over grote dichters gesproken.... Wonne der Wehmut: 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten